Menu

Filter op
content
PONT Data&Privacy

0

ECLI:NL:RBGEL:2023:562

3 februari 2023

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Zutphen

Parketnummers: 05/074496-21 en 05/113739-21 (gev. ttz)

Datum uitspraak : 30 januari 2023

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres] in [woonplaats] .

Raadsman: mr. R.B.M. Poppelaars, advocaat in Breda.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1a. De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

Ten aanzien van parketnummer 05/074496-21:

hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 november 2019 tot en met 11 januari 2020 te Wijchen, Barneveld, Nijmegen, Ede, Maastricht en/of Chaudfonaine, in elk in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,

een voorwerp, te weten één of meerdere geldbedragen, te weten:

(Zaak 1, aangever [aangever1] )

- Zesentwintig (26) keer 50 euro

- 7 euro,

- 3,90 euro

- 8,50 euro,

- 197,01 euro,

- 8,50 euro en/of

- twee (2) keer 147,47 euro,

(Zaak 2, aangever [aangever2] )

- 900 euro,

- twee (2) keer 2000 euro,

- 100 euro en/of

- 9751 euro,

(Zaak 3, aangever [aangever3] )

- 9272 euro,

- 900 euro,

- twee (2) keer 2000, euro en/of

- 100 euro,

(Zaak 4, aangever [aangever4] )

- 9900 euro,

- 750 euro,

- twee (2) keer 2000 euro en/of

- 250 euro,

(Zaak 5, aangever [aangever5] )

- 2430,05 euro en/of

- 2611,03 euro

(Zaak 6, [aangever6] )

- 900 euro,

- twee (2) keer 2000 euro en/of

- 100 euro

heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

Ten aanzien van parketnummer 05/113739-21:

1.

hij op of omstreeks 28 mei 2020 te Wijchen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [pleeglocatie] in Wijchen) een hoeveelheid van ongeveer 331 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.

hij in of omstreeks 08-04-2020 t/m 28-05-2020 te Wijchen een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Liander N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van verbreking (door het verbreken/forceren van

verzegeling van de meterkast en/of het 'buiten de meter om' aanbrengen van een

stroomaansluiting);

3.

hij op of omstreeks 16 oktober 2019 te Wijchen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een voorwerp, te weten een geldbedrag (in totaal ongeveer €4310), heeft verworven en/of voorhanden heeft, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;

1b. Persoon van verdachte

Door documenten te overleggen bij de gemeente Renkum heeft verdachte zijn naam en geboortedatum gewijzigd met terugwerkende kracht tot 14 oktober 2005. Verdachte heeft zijn naam en geboortedatum gewijzigd van [alias verdachte] , geboren [gebortedatum2] naar [verdachte] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] .

Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij dezelfde persoon is als aangeduid met zowel de nieuwe naam en geboortedatum als de oude.

1c. Vrijspraak

Ten aanzien van parketnummer 05/074496-21:

Door de raadsman van verdachte heeft ten aanzien van de zaken 1 en 5 verweer gevoerd en vrijspraak bepleit.

De officier van justitie heeft tot een bewezenverklaring gerequireerd van de zaken 1 en 5.

De rechtbank overweegt voor wat betreft zaak 1 als volgt.

Aangeefster heeft verklaard dat zij op 9 januari 2020 via Markplaats had gereageerd op een advertentie. Voor wat betreft de betaling had de verkoper naar aangeefster uiteindelijk een IBAN rekeningnummer gestuurd, te weten [bankrek.nr verd.] op naam van
[alias verdachte] .

Zoals afgesproken met de verkoper had aangeefster de verzendkosten overgemaakt, waarna de tenlastegelegde geldbedragen van haar bankrekening zijn afgeschreven.

Verdachte heeft ontkend dat hij enig aandeel heeft gehad ten aanzien van de afgeschreven geldbedragen van de bankrekening van aangeefster. Daarbij heeft verdachte verklaard dat hij ten tijde van het feit niet over zijn bankrekening, welke op zijn naam stond, beschikte. Zijn bankpasje was namelijk gestolen en zijn rekening zou door anderen zijn gebruikt.

De rechtbank zal verdachte van zaak 1 vrijspreken. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de tenlastegelegde handelingen heeft gepleegd, noch dat hij over het door aangeefster overgemaakte bedrag heeft beschikt.

Ten aanzien van zaak 5 overweegt de rechtbank het volgende.

Aangever [aangever5] heeft verklaard dat hij op 8 januari 2020 via WhatsApp werd verzocht om meerdere geldbedragen over te maken. De persoon waar aangever contact mee had, deed zich voor als de dochter van aangever. De totale schade bedroeg € 18.621,70.

Uit onderzoek is naar voren gekomen dat, onder andere, bedragen zijn overgemaakt op de bankrekening van verdachte en zijn vriendin.

Verdachte heeft hierover verklaard dat hij omstreeks 8 januari 2020 zijn bankrekening en bankpas aan zijn contactpersoon ter beschikking heeft gesteld, maar verder nergens vanaf weet.

De rechtbank is van oordeel dat er via de bankrekening van verdachte geld is doorgesluisd naar een persoon die uiteindelijk de beschikking heeft gekregen over de geldbedragen van aangever. Hierdoor is sprake van witwassen. Uit het dossier is echter naar voren gekomen dat het doorsluizen van de geldbedragen door een ander is gedaan dan verdachte. Verdachte heeft enkel zijn bankrekening en bankpas ter beschikking gesteld. Dat is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van plegen of medeplegen te komen.

Om die reden zal verdachte ook van zaak 5 worden vrijgesproken.

1d. Voorvragen

Door de verdediging is bepleit dat de gewijzigde tenlastelegging met parketnummer 05/074496-21 partieel nietig dient te worden verklaard. De aan die tenlastelegging toegevoegde “medeplegen” is naar het oordeel van de verdediging onvoldoende feitelijk. De rechtbank begrijpt dat de steller van de tenlastelegging met de toevoeging van het woord “medeplegen” beoogt om de handelingen die in die tenlastelegging zijn opgenomen te kwalificeren als medeplegen. De tenlastelegging als geheel is daarmee voldoende feitelijk. Het verweer wordt daarom gepasseerd. De tenlastelegging is geldig.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/074496-21 n

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, Basisteam Tweestromenland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2020596006, gesloten op 18 maart 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

:

Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.

Bewijsmiddelen:

Zaak 2

- het proces-verbaal van aangifte van [aangever2] , p. 107 e.v.;

- het proces-verbaal van bevindingen, p. 116 e.v.;

- het proces-verbaal van bevindingen, p. 123 e.v.;

- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 432 e.v.;

Zaak 3

- het proces-verbaal van aangifte van [aangever3] , p. 139 e.v.;

- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 143 e.v.;

- het proces-verbaal van bevindingen, p. 246 e.v.;

- het proces-verbaal van bevindingen, p. 249 e.v.;

- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 457 e.v.;

Zaak 4

- het proces-verbaal van aangifte van [aangever4] , p. 203 e.v.;

- het proces-verbaal van bevindingen, p. 220 e.v.;

- het proces-verbaal van bevindingen, p. 228 e.v.;

- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 460 e.v.;

Zaak 6

- het proces-verbaal van aangifte van [aangever6] , p. 383 e.v.;

- het proces-verbaal van bevindingen, p. 391 e.v.;

- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 473 e.v.

De rechtbank overweeg nog het volgende.

Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte op verzoek van zijn contactpersoon meermalen (grote) geldbedragen van de rekeningen van bovengenoemde aangevers heeft gepind dan wel goederen in een winkel heeft afgerekend.

De vraag die voorligt of verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat deze geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig waren. De rechtbank acht dit voldoende bewezen. Verdachte kreeg namelijk bankpassen overgedragen op plaatsen afgesproken via Telegram. Dit was over het algemeen op een parkeerplaats. Daarnaast waren de bankpassen vaak doorgeknipt en weer aan elkaar geplakt. Verdachte kreeg de opdracht waar en met welke passen hij wat moest pinnen. Het kwam voor dat verdachte de opdracht kreeg om avonds laat en zelfs ’s nachts geldbedragen te pinnen. Dat verdachte zijn contactpersoon vertrouwde, en dacht dat die persoon handelde op verzoek van de pashouders, acht de rechtbank, in het licht van de hiervoor genoemde omstandigheden, ongeloofwaardig.

De rechtbank is van oordeel dat verdachte zijn vraagtekens had moeten plaatsen bij het pinnen van de geldbedragen en aldus redelijkerwijs moest vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig was.

Vervolgens heeft verdachte de geldbedragen en goederen – volgens afspraak met zijn contactpersoon – overgedragen op een via Telegram afgesproken tijd en plaats. De geldbedragen werden opgehaald door iemand anders dan de contactpersoon. Hierdoor heeft verdachte de geldbedragen voorhanden gehad en overgedragen.

De rechtbank is hierdoor van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, samen met anderen.

Ten aanzien van parketnummer 05/113739-21 n

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, Basisteam Tweestromenland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2020342533, gesloten op 24 december 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

:

Feiten 1 en 2

Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.

Bewijsmiddelen:

- het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 60 e.v.;

- het proces-verbaal van aangifte van [aangever7] namens het slachtoffer Liander N.V., p. 96 e.v. inclusief bijlagen;

- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 januari 2023.

Feit 3

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft bepleit dat tot vrijspraak. Verdachte heeft dit feit ontkend, omdat hij zichzelf niet herkend op de camerabeelden. Met de herkenning door verbalisant moet kritisch worden omgegaan. Er is voldoende twijfel omtrent de herkenning van de verbalisant, om niet tot een bewezenverklaring te komen.

Beoordeling door de rechtbank

Aangever [aangever8] heeft verklaard dat hij op 15 oktober 2019 op zijn mobiele telefoon een sms-bericht ontving dat zijn betaalpas was verouderd en op 16 oktober 2019 zou komen te vervallen. Om blokkade te voorkomen kon hij via een link gratis een nieuwe betaalpas aanvragen. Aangever heeft de gevraagde gegevens ingevuld, zijn betaalpas in de breedte doorgeknipt en naar een adres opgestuurd. Op 17 oktober 2019 werd aangever gebeld door de Rabobank, fraudeafdeling, dat er geprobeerd was een bedrag van € 40.000,00 van zijn rekening af te schrijven. Eerst was het restant van € 800,00 gepind dat aangever in de min kon staan. Vervolgens was een verzoek ingediend om tot een bedrag van € 40.000,00 in de min te mogen staan. Dit was opgevallen en men vond het een vreemde transactie. Gelijk is de betaalpas geblokkeerd. Na het opsturen van de betaalpas door aangever bleken er diverse geldbedragen te zijn gepind voor een totaal bedrag van € 4,310,00. Op 16 oktober 2019 om 23.13 uur werd een bedrag van € 720,00 euro gepind. Om 23.25 uur een bedrag van € 790,00 en om 23.28 uur een bedrag van € 800,00. De locatie weet aangever niet. Het vierde bedrag van € 2000,00 werd om 23.22 uur gepind bij een pinautomaat in Arnhem, genaamd Rijk van Nijmegen.n

Het proces-verbaal van aangifte van M.A.C. [aangever8] , p. 23 en 24.

Uit het proces-verbaal van bevindingen, beschrijving van de camerabeelden van de Rabobank van 16 oktober 2019, komt onder naar voren dat om 23:14:15 uur een persoon met het volgende signalement in beeld komt:

“- smal postuur

- smal gezicht

- draagt een donkerblauwe jas voorzien van blauwe ruitjes

- draagt een donkerkleurige trui met de capuchon over zijn hoofd

- draagt een donker kleurige schouder/ nektasje

- heeft een sigaret vast in zijn linkerhand

- heeft donkere wenkbrauwen

- heeft een blank uiterlijk

- heeft een donkerkleurige korte snor en baard”

Het bankpasje wordt uit de pinautomaat getrokken en volgens het systeem is een bedrag van

€ 720,00 gepind.

Om 23:23:10 uur ging een hand voor de camera en vervolgens van de camera weg. Het was dezelfde persoon. De persoon keek in de camera en liep weg. Volgens het systeem was een bedrag van € 2000,00 gepind.

Om 23:35:48 uur was wederom een hand voor de camera te zien. Volgens het systeem was een bedrag van € 790,00 gepind.

Om 23:29:29 uur werd een hand voor de camera gezien en ging de hand van de camera af. Het ging om dezelfde persoon. Een zwartkleurige telefoon wordt voor de camera gehouden in de rechterhand. De telefoon werd weggehaald, van de camera, en er werd gezien dat hij briefjes van € 50,00 vasthoudt. Volgens het systeem is een bedrag van € 800,00 gepind.n

Het proces-verbaal van bevindingen, p. 49.

Van de persoon op de voormelde beelden zijn foto’s gemaakt. Verbalisant Janssen heeft aangegeven dat hij verdachte ambtshalve herkende op de foto’s. Hij herkende verdachte aan het totaalbeeld van zijn kenmerken namelijk: zijn baard, zijn grote opvallende neus en hangende ogen. Daarnaast zag de verbalisant dat verdachte op de foto’s dezelfde jas draagt als in de zaak 4 met parketnummer 05/074496-21. De verbalisant kent verdachte vanuit zijn werkzaamheden als rechercheur bij het cybercrimeteam Limburg.n

Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 55.

De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen van een verbalisant en de bewijskracht daarvan.

Bij de beoordeling van het bewijs is echter van doorslaggevend belang of de herkenning voldoende betrouwbaar is om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen.

Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van (camera)afbeeldingen is onder meer van belang in hoeverre op deze afbeeldingen voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn.

Of hiervan sprake is hangt af van de kwaliteit van de afbeeldingen en de mate van zichtbaarheid van persoonskenmerken op die afbeeldingen. Daarnaast is ook van belang onder welke omstandigheden en met welke frequentie de waarnemer de door hem herkende persoon eerder heeft gezien.

Bij de rechtbank bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan het proces-verbaal van herkenning van de verbalisant. Op basis van de foto’s van de camerabeelden heeft de verbalisant verklaard verdachte te herkennen. Ook meent de rechtbank dat de foto’s van de camerabeelden van goede kwaliteit zijn om tot een herkenning te kunnen komen. Daar komt bij dat de verbalisant vanuit zijn werkzaamheden als rechercheur, verdachte kende. Zo heeft de verbalisant op basis van specifieke persoonskenmerken kunnen vaststellen dat het om verdachte ging. Ten slotte wordt de jas die verdachte op deze foto’s draagt, herkend als dezelfde jas bij zaak 4 met parketnummer 05/074496-21. In die zaak was sprake van dezelfde modus operandi.

Op basis van de camerabeelden en de herkenning van de verbalisant stelt de rechtbank vast, dat het verdachte is geweest, die de geldbedragen heeft gepind.

Verdachte heeft de geldbedragen op verzoek van zijn contactpersoon gepind. Hiermee heeft hij zich schuldig gemaakt aan witwassen. Verdachte heeft de geldbedragen namelijk voorhanden gehad en overgedragen.

De rechtbank acht het tenlastegelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

Ten aanzien van parketnummer 05/074496-21:

hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 november 2019 tot en met 11 januari 2020

te Wijchen, Barneveld, Nijmegen, Ede, Maastricht en/of Chaudfonaine, in elk in Nederland en/of België,

tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,

een voorwerp, te weten één of meerdere geldbedragen, te weten:

(Zaak 1, aangever [aangever1] )

- Zesentwintig (26) keer 50 euro

- 7 euro,

- 3,90 euro

- 8,50 euro,

- 197,01 euro,

- 8,50 euro en/of

- twee (2) keer 147,47 euro,

(Zaak 2, aangever [aangever2] )

- 900 euro,

- twee (2) keer 2000 euro,

- 100 euro en/of

- 9751 euro,

(Zaak 3, aangever [aangever3] )

- 9272 euro,

- 900 euro,

- twee (2) keer 2000, euro en/of

- 100 euro,

(Zaak 4, aangever [aangever4] )

- 9900 euro,

- 750 euro,

- twee (2) keer 2000 euro en/of

- 250 euro,

(Zaak 5, aangever [aangever5] )

- 2430,05 euro en/of

- 2611,03 euro

(Zaak 6, [aangever6] )

- 900 euro,

- twee (2) keer 2000 euro en/of

- 100 euro

heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,

terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;

Ten aanzien van parketnummer 05/113739-21:

1.

hij op of omstreeks 28 mei 2020 te Wijchen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [pleeglocatie] in Wijchen) een hoeveelheid van ongeveer 331 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.

hij in of omstreeks 08-04-2020 t/m 28-05-2020 te Wijchen een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Liander N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van verbreking (door het verbreken/forceren van

verzegeling van de meterkast en/of het 'buiten de meter om' aanbrengen van een

stroomaansluiting)

3.

hij op of omstreeks 16 oktober 2019 te Wijchen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een voorwerp, te weten een geldbedrag (in totaal ongeveer € 4310), heeft verworven en/of voorhanden heeft, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van parketnummer 05/074496-21:

Medeplegen van witwassen

Ten aanzien van parketnummer 05/113739-21:

Ten aanzien van feit 1:

opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod

Ten aanzien van feit 2:

Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking

Ten aanzien van feit 3:

Medeplegen van witwassen.

De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 weken.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft bepleit dat rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden waar verdachte ten tijde van de delicten mee te kampen had. Hij heeft de verkeerde keuzes gemaakt. Daarbij dient rekening te worden gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Ook wil verdachte afrekenen met het verleden. Verdachte zal naar Spanje vertrekken en wordt daar opgevangen door familie. Verzocht wordt om verdachte te veroordelen tot een taakstraf, al dan niet voor langere duur.

De beoordeling door de rechtbank

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.

Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan witwassen. Door middel van internetfraude zijn meerdere mensen opgelicht door hen berichten te versturen die ogenschijnlijk van hun bank afkomstig waren. De slachtoffers werden hierdoor bewogen om hun bankgegevens te verstrekken en hun bankpas op te sturen. Hiermee stelden zij onbewust verdachte in staat om (soms grote) geldbedragen van hun rekening te pinnen.

Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen is een ernstig feit dat bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er immers toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarna de pleger van het misdrijf vrijelijk over dat geld kan beschikken.

Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het telen van hennepplanten en diefstal van stroom. Dit strafbare feit veroorzaakt schade en overlast aan de maatschappij. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade aan de gezondheid en hennepkwekerijen dragen in algemene zin bij aan verschillende vormen van criminaliteit. Voorts levert een kwekerij waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net en waarbij de elektrische installatie ondeskundig is aangelegd, (brand)gevaar op voor de omgeving. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en alleen gehandeld uit financieel gewin.

Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 6 december 2022 waaruit volgt dat verdachte eerder op 21 september 2021 is veroordeeld voor een soortgelijk feit.

Uit het reclasseringsadvies van 19 december 2022 komt onder meer naar voren dat verdachte ten tijde van het delict (het feit met parketnummer 05/074496-21 in grote financiële problemen zat. Er werd hem een aanbod gedaan en hij zag op dat moment geen andere uitweg. Daarnaast voelde hij zich in de periode ook op psychisch gebied niet goed. Twee echtscheidingen en het overlijden van zijn vader hebben hun weerslag op hem gehad. Destijds kunnen zijn psychische gesteldheid, sociaal-netwerk en financiële situatie als delictgerelateerd worden gezien. Gelet op het strafblad van verdachte kan nog niet van een delictpatroon worden gesproken. Naast onderhavige zaak staan nog twee parketnummers op gedagvaard. Momenteel heeft verdachte geen werk, geen inkomen en geen schulden. Verdachte verblijft veelal bij een goede vriend of in zijn auto. Zijn plan is om de zitting af te wachten, de eventuele straf uit te zitten en dan te vertrekken naar het buitenland om daar te gaan werken en een nieuwe start te maken. Zowel verdachte als zijn moeder geven aan dat er geen problemen zijn op het gebied van middelen. Daarnaast geven beiden aan dat verdachte zich prima zelf kan redden en geen hulpverlening nodig heeft. Gezien bovenstaande wordt niet overgegaan tot het schrijven van een plan van aanpak en wordt afstraffen geadviseerd zonder bijzondere voorwaarden.

Gelet op het voorgaande, ziet de rechtbank, evenals de officier van justitie heeft geëist, geen andere mogelijkheid dan verdachte tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf te veroordelen. Nu de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie en rekening houdt met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, zal de onvoorwaardelijke gevangenisstraf wat lager zijn dan door de officier van justitie is geëist.

De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangever5] heeft in verband met zaak 5 met parketnummer 05/074496-21 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert
€ 18.621,70 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.

Overweging van de rechtbank

Verdachte is vrijgesproken in verband met zaak 5 met parketnummer 05/074496-21 waar de vordering van de benadeelde partij op ziet. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.

De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 57, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

De beslissing

De rechtbank:

 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot

 een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) weken;

 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [aangever5] :

 verklaart de benadeelde partij [aangever5] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M. Bögemann (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en

mr. Y. Yeniay - Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 januari 2023.

Artikel delen