Menu

Filter op
content
PONT Data&Privacy

0

ECLI:NL:PHR:2023:615

21 June 2023

Jurisprudentie – Uitspraken

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer21/04518

Zitting 27 juni 2023

CONCLUSIE

D.J.M.W. Paridaens

In de zaak

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,

hierna: de verdachte.

Inleiding

  1. De verdachte is bij arrest van 19 oktober 2021 door het gerechtshof Amsterdam wegens “opzetheling” veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 70 uren, subsidiar 35 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Verder heeft het hof een beslissing genomen over een aantal in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen.

  2. Namens de verdachte heeft S. Ettalhaoui, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.

Het middel

3. Het middel – gelezen in samenhang met de toelichting – keert zich tegen de motivering van de bewezenverklaring en bevat de klacht dat uit de bewijsvoering van het hof niet kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de motorscooter wist dat deze van diefstal afkomstig was.

4. Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:

“hij in de periode van 16 oktober 2020 tot en met 18 oktober 2020 te Amsterdam een goed, te weten een motorscooter, merk Piaggio, type Beverly, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen hiervan wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.”

5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen zoals weergegeven in de aanvulling op het arrest:

“1. Een proces-verbaal van aangifte van 20 oktober 2020, nummer PL1300-2020217831-5, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] op (doorgenummerde bladzijden 1 tot en met 3).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 15 oktober 2020 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene] :

Ik ben eigenaar van een motorfiets van het merk Piaggio, type Beverly, zwart van kleur, voorzien van kenteken [kenteken] . Op 14 oktober 2020 heb ik de motorfiets geparkeerd aan de [a-straat] te Amsterdam. Ik heb de motorfiets afgesloten met het stuurslot, een staalkabel aan het stuur en om het zadel, een beugelslot door het achterwiel en ik heb gecontroleerd dat de motorfiets was afgesloten. Toen ik op 15 oktober 2020 de motorfiets weer in gebruik wilde nemen, zag ik dat deze was weggenomen.

Via Sino tracker app kan ik locatie zien, het voertuig beweegt zich langzaam op [b-straat] in Amsterdam.

Het chassisnummer is: [001] en het bouwjaar is 2018.

2. Een proces-verbaal van bevindingen van 19 oktober 2020, met nummer PL PL1300-2020220255-5, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (doorgenummerde bladzijden 5 tot en met 7).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisanten of een van hen:

Op 18 oktober 2020 bevonden wij, verbalisanten ons op de [c-straat] (het hof begrijpt: te Amsterdam) toen wij over de portofoon hoorden dat collega’s achter een gestolen voertuig aanzaten. De locatie van het voertuig werd door de meldkamer middels track and trace doorgegeven.

Wij reden op de [d-straat] toen ik, verbalisant [verbalisant 3] , een motorscooter links af zag slaan in de richting van de [c-straat] . Ik zag dat de bestuurder een zwarte helm, een grijze gewatteerde jas tot over de heupen en een grijze broek aan had. Toen wij op de [c-straat] reden, hoorden wij via de portofoon dat de motor zou uitpeilen ter hoogte van [A] . Wij verbalisanten, reden de parkeerplaats van de flat [A] op. Wij zagen vervolgens de eerder omschreven persoon en motorscooter, ter hoogte van perceel 95 staan. De eerder omschreven persoon zat nog op de motorscooter en keek op zijn telefoon.

De motor draaide op dat moment niet, de verlichting stond wel aan. Toen wij op ongeveer twee meter afstand stonden, stapten wij uit ons voertuig. Wij zagen dat de persoon toen pas opkeek van zijn telefoon. Wij zagen dat de persoon op dat moment schrok. Wij zagen dat de persoon in paniek de motor probeerde te starten, wij zagen namelijk dat zijn hand richting het contactslot ging. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zag dat het voorlicht op dat moment uit en toen weer aan ging.

Deze man bleek later te zijn genaamd: [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] .

Voertuig(en): PL1300-2020220255-5904630, motor, Piaggio Beverly, kenteken [kenteken] , chassisnummer [001] , bouwjaar 2018.

3. Een proces-verbaal van bevindingen van 21 oktober 2020, met nummer PL1300-2020220255-16, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde bladzijden 9 en 10).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant :

Op 18 oktober 2020 is [verdachte] aangehouden. Door collega’s is gezien dat [verdachte] over de [c-straat] te Amsterdam reed. Op [A] zagen zij zagen een motorscooter staan met daarop een persoon ( [verdachte] ) die dezelfde kleding aanhad als dat zij eerder zagen rijden op de [c-straat] . Daarna is hij overgebracht naar het cellencomplex. Bij het fouilleren van [verdachte] kwamen twee bijzonderheden naar voren. In zijn broek had [verdachte] een schroevendraaier met platte kop. In het tasje dat [verdachte] met zich mee droeg, is een cilinder aangetroffen met in de cilinder een sleutel.

Uit onderzoek van de experts van de forensische opsporing is gebleken dat de sleutel die in het cilinder zat, niet behoort tot de cilinder en dat de cilinder niet behoort bij de aangetroffen motorscooter. Ik ben dit ambtshalve vaker tegengekomen: de cilinder wordt gebruikt om te verhullen dat een slot van een motorvoertuig is uitgetrokken.

4. Een proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig van 3 november 2020, met nummer PL1300-2020220255-14, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar V. Hopman.

Dit proces-verbaal houdt in voor zover van belang en zakelijk weergegeven als mededeling van de verbalisant :

Op 18 oktober 2020 is verdachte (het hof begrijpt: [verdachte] ) aangehouden. Uit de fouillering van de verdachte kwam een contactslot met daarin een sleuteltje en een schroevendraaier. De onderzoeksvraag was: hoort het sleuteltje bij het contactslot en is het contactslot afkomstig van de gestolen motorscooter, type Piaggio Beverly met kenteken [kenteken] .

Ik zag een contactslot met daarin een sleutel. Ik zag dat de sleutel niet behoorde bij het contactslot. Ik zag namelijk dat de pinnetjes in het contactslot niet reageerden op het draaien van de sleutel. Ik zag dat er in de sleutel geen transponder aanwezig was.

Ik zag een motorscooter staan van het merk Piaggio Beverly, kleur zwart en voorzien van voertuig identificatie nummer [001] . Ik zag dat het contactslot niet meer aanwezig was.

5. Een proces-verbaal van bevindingen van 26 november 2020, met nummer PL1300-2020220255-19, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] .

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:

De verdachte ( [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1997) is gezien rijdend op de gestolen motorscooter. Door mij is, nadat die motorscooter in beslag was genomen, gezien dat het contactslot niet meer op de daarvoor aanwezige plaats zat. Ik zag namelijk een rond gat met een diameter van ongeveer 1.5 centimeter. Ik zag dat er in zijn geheel geen cilinderslot aanwezig was. Het is mij ambtshalve bekend dat het cilinderslot vaak uitgetrokken wordt om de diefstal te vergemakkelijken. Hierdoor kan men door middel van hulpmiddelen, zoals bijvoorbeeld een schroevendraaier, het contact activeren.

In dit geval bleek dat er geen cilinderslot aanwezig was. Hierdoor was het dus noodzakelijk om de motorscooter op een alternatieve wijze te starten.

6. De verklaring van de verdachte , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 5 oktober 2021. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:

Het klopt dat ik ben aangetroffen op een Piaggio motorscooter. Ik kwam uit Amsterdam Oost en was naar huis gegaan, naar [A] . Van Amsterdam-Oost naar huis duurt tien minuten, of iets minder. Toen reed ik met de motorscooter naar huis.”

6. Het hof heeft de volgende bewijsoverweging in het verkorte arrest opgenomen:

“De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat de verdachte niet wist dat de motorscooter waarop hij heeft gereden van diefstal afkomstig was. De verdachte heeft verklaard dat hij de motor heeft geleend van een kennis en dat hij deze zonder problemen kon starten door gebruik te maken van de startknop.

Het hof overweegt als volgt. Opsporingsambtenaren en de verdachte hebben verklaard dat de verdachte op de motorscooter heeft gereden. De motorscooter waarop de verdachte is aangetroffen was van diefstal afkomstig. Het contactslot ontbrak geheel op de daarvoor aanwezige plaats, er was slechts een rond gat met een diameter van ongeveer 1,5 centimeter zichtbaar. In de broek van de verdachte is een schroevendraaier met platte kop aangetroffen, en in het tasje dat hij met zich mee droeg een cilinderslot met sleutel. Forensisch onderzoek heeft uitgewezen dat de sleutel die in dat cilinderslot zat, niet behoort bij dat slot, en dat het cilinderslot niet behoort bij de motorscooter waarop de verdachte is aangetroffen, zodat de motorscooter hiermee niet gestart kon worden. De politie heeft beschreven dat ambtshalve bekend is dat een cilinderslot vaak wordt uitgetrokken om de diefstal te vergemakkelijken. Hierdoor kan men door middel van hulpmiddelen, bijvoorbeeld met behulp van een schroevendraaier, het contact activeren.

Gelet hierop acht het hof de verklaring van de verdachte ter zitting in hoger beroep dat hij de motorscooter probleemloos, met behulp van de startknop, kon starten, niet geloofwaardig. Bij het voorhanden krijgen van de motorscooter moet de verdachte hebben gezien dat het originele cilinderslot ontbrak. De motorscooter kon immers niet op de reguliere wijze, met een bijpassende sleutel, worden gestart. Daaruit volgt dat de verdachte toen heeft geweten dat de motorscooter waarop hij reed van misdrijf afkomstig was. Het hof verwerpt daarom het gevoerde verweer en komt tot de hierna volgende bewezenverklaring.”

7. In cassatie kan ervan worden uitgegaan dat de motorscooter van diefstal afkomstig was en dat de verdachte daarop heeft gereden. Voor een bewezenverklaring van opzetheling is dat echter nog niet voldoende.n

Vgl. bijvoorbeeld HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:949.

Daarvoor moet ook blijken dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van het goed wist – of bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaardn

Voorwaardelijk opzet volstaat, zie HR 9 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5527, r.o. 2.3.

– dat dit een door misdrijf verkregen goed betrof.n

HR 11 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:644, NJ 2017/277, m.nt. T. Kooijmans, r.o. 2.3.1.

Uit de bewijsvoering moeten feiten en omstandigheden blijken die daarop duiden. Vaak zal de rechter in een nadere bewijsoverweging aangeven uit welke feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

8. De steller van het middel betoogt dat uit de bewijsvoering van het hof niet kan worden afgeleid dat hij tijdens het voorhanden krijgen van de scooter de wetenschap had dat deze van misdrijf afkomstig was. In de toelichting wordt ter ondersteuning van dat betoog veelvuldig een beroep gedaan op de verklaring van de verdachte zelf, die – kort gezegd – inhoudt dat hij de scooter via de startknop kon starten en dat hij er bij het op slot zetten van de scooter achter kwam dat het cilinderslot van de scooter los zat en dat cilinderslot toen, inclusief sleutel, in zijn tas heeft gedaan. Ik merk in dit verband op dat het hof de verklaring van de verdachte in zoverre niet voor het bewijs heeft gebruikt en op grond van de gebezigde bewijsmiddelen tot een andere lezing van de feiten is gekomen.

9. In zijn bewijsoverweging heeft het hof – mede naar aanleiding van een door de verdediging gevoerd verweer – uitgelegd waarom het bewezen acht dat de verdachte bij het voorhanden krijgen van de motorscooter heeft geweten dat deze van misdrijf afkomstig was. Bij dat oordeel heeft het hof betrokken dat de motorscooter van diefstal afkomstig was, dat het contactslot van de betreffende motorscooter ontbrak en dat op die plek slechts een gat van ongeveer 1,5 centimeter zichtbaar was. Het hof heeft vervolgens vastgesteld dat het cilinderslot en de sleutel die bij de verdachte werden aangetroffen niet horen bij de motorscooter, waarmee de verklaring dat de verdachte pas bij het op slot zetten van de motorscooter merkte dat het cilinderslot van de motorscooter los zat, wordt weerlegd. Daaruit kon het hof afleiden dat de motorscooter niet op een reguliere wijze, met een bijpassende sleutel, kon worden gestart. Die vaststelling komt mij niet onbegrijpelijk voor. Voor zover de steller van het middel meent dat het hof dit “ten onrechte” heeft overwogen omdat de verdachte heeft verklaard “dat hij de scooter heeft gestart met een startknop”, geldt dat het hof deze verklaring als ongeloofwaardig terzijde heeft geschoven.

10. Het hof stelt vervolgens op grond van het voorgaande vast dat de verdachte bij het voorhanden krijgen van de motorscooter reeds moet hebben gezien dat het originele cilinderslot ontbrak. Uit die omstandigheid heeft het hof kunnen afleiden dat de verdachte bij het voorhanden krijgen van de motorscooter wist dat deze uit misdrijf afkomstig was. De bewezenverklaring is aldus toereikend gemotiveerd.

Slotsom

11. Het middel faalt. Nu de politierechter in de rechtbank Amsterdam de verdachte heeft vrijgesproken van het ten laste gelegde feit en in cassatie tevergeefs wordt geklaagd over de bewijsvoering, ligt afdoening met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering minder in de rede.n

HR 24 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:40, r.o. 2.5.

12. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.

13. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

De procureur-generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Artikel delen