Menu

Filter op
content
PONT Data&Privacy

0

ECLI:NL:HR:2011:BT8787

5 April 2013

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

15 november 2011

Strafkamer

nr. 10/02699

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 10 december 2009, nummer 24/000781-08, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.Th. van Jaarsveld, advocaat te Groningen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2. Beoordeling van het tweede middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte de tenlastelegging heeft verbeterd door daaraan een plaatsaanduiding toe te voegen.

2.2.1. Aan de verdachte is bij inleidende dagvaarding tenlastegelegd dat:

"hij in of omstreeks de periode van 2 augustus 2007 tot en met 9 oktober 2007 te Franeker, althans in de gemeente Franekeradeel, opzettelijk een hoeveelheid geld (te weten ongeveer 12.980,42 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geldbedrag bij vergissing op verdachtes bankrekening was gestort, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend."

2.2.2. Dienaangaande heeft het Hof het volgende overwogen:

"Ter zitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode geld van zijn zakelijke ABN AMRO-rekening heeft opgenomen door bij een bank te Leeuwarden te pinnen. Het hof beschouwt het ontbreken van de pleegplaats 'Leeuwarden' in de tenlastelegging als een kennelijke omissie en leest dit verbeterd als 'Franeker en/of Leeuwarden'. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van het hof d.d. 26 november 2009 is gebleken dat er bij de verdachte, toen hem vragen werden gesteld inzake dit feit, geen onduidelijkheid bestond met betrekking tot de vraag welk verwijt aan hem wordt gemaakt in deze zaak. Door deze verbeterde lezing wordt verdachte niet in zijn verdedigingsbelang geschaad."

2.2.3. Ten laste van de verdachte heeft het hof bewezenverklaard dat:

"hij in de periode van 2 augustus 2007 tot en met 9 oktober 2007 te Franeker en/of Leeuwarden opzettelijk een hoeveelheid geld (te weten ongeveer 12.980,42 euro) toebehorende aan [betrokkene 1], welk geldbedrag bij vergissing op verdachtes bankrekening was gestort, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend."

2.3. Het ligt op de weg van de rechter om in de tekst van een tenlastelegging voorkomende misslagen te verbeteren, indien de verdachte daardoor in zijn verdediging niet wordt geschaad. Zo'n verbetering is niet een wijziging van de tenlastelegging in de zin van art. 313 Sv, maar slechts een vaststelling van de juiste inhoud van de tenlastelegging waarvoor geen medewerking van het openbaar ministerie of van de verdachte is vereist (vgl. HR 30 september 2008, LJN BD3662, NJ 2009/494).

2.4. Het Hof heeft de in de tenlastelegging vermelde plaatsaanduiding 'te Franeker, althans in de gemeente Franekeradeel' in de bewezenverklaring gewijzigd in 'te Franeker en/of Leeuwarden'. De toevoeging van "en/of te Leeuwarden" aan de tenlastelegging kan echter niet als een misslag in de hiervoor bedoelde zin worden gezien, maar levert een wijziging van de tenlastelegging op die slechts op de voet van art. 313 en 314 Sv kon plaatsvinden.

2.5. Het middel is terecht voorgesteld.

3. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 15 november 2011.

Artikel delen