Menu

Filter op
content
PONT Data&Privacy

0

ECLI:NL:RBAMS:2023:3354

30 mei 2023

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Inloopteam bestuursrecht

zaaknummer: AMS 22/3489


uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen


[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. A.E.E. Vollebregt),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het UWV), verweerder

(gemachtigde: mr. V.N.P.A.D. Imamkhan).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.

In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar van 21 juni 2022 (het bestreden besluit).

Het UWV heeft op het beroep gereageerd met rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).

De rechtbank heeft het beroep op 24 maart 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde en de gemachtigde van het UWV hebben deelgenomen aan de zitting.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser werkte als service monteur voor gemiddeld 33,75 uur per week. Dit dienstverband is per 31 mei 2019 beëindigd, waarna eiser vanaf 3 juni 2019 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving. Eiser heeft doorgegeven vanaf 10 juni 2019 ziek te zijn, waarna het UWV hem per die datum ziekengeld op grond van de Ziektewet heeft toegekend. Het UWV achtte eiser weer arbeidsgeschikt vanaf 6 en 10 januari 2020, maar na bezwaar van eiser heeft het UWV bepaald dat eiser onafgebroken recht had op ziekengeld.

2. Eiser heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op [medio 5] juni 2021 minder dan 35%, namelijk 34,89% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.

4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van [medio 1] mei 2022. De medische belastbaarheid van eiser is in bezwaar aangescherpt door de verzekeringsarts B&B en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van [medio 2] juni 2022.

5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van [medio 3] juni 2022.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij verzoekt om dat wat in bezwaar is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiser voert aan meer beperkingen te hebben dan is aangenomen door de verzekeringsarts B&B. Geluidsbelasting van 80 dB is voor eiser geen optie. De verzekeringsarts B&B lijkt ongemotiveerd voorbij te gaan aan de klachten ten gevolge van eisers hyperacusis. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat het op de weg van de verzekeringsarts B&B ligt om onderzoek hiernaar te doen. Ook heeft hij verteld wat de klachten met hem doen. Deze klachten zijn voor eiser een zware belasting in zijn dagelijks leven. Ook begrijpt eiser niet dat de verzekeringsarts B&B eerder aangenomen beperkingen, zoals voor hand- en vingergebruik, heeft laten vervallen. Eiser heeft aanvullende medische informatie ingebracht.

7. Eiser stelt dat hij met zijn klachten en beperkingen niet in staat is de geselecteerde functies te verrichten.

8. Eiser verzoekt om vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht heeft op een uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op [medio 5] juni 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

10. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.

Medische grondslag van het bestreden besluit

Het onderzoek

11. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Hij heeft eiser gesproken tijdens de hoorzitting en gezien en onderzocht op een spreekuur. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle bekende klachten van eiser, onder andere de pijnklachten aan nek en handen, tinnitus en psychische klachten, heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank overweegt dat er geen objectieve onderbouwing is voor de aanwezigheid van hyperacusis. De verzekeringsarts B&B wijst er terecht op dat in de ingebrachte medische informatie geen melding wordt gemaakt van hyperacusis. Uit het dossier maakt de rechtbank op dat eiser ook in eerdere procedures hyperacusis meldt, maar dat objectieve informatie die dit bevestigt, ontbreekt. Ter zitting heeft eiser nog aangegeven dat het niet draait om de diagnose en dat er sprake is van een duidelijk, stabiel en doorlopend klachtenverhaal. De rechtbank merkt op dat het weliswaar niet draait om de diagnose op zich, maar wel om de mate waarin beperkingen medisch objectief kunnen worden vastgesteld. Dat eiser al langere tijd deze klachten ervaart kan de rechtbank niet opvatten als een dergelijke objectieve onderbouwing. Verder heeft eiser ter zitting aangegeven het onderzoek onzorgvuldig te vinden, omdat het op de weg had gelegen van de verzekeringsarts B&B om een onderzoek te laten verrichten naar de gestelde hyperacusis, dan wel om tijdig bij eiser aan te geven dat eiser dit onderzoek moest laten doen. De rechtbank kan eiser niet volgen in zijn standpunt. De verzekeringsarts B&B heeft in het rapport van [medio 4] november 2022 er terecht op gewezen dat in geen van de brieven van de KNO-artsen melding wordt gemaakt van hyperacusis. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B hier dan ook vanuit mocht gaan.

De beoordeling van de belastbaarheid

12. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op [medio 5] juni 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Anders dan eiser vindt de rechtbank dat de verzekeringsarts B&B inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom hij enkele aanpassingen heeft gedaan in de FML. Uit de motivering volgt dat voor de vervallen beperkingen, waaronder voor de beperking voor fijne motoriek en repeterende bewegingen, geen medische onderbouwing aanwezig is. In beroep heeft de verzekeringsarts B&B aanvullend toegelicht dat bij het fysieke onderzoek normale bewegelijkheid van de vingers en pijn bij krachtig knijpen werd waargenomen, en dat er geen aandoening speelt die gepaard gaat met een verstoring van de aansturing van de handen en vingers. De verzekeringsarts B&B heeft toegelicht dat er in de beperkingen rekening is gehouden met de handklachten optredend bij belasting zoals kracht zetten en het vasthouden van voorwerpen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan deze motivering.

13. De rechtbank ziet, anders dan eiser geen aanleiding om een onderzoek door een externe KNO-arts te laten verrichten. De verzekeringsarts B&B heeft rekening gehouden met de tinnitus van eiser, door een beperking aan te nemen voor geluidsbelasting. De verzekeringsarts B&B heeft aanvullend aangegeven dat er geen onduidelijkheid is omtrent de aard en ernst van de medische problematiek of de vertaling van het medische beeld naar beperkingen. Ten aanzien van de hyperacusis heeft de rechtbank in het voorgaande al overwogen dat hiervoor objectieve onderbouwing ontbreekt. Voor de rechtbank is deze motivering van de verzekeringsarts B&B voldoende duidelijk.

14. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op [medio 5] juni 2021.

15. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op [medio 3] juni 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die door de verzekeringsarts B&B zijn vastgesteld in de FML van [medio 2] juni 2022.

Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit

16. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van [medio 2] juni 2022 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als service monteur, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en twee reservefuncties) opgeleverd.

Het gaat om:

- ( sbc-code 315132) Archiefmedewerker;

- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie;

- ( sbc-code 315133) Administratief medewerker.

De reservefuncties zijn (111190) Inpakker en (267071) Assemblage medewerker.

17. De arbeidsdeskundige B&B heeft in het rapport voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Naar aanleiding van de beroepsgronden van eiser heeft de arbeidsdeskundige B&B aanvullend gemotiveerd dat de belastbaarheid niet wordt overschreden. De rechtbank overweegt dat de stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en ervaren beperkingen niet kan verrichten in feite (ook) is gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.

18. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op [medio 3] juni 2021 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 65,11% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 34,89% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

19. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiser per [medio 3] juni 2021 een WIA-uitkering toe te kennen omdat hij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.

20. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de wettelijk rente af.

21. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep ongegrond;

  • wijst het verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente af.

Deze uitspraak is gedaan op 6 april 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.

griffier

rechter

De uitspraak is verzonden op

en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Artikel delen