Menu

Filter op
content
PONT Data&Privacy

0

ECLI:NL:RBAMS:2022:5027

26 August 2022

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751194-20

RK nummer: 21/3909

Datum uitspraak: 26 juli 2022

UITSPRAAK

op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 juli 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).

Dit EAB is uitgevaardigd op 29 oktober 2019 door de Regional Court in Wroclaw (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:

[opgeëiste persoon],

geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1985,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:

[adres],

hierna te noemen de opgeëiste persoon.

Procesgang

Zitting 21 september 2021

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 september 2021. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.

De behandeling van de zaak is voor onbepaalde tijd aangehouden in afwachting van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie naar aanleiding van de verwijzingsbeslissing van 14 september 2021 met kenmerk ECLI:NL:RBAMS:2021:5051.

De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd. Ook heeft zij de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, vierde lid, OLW uitspraak moet doen voor zestig verlengd onder gelijktijdige verlenging met de geschorste overleveringsdetentie met zestig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW. De rechtbank heeft deze verlengingen nodig om over de verzochte overlevering te beslissen.

Zitting 12 juli 2022

De behandeling van de vordering is, met instemming van partijen, in gewijzigde samenstelling hervat op de openbare zitting van 12 juli 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de beslistermijn niet voor 10 december 2021 opnieuw is verlengd op grond van artikel 22, vierde lid, OLW. Dit betekent dat de beslistermijn waarbinnen de rechtbank op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. De rechtbank kan de beslistermijn niet meer verlengen waardoor er geen grondslag meer bestaat voor overleveringsdetentie.

Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot voorlopige hechtenis, uitgevaardigd door de District Court for Wroclaw-Srodmiescie (Polen) op 27 september 2019 (referentie: II Kp 315/19).

De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten.

Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:

Deelneming aan een criminele organisatie;

Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.

Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon kan op grond van artikel 6, derde lid, OLW worden gelijkgesteld met een Nederlander. De rechtbank heeft vastgesteld dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland heeft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000, dat hij in Nederland kan worden vervolgd voor de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen en dat ten aanzien van de opgeëiste persoon de verwachting bestaat dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.

De overlevering van de opgeëiste persoon kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.

De Circuit Court of Wroclaw, 3rd Divison Criminal heeft op 7 juli 2022 de volgende garantie gegeven:

The Circuit Court of Wroclaw, 3rd Division Criminal would like to inform you, referring to your letter of the 6th of July 2022 concerning the requested person: [opgeëiste persoon], born the [geboortedag] 1985 in Kowary, that pursuant to Article 607j §1 of the [Polish] Code of Criminal Procedure: if the European Arrest Warrant executing State surrenders a requested under the condition, that the penalty of imprisonment will be served in this country – in case the requested person is sentenced to an unconditional prison sentence – then, after the judgment becomes final and in force, the sentenced person shall be transferred back/returned, in order to enforce this penalty.

Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

Artikel 11 OLW: Poolse rechtsstaat

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld.n

Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, r.o. 4.4.

Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld.n

Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (Openbaar Ministerie (Recht op een gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld in de uitvaardigende lidstaat)).

Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

Beslissing

STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Regional Court in Wroclaw (Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

Aldus gedaan door

mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,

mrs. M.C.M. Hamer en H.G. van der Wilt, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,

en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juli 2022.

Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Artikel delen