Menu

Filter by
content
PONT Data&Privacy

0

ECLI:NL:CBB:2023:112

2 March 2023

Case law - Rulings

Excerpt

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 22/175

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2023 in de zaak tussen

[naam] V.O.F., te [woonplaats] , appellante,

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: J.H. Verheul-Verkaik).

Procesverloop

Appellante heeft op 28 maart 2021 een bezwaarschrift ingediend bij verweerder.

Op 18 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2022. Appellante is zonder bericht niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Aanleiding voor deze procedure

2. Appellante teelt fritesaardappelen. Uit haar correspondentie met verweerder en met het College leidt het College af dat appellante in aanmerking wilde komen voor een tegemoetkoming in de schade die zij heeft geleden door de maatregelen die zijn genomen om de verdere verspreiding van COVID-19 te voorkomen. Deze tegemoetkoming zou in het geval van appellante zijn geregeld in de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 (TLTO).

Standpunt van appellante

3. Appellante voert aan dat zij veel inkomsten is misgelopen doordat zij haar aardappelen niet kon afzetten aan de fritesfabriek. Appellante stelt dat zij in de correspondentie aan verweerder duidelijk heeft gemaakt wat zij wenst te bereiken en dat zij graag wil dat hier serieus naar wordt gekeken.

Standpunt van verweerder

4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat hij niet kan vaststellen tegen welk besluit appellante bezwaar wilde maken. In haar bezwaarschrift heeft appellante bezwaar gemaakt tegen ‘een besluit van 16 maart 2021 met het kenmerk 4270003694633’. Verweerder heeft zijn volledige administratie doorzocht, maar dat besluit niet aangetroffen. Verweerder heeft ook geen ander besluit aangetroffen waar het bezwaar zich mogelijk tegen richt. Volgens verweerder heeft appellante nooit een aanvraag voor een tegemoetkoming ingediend.

Beoordeling door het College

5. Het College is van oordeel dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het College is als volgt tot dit oordeel gekomen.

6. Een bezwaarschrift moet een omschrijving bevatten van het besluit waartegen het is gericht.n

Artikel 6:5, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Als niet aan die eis is voldaan, kan het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard. In dat geval moet de indiener wel eerst een herstelmogelijkheid hebben gehad.n

Artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb.

7. In dit geval bevat het bezwaarschrift geen omschrijving van het besluit waartegen het is gericht. In het dossier bevindt zich geen aanvraag op grond van de TLTO of een andere tegemoetkoming. Op 30 november 2020 heeft verweerder wel een stuk van appellante ontvangen, maar dat kan niet worden aangemerkt als een aanvraag voor een tegemoetkoming. Dit stuk is namelijk buiten de aanvraagperiode voor de TLTO ingediend, welke tot 18 juni 2020 liep. In het dossier bevindt zich ook geen besluit dat verweerder naar aanleiding van een aanvraag heeft genomen. Verweerder heeft in zijn eigen administratie ook geen dergelijk besluit aangetroffen.

8. Op 29 september 2021 heeft verweerder appellante gevraagd om een kopie van het besluit op te sturen, omdat uit het bezwaarschrift niet blijkt dat zij bezwaar maakt tegen een besluit dat bij verweerder bekend is. Daarmee heeft appellante een herstelmogelijkheid gekregen. Zij heeft daar niet op gereageerd. Op de brief van het College van 19 mei 2022 met het verzoek om een kopie van het besluit van 16 maart 2021 op te sturen, heeft appellante gereageerd met de mededeling dat zij al veel gegevens heeft aangeleverd, met een duidelijke onderbouwing. Appellante heeft geen kopie van een besluit van 16 maart 2021 (of van een ander besluit) waartegen het bezwaar gericht was, overgelegd. Verweerder heeft ook zelf gezocht op het kenmerk dat appellante noemt in het bezwaarschrift (4270003694633), maar dit kenmerk heeft betrekking op een besluit van 11 december 2009, waarbij de aanvraag voor ‘Subsidie voor de suikersector, openstelling Investeringen door suikerbietentelers’, is afgewezen. Het nummer kan dus niet worden gekoppeld aan een aanvraag op grond van de TLTO. Het blijft dus onduidelijk tegen welk besluit het bezwaar van 28 maart 2021 zich richt.

9. Het College komt tot de conclusie dat appellante niet inzichtelijk heeft gemaakt dat haar bezwaar zich richt tegen een door verweerder genomen besluit. Van de door verweerder geboden herstelmogelijkheid heeft zij geen gebruik gemaakt. Ook heeft appellante geen besluit overgelegd in reactie op de brief van het College. Verweerder heeft het bezwaar van appellante daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.

10. Het beroep is ongegrond.

11. Er bestaat geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van appellante.


Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Pavićević, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2023.

w.g. T. Pavićević w.g. A.M. Slierendrecht

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 6:5

1. Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht;

d. de gronden van het bezwaar of beroep.

2. Bij het beroepschrift wordt zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft, overgelegd.

3. Indien het bezwaar- of beroepschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het bezwaar of beroep noodzakelijk is, dient de indiener zorg te dragen voor een vertaling.

Artikel 6:6

Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:

a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of

b. het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15,

mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

Share article