Menu

Filter op
content
PONT Data&Privacy

0

ECLI:NL:RBOBR:2022:5442

15 december 2022

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Zaaknummer: C/01/377627 / EX RK 21-207

Beschikking van 12 december 2022

in de zaak van

[verzoeker sub 1] ,

en
2. [verzoeker sub 2],

beiden wonende te [woonplaats] ,

verzoekers,

hierna gezamenlijk te noemen: “de ouders [ouders] ” en afzonderlijk: ”vader “en “moeder”,

advocaat: mr. S.E.C. Veldhof te Goes,

tegen

[gedaagde] ,

handelend onder de naam [gedaagde],

te Heusden,

gedaagde partij,

hierna te noemen: “ [gedaagde] ”,

advocaat: mr. M.M.A. Janssen te Nijmegen.

De procedure

1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift met bijlagen (1 t/m 7), ingekomen op 20 december 2021,

- het verweerschrift met bijlagen (1 t/m 3), ingekomen op 9 augustus 2022,

- een brief van verzoekers met bijlagen (8 t/m 11), ingekomen op 2 september 2022,
- de mondelinge behandeling van 6 september 2022.

1.2.Ten slotte is beschikking bepaald.

De feiten

2.1.De zoon van verzoekers, geboren in 1989, heeft gedurende een periode van meerdere jaren (2005-2019) op de zorgboerderij van [gedaagde] ( [gedaagde] ) gewoond. Bij aanvang van zijn verblijf – hij is dan 16 jaar – is sprake van problemen met alcohol- en drugsgebruik, somberheid, angst en verwardheid, waardoor hij niet in staat is om naar school te gaan of te werken. In 2007 – het jaar waarin de zoon meerderjarig werd – is de diagnose Asperger vastgesteld door GGZ Helmond.

Aanvankelijk begeleidt [gedaagde] de zoon op vrijblijvende basis; vanaf mei 2008 wordt de begeleiding en zorg aan de zoon gefinancierd op basis van een persoonsgebonden budget op grond van de toenmalige AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten).

Met ingang van 1 januari 2015 vervalt de AWBZ en met ingang van 2 augustus 2015 wordt de zorg aan de zoon zorg gefinancierd op basis van de Wmo 2015. De in het kader van de Wmo 2015 verleende zorg bestaat dan uit beschermd wonen met individuele- en groepsbegeleiding, ondersteuning bij persoonlijke verzorging en 24-uursopvang (dag en nacht).

2.3.Tijdens het verblijf van de zoon bij [gedaagde] is onder meer de Stichting MEE bij de zorg betrokken geweest. Tijdens een huisbezoek van een cliëntondersteuner van MEE wordt de mogelijkheid besproken dat de problematiek van de zoon zou kunnen passen bij het foetaal alcoholsyndroom (hierna: FASn

De hersenaandoening FAS – ook wel FASD – kan optreden bij het kind als de moeder tijdens de zwangerschap overmatig alcohol heeft gebruikt; dit is ook de enige bekende oorzaak van het syndroom. FAS uit zich in ernstige aangeboren afwijkingen, zoals groeiafwijkingen, afwijkende gelaatstrekken en/of afwijkingen aan het centrale zenuwstelsel. Deze laatste afwijkingen kunnen zich uiten in psychomotore problemen, spraakproblemen, cognitieve problemen en/of ernstige gedragsproblemen. [Bron: Patiëntenfolder Kinderen, FAS-polikliniek Gelreziekenhuis, Kind & Jeugd, KIND-503.1, 4 oktober 2022].

). Deze mogelijkheid is vervolgens voorgelegd aan psychiater dr. Macor.

In aanloop naar het consult van psychiater Macor stuurt [gedaagde] hem het door haar opgesteld ‘tussentijds verslag en begeleidingsstrategie’ van 1 januari 2013. Daarin staat onder meer het volgende:

“Tijdens de zwangerschap van [de zoon] heeft moeder alcohol gebruikt.

Naast geestelijke gebreken en gedragsproblemen heeft [de zoon] lichte lichamelijke afwijkingen zoals lange vingers, lang en smal hoofd, tenger, lang en slungelig postuur, grote handen en voeten.

Er is binnen de familie sprake van autisme.

Kenmerken van FAS kunnen een rol spelen bij [de zoon].”

Psychiater Macor heeft de zoon vervolgens voor nader onderzoek doorverwezen naar de FAS-polikliniek van het Gelreziekenhuis in Zutphen. In de verwijsbrief van 12 januari 2014 schrijft hij onder meer:

“Reden voor de verwijzing is een sterk vermoeden van de diagnose foetaal alcoholsyndroom. Er is een sterk vermoeden op alcoholgebruik van zijn moeder tijdens zijn zwangerschap. Dit wordt door moeder ten stelligste ontkend. Andere familieleden bevestigen echter dit gebruik. Daarnaast zie ik gedrag wat niet geheel passend is bij het syndroom van Asperger. (…)

Qua uiterlijk zijn er gelaatskenmerken die eveneens doen denken aan het foetaal alcoholsyndroom.

Toen [de zoon] in 2005 in zorg kwam, woonde hij bij zijn ouders in een tuinhuisje en had daarin een koelkast vol bier staan en nuttigde in die tijd veel alcohol.”

2.6.In 2015 komt de zoon voor het eerst op de polikliniek van het FAS-team van het Gelreziekenhuis (GGZ-psycholoog D. Esselink en kinderarts T.S. Verhoeks). Ter voorbereiding van dit consult hebben de behandelaars van de FAS-polikliniek een vragenlijst aan de zoon toegestuurd, met vragen over zijn ontwikkeling als kind en over de problemen die hij ervaart (de “Vragenlijst volwassenen”). De vragenlijst is op 27 april 2015 met de hand ingevuld door een medewerker van [gedaagde] . De antwoorden luiden, voor zover relevant, als volgt:

Uw gegevens

Deze vragenlijst is ingevuld door: [zorg-verlener]

(…)

Vragen over uw ontwikkeling als kind

(…)

Zijn er bijzonderheden geweest tijdens de zwangerschap en geboorte? Denk bijvoorbeeld aan ziekte, complicaties, middelengebruik.

Niet bekend alleen: vader en moeder hebben vermoedelijk alcohol gebruikt voor, tijdens en na de zwangerschap.

Ja, namelijk:

Alcohol-gebruik, (…)

autisme vader

Zijn er bijzonderheden in de familiegeschiedenis?

Ja, namelijk:

Autisme, psychische labiliteit/klachten.

Er is weinig contact met ouders.

Tijdens de zwangerschap van [de zoon] heeft moeder vermoedelijk alcohol gebruikt. (…)

Er is binnen de familie sprake van autisme.

Kenmerken van FASD (…) kunnen een rol spelen bij [de zoon], daar is echter nog geen onderzoek naar gedaan”.

Met voornoemde vragenlijst is ook het ‘tussentijds verslag en begeleidingsstrategie’ van 1 januari 2015 van [gedaagde] naar het Gelreziekenhuis gestuurdn

Verder waren bijgevoegd het verslag van het psychologisch onderzoek door de GGZ Helmond van november 2007, 2 foto’s van de zoon en de verwijzing van psychiater Macor (zie 2.5.).

. Daarin staat onder meer:

“Tijdens de zwangerschap van [de zoon] heeft moeder vermoedelijk alcohol gebruikt.

(…)

Er is binnen de familie sprake van autisme.

Kenmerken van FASD (Foetaal Alcohol SynDroom) kunnen een rol spelen bij [de zoon], daar is echter nog geen onderzoek naar gedaan. (…)”

Op 23 juni 2021 schrijven de behandelaars van het Gelreziekenhuis:

“Anamnese FAS: afgenomen bij [de zoon]

{De zoon] vertelt dat naarmate hij langer op de boerderij woonde, zijn hulpverleensters ook veranderden: “voor mijn gevoel hebben ze mij gewoon echt gemanipuleerd en gehersenspoeld. Er is mij een andere realiteit voorgehouden dan de werkelijkheid was. Zij hebben mijn leven voor mij bepaald eigenlijk”.

Voordat [de zoon] 18 jaar werd, was er een gesprek met Jeugdzorg en zijn ouders. [De zoon] kreeg toen de keuze om terug te gaan naar zijn ouders, maar voorafgaand aan dit gesprek was er op hem ingepraat dat hij dat niet moest doen en dat Jeugdzorg en zijn ouders niet het beste met hem voorhadden. Reden waarom hij op -de boerderij is gebleven. [De zoon] werd compleet afhankelijk van zijn hulpverleensters en kreeg last van angsten, geeft hij zelf aan.

In 2008/2009 is Asperger bij [de zoon] vastgesteld.

In 2015 kwam hij voor het eerst bij ons op de poli voor een eerste onderzoek. Waarbij informatie door zijn hulpverleners is verstrekt die achteraf niet juist bleek te zijn. Reden waarom de diagnose van destijds nu wordt herhaald. (…)

Tot september 2019 heeft [de zoon] nog op de boerderij gewoond. [De zoon] vertelt dat de touwtjes steeds strakker werden aangetrokken, hij kreeg steeds minder vrijheden en moest nog langere dagen werken. (…) Net voor zijn 30e verjaardag kwam de ommekeer (…). [De zoon] zocht informatie op internet en realiseerde zich dat zijn hulpverleensters hem compleet afhankelijk maakten en in hun macht hadden. Samen met een vriend heeft hij contact opgenomen met de wijkagent en een rechercheur. En in het geheim heeft hij samen met een oom een plan gemaakt om stiekem de boerderij verlaten. Thuis werd hij met open armen door zijn ouders ontvangen. Na eerst tot rust te zijn gekomen, vond hij vrijwilligerswerk (…). Hij kreeg een contract voor 24 uur in de TD bij (…|) een zorginstelling en hij volgt hier nu ook een BBL opleiding voor (…). Zijn eerste examen heeft hij hier gehaald en zijn prestaties zijn goed. Sinds oktober 2020 woont [De zoon] zelfstandig in een huurwoning met wat begeleiding van het RAC. (…) [De zoon] heeft sinds 5 maanden een relatie.” (…)

“Met de nieuwe informatie die nu voorhanden is, hebben we opnieuw diagnostiek verricht naar het Foetaal Alcohol Syndroom bij [de zoon]. Er is lang en uitgebreid met [de zoon] gesproken [metingen zijn niet herhaald, omdat aannemelijk is dat die niet zijn veranderd].

Op basis van de huidige informatie moeten we onze vorige conclusie herzien: er is bij [de zoon] géén sprake van FAS. Hij functioneert sinds hij bij de boerderij weg is beduidend beter dan tijdens het vorige onderzoek.(…) Maar de duidelijke kenmerken van FAS: impulsiviteit, regulatieproblemen, concentratieproblemen, problemen met zintuiglijke informatieverwerking, inlevingsvermogen, sociaal inzicht etc. ontbreken. (…)

Bij [de zoon] werden geen duidelijke groeiachterstand of gezichtskenmerken gevonden en hij is tijdens de zwangerschap niet blootgesteld aan alcohol, dus [de zoon] heeft geen FAS, maar er zijn wel wat voorzichtige aanwijzingen voor van schade/disfunctioneren van het centraal zenuwstelsel (CZS) (trage informatieverwerking). Een aantal factoren kunnen hieraan ten grondslag liggen die nu niet nader zijn onderzocht, maar te denken valt aan erfelijke belastbaarheid of diverse levenservaringen sinds zijn geboorte.”

2.9.De zoon heeft (de advocaat van) zijn ouders op 26 augustus 2021 schriftelijk gevolmachtigd/toestemming gegeven (onder meer) om – in het kader van de afwikkeling van het AVG-verzoek van zijn ouders – medische gegevens uit zijn dossier te laten verwijderen en/of te laten rectificeren voor zover dit betrekking heeft op persoonsgegevens van de ouders.

Het geschil

3.1.De ouders stellen dat [gedaagde] onjuiste en ongefundeerde informatie over hen heeft opgenomen in het Wmo-dossier van hun zoon. Zij hebben naar aanleiding daarvan een rectificatie c.q. verwijderingsverzoek ingediend bij [gedaagde] , waarin haar is gevraagd om bepaalde persoonsgegevens die betrekking hebben op de ouders, uit het dossier van de zoon te verwijderen, dit op basis van de artikelen 16 en 17 van de AVG. [gedaagde] heeft – bij herhaling – geweigerd aan dit verzoek gevolg te geven. De ouders stellen dat [gedaagde] ‘verwerkingsverantwoordelijke’ is voor de verwerking de van hen betreffende persoonsgegevens in de zin van de AVG en verzoeken de rechtbank, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat zij:

  • binnen een week na betekening van de beschikking de persoonsgegevens van de ouders in het dossier van de zoon moet rectificeren in die zin dat alle informatie die erop duidt dat moeder alcohol zou hebben gebruikt tijdens de zwangerschap dan wel dat vader autistisch zou zijn, dient te worden verwijderd;

  • binnen een week na betekening van de beschikking, althans binnen een door de rechtbank te bepalen redelijke termijn, aan de ouders dient te bevestigen dat de rectificatie en verwijdering is uitgevoerd, en inzage aan de ouders moet verlenen in de actuele persoonsgegevens van de ouders;

  • een dwangsom van € 5.000,- verschuldigd is voor iedere overtreding van de onder a. en b. verzochte bevelen, te vermeerderen met € 1.000,- voor iedere dag (of dagdeel) dat [gedaagde] met de gehele of gedeeltelijke nakoming van die bevelen in gebreke blijft.

Ten slotte vragen de ouders de veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3.2. [gedaagde] betwist dat zij gehouden zou zijn tot verwijdering van de persoonsgegevens betreffende de ouders. Zij voert daartoe aan, samengevat, dat de door de ouders genoemde gegevens geen ‘persoonsgegevens’ zijn, dat er geen grond(en) voor rectificatie/verwijdering zijn in de zin van artikel 16 en/of 17 van de AVG en dat de belangen van [gedaagde] en van de zoon bij handhaving van het dossier zoals dat nu is, zwaarder dienen te wegen dan het belang van de ouders. In dat verband beroept [gedaagde] zich op haar dossierplicht en op haar plicht om geen informatie over de zoon, die meerderjarig is, te verstrekken aan anderen dan aan hemzelf.

De beoordeling

‘Persoonsgegevens’ in de zin va n de AVG

Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat de rechtbank niet bevoegd is om op het verzoek van de ouders te beslissen, omdat de informatie over de ouders – die zich bevindt in het dossier van de zoon – jegens de ouders niet kan worden gekwalificeerd als ‘persoonsgegeven(s)’ in de zin van artikel 4 sub 1 van de AVG. Dit standpunt deelt de rechtbank niet. Uit artikel 1 van de AVG vloeit voort dat sprake is van ‘persoonsgegevens’ in de zin van deze verordening als aan twee voorwaarden is voldaan:

(1) de informatie betreft een natuurlijke persoon (in de AVG aangeduid als ‘de betrokkene’) én (2) die natuurlijke persoon is op basis van die informatie identificeerbaar.

Gegevens hebben te gelden als ‘identificeerbaar’ als de identiteit van de betrokkene op basis van de verwerkte informatie redelijkerwijs, dus zonder onevenredige inspanning, vastgesteld kan worden. Bij die laatste beoordeling zijn van belang de aard van de gegevens en de mogelijkheden van de gegevensverwerkende om de identificatie tot stand te brengen.

4.2.Aan [gedaagde] kan worden toegegeven dat de gegevens waarop het verzoek van de ouders betrekking heeft, niet ‘direct identificeerbaar’ zijn, zoals dat bijvoorbeeld het geval is als de klassieke combinatie van naam, adres en geboortedatum is verwerkt. Naar het oordeel van de rechtbank is in deze zaak echter wél sprake van ‘indirect identificeerbare’ gegevens: iemand die via het Wmo-dossier van de zoon kennis neemt van de daarin verwerkte informatie over de ouders, kan hun identiteit – als deze al niet spontaan wordt herkend – zonder onevenredige inspanning worden herleid: de ouders dragen dezelfde achternaam als hun zoon en wonen in dezelfde woonplaats, in de nabijheid van de boerderij van [gedaagde] . Dat brengt de rechtbank tot de conclusie dat [gedaagde] óók ten opzicht van de ouders persoonsgegevens heeft verwerkt in de zin van artikel 1 van de AVG. Dat betekent in praktische zin dat ieder van hen (zoon, vader en moeder) ‘betrokkene’ is voor zichzelf en ‘derde’ ten opzichte van de twee anderen (art. 4 sub 10 AVG). Daarmee hebben (ook) de ouders te gelden als belanghebbenden in de zin van artikel 35 lid 1 van de UAVG. De rechtbank is dan ook bevoegd is om te beslissen op het verzoek van de ouders tot rectificatie/verwijdering van de hen betreffende gegevens.

4.3.De rechtbank zal hierna beoordelen of (en zo ja, in hoeverre) [gedaagde] aan het verzoek tot rectificatie/verwijdering van de ouders dient te voldoen en welke rol de eigen belangen van [gedaagde] (als Wmo-aanbieder) en de belangen van de zoon daarbij hebben.

Dossierplicht/verwerkingsbevoegdheid

4.4.Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] – binnen het kader van haar taak van zorgverlener aan de zoon – óók informatie over de ouders mocht verwerken. Deze bevoegdheid is vastgelegd in artikel 5.1.2. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: de Wmo), waarin is bepaald dat een aanbieder die zorg verleent op grond van de Wmo, zoals in dit geval [gedaagde] , de verplichting heeft om van de cliënt (degene die de zorg ontvangt, in dit geval de zoon) een dossier bij te houden en daartoe persoonsgegevens, waaronder gezondheidsgegevens, te verwerken. Wélke gegevens precies mogen worden verwerkt, blijkt uit artikel 30, lid 3 sub a UAVG jo. artikel 9 lid 2 sub h AVG: zorgverleners mogen alleen gegevens over gezondheid verwerken voor zover dat noodzakelijk is met het oog op een goede behandeling of verzorging van hun cliënt, dan wel voor het beheer van de instelling of de beroepspraktijk (en alleen door personen met een geheimhoudingsplicht, lid 4). Uit de gedingstukken en tijdens de mondeling behandeling is naar voren gekomen dat aan deze voorwaarde is voldaan: [gedaagde] heeft de gegevens over de ouders met een duidelijk doel in het dossier van de zoon opgenomen, om vanuit de behandelende sector (psychiater, FAS-polikliniek) meer helderheid te krijgen over de oorzaak, achtergrond en aanpak van de klachten van de zoon, zodat de door haar te verlenen zorg en begeleiding daarop zou kunnen worden afgestemd. De rechtsgrond voor de gegevensverwerking door [gedaagde] staat aldus niet ter discussie.

Recht op vernietiging

4.5.De ouders stellen dat zij op grond van artikel 16 en/of 17 van de AVG recht hebben op onverwijlde rectificatie/verwijdering van de op hen betrekking hebbende persoonsgegevens en dat [gedaagde] hun (herhaalde) verzoek daartoe dus niet had mogen weigeren. De rechtbank begrijpt deze vordering aldus dat de ouders de onder r.o. 3.1. genoemde passages verwijderd willen hebben uit het dossier van de zoonn

De ouders stellen immers dat – met het vernietigen van de door hen genoemde passages – het dossier van de zoon zal zijn gerectificeerd.

. Dat betekent dat moet worden beoordeeld of aan de ouders een (wettelijk) recht op verwijdering van deze gegevens toekomt.

4.6.Naar het oordeel van de rechtbank biedt artikel 17 van de AVG niet het juiste kader om te toetsen of [gedaagde] gevolg dient te geven aan het verzoek tot vernietiging van de door de ouders genoemde gegevens. Uit artikel 17 lid 3 onder b AVG vloeit immers voort dat de leden 1 en 2 van dat artikel niet van toepassing zijn als de gegevensverwerking – zoals in dit geval – plaatsvindt op grond van een wettelijke verwerkingsverplichting (vgl. art. 6 lid 1 onder c AVG). In die gevallen moet een verzoek tot het verwijderen van gegevens namelijk worden beoordeeld op basis van de wet waarop de verwerkingsplicht is gebaseerd (lex specialis). De rechtbank zal het verzoek van de ouders tot verwijdering daarom mede aanmerken als een verzoek tot vernietiging op grond van artikel 5.3.5. Wmo.

In artikel 5.3.5, eerste lid, van de Wmo is onder meer bepaald dat een aanbieder van Wmo-zorg de persoonsgegevens die zij op grond van die wet onder zich heeft, moet vernietigen binnen drie maanden na een daartoe strekkend verzoek van degene op wie de gegevens betrekking hebben. In lid 2 staat beschreven in welke twee gevallen een zorgaanbieder een dergelijk verzoek tot vernietiging kan weigeren, namelijk (samengevat):

(1) als redelijkerwijs aannemelijk is dat de bewaring van de persoonsgegevens van aanmerkelijk belang is voor een ánder dan de verzoeker, en/of

(2) als een wettelijke bepaling zich tegen de verzochte vernietiging verzet.

4.8. [gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat zij geen gevolg hoeft te geven aan het verzoek van de ouders omdat zij op grond van artikel 5.3.4., eerste lid, Wmo is verplicht om de persoonsgegevens die zij op grond van die wet onder zich heeft, gedurende vijftien jaren te bewaren, welke bewaartermijn nog (lang) niet is verstreken. Verder beroept zij zich op artikel 23 lid 2 AVG (dat voorziet in een beperking van het recht op gegevenswissing dat is neergelegd in art. 17 AVG) en op artikel 41 UAVG, waarin onder meer is bepaald dat de verwerkingsverantwoordelijke het recht op gegevenswissing buiten toepassing kan laten voor zover dat noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen.

4.9.De in artikel 5.3.4. Wmo opgenomen wettelijke bewaartermijn kan naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf geen reden zijn om en verzoek tot vernietiging/wissing van persoonsgegevens te weigeren: de bewaarplicht en het recht op vernietiging/wissing staan naast elkaar. Uit artikel 5.3.5. Wmo vloeit voort dat de zorgaanbieder zelf een belangenafweging moet maken, waarbij in beginsel geldt dat een verzoek tot vernietiging/wissing (ook wel: schrapping) van persoonsgegevens wordt gehonoreerd, tenzij er zodanig ‘zwaarwegende gerechtvaardigde redenen’ zijn voor het handhaven van de verwerking dat die de belangen, rechten en vrijheden van de verzoeker overstijgen. De rechtbank zal het geheel van argumenten dat [gedaagde] heeft aangedragen in het kader van haar weigering om tot vernietiging/wissing van de persoonsgegevens van de ouders over te gaan, beoordelen in het kader van artikel 5.3.5. Wmo.

Belangenafweging

4.10. [gedaagde] heeft aangevoerd dat haar belangen bij het bewaren van de gegevens zwaarder moet wegen dan het belang van de ouders bij verwijdering daarvan. Zij heeft daartoe allereerst gesteld dat de ouders niet hebben onderbouwd dat de gegevens onjuist zouden zijn. Daarnaast stelt [gedaagde] dat het door de ouders niet is gesteld of onderbouwd dat het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zou zijn, en ook niet dat de gegevens omtrent de ouders onrechtmatig zouden zijn verwerkt. Volgens [gedaagde] wegen de belangen van de zoon en van haarzelf zwaarder dan dat van de ouders, en staat het haar als verwerkingsverantwoordelijke vrij om te bepalen welke elementen zij in dit concrete geval meeweegt bij de door haar te maken belangenafweging. Daarbij wijst zij er ook nog op dat zij de gewraakte gegevens in samenspraak met de zoon in het dossier terecht zijn gekomen en dat niet is gebleken dat de ouders schade (zullen) lijden als de gegevens in het cliëntendossier van de zoon blijven staan.

4.11.De rechtbank is het met [gedaagde] eens dat bij de belangenafweging die in dit geval moet worden gemaakt, mede aandacht moet worden besteed aan de belangen van [gedaagde] zelf en van de cliënt op wie het dossier betrekking heeft. Vanuit het perspectief van de zoon ziet de rechtbank geen ‘aanmerkelijk belang’ om het verzoek tot vernietiging/schrapping te weigeren. Integendeel: de (ruimschoot meerderjarige) zoon heeft de advocaat van zijn ouders schriftelijk gevolmachtigd om de gegevens over de ouders uit zijn Wmo-dossier te laten verwijderen, terwijl hij in het verleden jarenlang een getroebleerds relatie met hen had. Verder heeft de zoon, blijkens de informatie van zijn behandelaars, sinds zijn vertrek bij [gedaagde] grote sprongen gemaakt in zijn ontwikkeling: hij woont nu (nagenoeg) zelfstandig, heeft een baan en een relatie. Er zijn ook geen aanwijzingen dat de zoon niet in staat zou zijn om zijn eigen belangen aangaande zijn Wmo-dossier te behartigen ( [gedaagde] heeft daarover ook niets gesteld). Het dossier waarin de gegevens omtrent de ouders zijn opgenomen is niet meer ‘actief’: het zorgcontact tussen de zoon en [gedaagde] is al geruime tijd geleden door de zoon beëindigd; hij ontvangt nu zorg/begeleiding – in een sterk afgeschaalde vorm – van een andere zorgaanbieder. Daar komt nog bij dat het honoreren van het verzoek van de ouders niet tot gevolg zal hebben dat het gehele Wmo-dossier van de zoon wordt vernietigd: ook om die reden is er geen aanleiding om aan te nemen dat de continuïteit van de zorg en/of begeleiding aan hem/van hem (voor zover nog nodig) in gevaar zou komen. De rechtbank wijst er in dat verband nog op dat op basis van de brief van het Gelreziekenhuis van 23 juni 2021 (een stuk waarop het verzoek van de ouders geen betrekking heeft) inzichtelijk blijft dat de zoon in het verleden is onderzocht op FAS. Deze brief heeft overigens ook een andere lading dan de stukken waartegen het verzoek is gericht, omdat daarin (uitgebreid gemotiveerd) is aangegeven dat en waarom die diagnose bij de zoon niet aan de orde is. De bij [gedaagde] blijkbaar bestaande angst dat – als zij in dit geval tot gedeeltelijke vernietiging van het dossier zou overgaan – straks iedere willekeurige derde (naar de rechtbank begrijpt: in andere gevallen) zou kunnen verzoeken om verwijdering van (delen van) een Wmo-dossier van een cliënt, acht de rechtbank ongegrond: in dit geval ligt er een schriftelijke volmacht van de cliënt zelf, waaruit blijkt dat hij instemt met de verzochte aanpassing. Verder ligt het voor de hand dat de zoon ook zelf de bron is geweest waaruit de ouders de wetenschap hebben geput dat er persoonsgegevens van hen in zijn zorgdossier stonden.

4.12. [gedaagde] heeft daarnaast aangevoerd dat zij ook zelf belang heeft bij het bewaren van de gewraakte gegevens in het dossier van de zoon. In dat verband heeft zij – naast het aspect van kwaliteit en continuïteit van de begeleiding (voor de cliënt) – aangegeven dat een zorgdossier van belang is in het kader van kwaliteitstoetsing en -bewaking, (eventueel) wetenschappelijk onderzoek en de mogelijkheid voor haar als Wmo-aanbieder om haar handelen te verantwoorden. Aan dit verweer gaat de rechtbank voorbij: de zorg aan de zoon door [gedaagde] is inmiddels al enkele jaren afgesloten en gesteld noch gebleken is dat het verwijderen van slechts enkele passages uit het dossier (dus niet het vernietigen van het gehele dossier) op dit moment nog in de weg zou staan aan de bedrijfs-/zorgadministratie dn wel kwaliteitstoetsing van/bij [gedaagde] . Omtrent enig wetenschappelijk onderzoek waarvoor onontbeerlijk is dat het zorgdossier ongewijzigd blijft, is evenmin iets gesteld of gebleken.

4.13.Hier tegenover staat het belang van de ouders bij verwijdering van de gegevens. Het gaat hier om gevoelige informatie over de gezondheid van verzoekers, die zijn verwerkt juist omdát zij de biologische ouders zijn van de zoon en die aldus rechtstreeks in verband is gebracht met de medische/psychische conditie van de zoon. Voor wat betreft de ‘verdenking’ op FAS geldt dit nog eens temeer, omdat een kind die aandoening alleen kan krijgen als de (aanstaande) moeder tijdens de zwangerschap bovenmatig alcohol gebruikt. Het is invoelbaar dat moeder – zeker bezien tegen de achtergrond dat de vervulling van de kinderwens van de ouders langere tijd op zich heeft laten wachten – het achteraf onterecht gebleken verband tussen haar (gedrag) en de problematiek van haar zoon uit diens dossier verwijderd wil hebben.

4.14.Op grond van al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] – op wie daarvan de bewijslast rust – onvoldoende ‘zwaarwegende gerechtvaardigde redenen’ had om het verzoek van de ouders om schrapping van de in dat verzoek genoemde persoonsgegevens aangaande de ouders af te wijzen. Dat betekent dat het verzoek van de ouders tot verwijdering uit het Wmo-dossier van de zoon van de informatie die erop duidt dat moeder alcohol heeft gebruikt tijdens de zwangerschap en dat vader autistisch is, zal worden toegewezen. [gedaagde] zal eveneens worden verplicht om schriftelijk aan de ouders te bevestigen dat de verwijdering is uitgevoerd.

Verzoek om inzage

4.15.De ouders hebben verder nog gevorderd dat [gedaagde] ertoe wordt verplicht om hen (na de verwijdering) inzage te geven in ‘de actuele persoonsgegevens van verzoekers’. Dit algemeen geformuleerde verzoek wijst de rechtbank af. [gedaagde] heeft in dat verband terecht gewezen op haar geheimhoudingsplicht jegens de zoon: het verlenen van inzage aan de ouders in álle passages in het dossier van hun zoon die op hen betrekking hebben, zou leiden tot een ongeoorloofde doorbreking van het beroepsgeheim van [gedaagde] jegens de zoon. Bij de vordering tot vernietiging speelt dat niet: die heeft enkel betrekking op gegevens die de ouders – met goedvinden van de zoon – al kennen.

De dwangsomvordering

4.16.Voor het opleggen van een dwangsom ziet de rechtbank geen aanleiding. Er mag, mede nu [gedaagde] dat tijdens zitting nadrukkelijk heeft aangegeven, vanuit worden gegaan dat zij deze beschikking naleeft.

Uitvoerbaarheid bij voorraad

4.17. [gedaagde] heeft de rechtbank verzocht om de door [gedaagde] gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad af te wijzen, omdat een wél uitvoerbaar bij voorraad verklaarde (toewijzende) beschikking ertoe zou leiden dat [gedaagde] zou worden gedwongen om haar beroepsgeheim voortijdig en onomkeerbaar te doorbreken. Dit verzoek behoeft, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.15 is overwogen geen bespreking meer.

De kosten van de verzoekschriftprocedure

4.18.Partijen zijn beiden voor een deel in het gelijk gesteld. De rechtbank zal de proceskosten daarom compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.

De beslissing

De rechtbank

gebiedt [gedaagde] om uiterlijk op 30 januari 2023 de passages over:

(1) alcoholgebruik door moeder tijdens de zwangerschap en

(2) autisme/autistische aanleg aan de zijde van vader

te verwijderen uit het Wmo-dossier van hun zoon (dhr. [De zoon] ),

5.2.bepaalt dat [gedaagde] uiterlijk op 13 februari 2023 schriftelijk aan de ouders dient te bevestigen dat de onder 5.1. genoemde persoonsgegevens uit het dossier van de heer [De zoon] zijn verwijderd,

5.3.compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

5.4.wijst het meer of anders gevorderde af.

Deze beschikking is gewezen door mr. I.L.P. Crombeen en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2022.

Artikel delen