Menu

Filter op
content
PONT Data&Privacy

0

ECLI:NL:RBAMS:2023:3693

14 juni 2023

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht

Teams Strafrecht

Parketnummer: 13/198128-22

Datum uitspraak: 22 februari 2023

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geb] 1988,

wonende op het adres [adres verdachte] .

Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 februari 2023.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C. Lub en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H.C.S. van Viegen, naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op of omstreeks 5 augustus 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie.

De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

Waardering van het bewijs

4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een vuurwapen en munitie voor handen heeft gehad. Het vuurwapen is aangetroffen in een tas die verdachte in de woning van zijn moeder heeft gezet. Hierdoor kan worden vastgesteld dat verdachte het wapen en de munitie aanwezig heeft gehad en hierover ook de beschikkingsmacht had. Er is daarnaast een match gevonden tussen het DNA dat is aangetroffen op het vuurwapen en het DNA van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eveneens de wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie. Dat betekent dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft – kort gezegd – bepleit dat de tas waarin het vuurwapen is aangetroffen, niet van verdachte was. Er kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie en dat hij hierover beschikkingsmacht had. Bovendien is de chain of evidence doorbroken. Het is niet duidelijk hoe de inbeslagname van het vuurwapen en munitie heeft plaatsgevonden en of dit door dezelfde verbalisanten is verricht als door wie de aanhouding van verdachte is verricht. De moeder van verdachte heeft het vuurwapen aangetroffen terwijl zij bezig was met kleding van verdachte, en het daarna in de kluis, bovenop het paspoort van verdachte, neergelegd. Door deze factoren kan contaminatie of secundaire overdracht van het DNA van verdachte hebben plaatsgevonden.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

4.3.1 Feiten en omstandigheden

De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.

Op 4 augustus 2022 heeft de moeder van verdachte een vuurwapen aangetroffen in een van de tassen met kleding die verdachte meebracht naar zijn moeders woning. Verdachte heeft daar op dat moment enkele weken verbleven. Het vuurwapen lag onderin een van de tassen, gewikkeld in een theedoek. De tas stond in de woonkamer van de woning van de moeder van verdachte. De moeder van verdachte heeft het vuurwapen nadat zij dat aantrof, in de theedoek in de kluis in haar woning gelegd. Op 5 augustus 2022 heeft zij melding gemaakt van de aanwezigheid van dit vuurwapen bij de politie.

Op 5 augustus 2022 zijn de verbalisanten naar de woning van de moeder van verdachte gegaan. In de kluis troffen zij een vuurwapen van het merk Carl Walther aan. Het vuurwapen was geladen met een patroon en had nog één patroon in de patroonhouder. Verdachte is diezelfde dag in de woning aangehouden.

Uit het wapenonderzoek is gebleken dat het gaat om een pistool van het merk Carl Walther en patronen die met dit vuurwapen kunnen worden verschoten. Dit pistool is een vuurwapen in de zin van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. De patronen zijn munitie in de zin van artikel 2, tweede lid, van de Wet wapens en munitie, van categorie III onder 1.

Op het geladen vuurwapen is DNA aangetroffen. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat het DNA-hoofdprofiel overeenkomt met het DNA van verdachte.

4.3.2 Het aangetroffen DNA

Uit het forensisch DNA onderzoek blijkt dat op de ruwe en scherpe onderdelen van het vuurwapen een DNA-mengprofiel is aangetroffen. Er is een DNA hoofdprofiel afgeleid van een man. De mogelijke donor van het DNA hoofdprofiel is verdachte. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. De rechtbank concludeert uit deze bevindingen dat er een match is tussen het op het vuurwapen aangetroffen DNA en het DNA van verdachte.

In het proces-verbaal van bevindingen op pagina 5 is gerelateerd dat de inbeslagname van het vuurwapen is uitgevoerd door een ter plaatse gekomen medewerker van de forensische opsporing. De rechtbank gaat er – omdat de inbeslagname is uitgevoerd door een medewerker van een specialistisch team en het dossier ook geen aanwijzingen bevat voor het tegendeel – vanuit dat de inbeslagname volgens de geldende regels en richtlijnen heeft plaatsgevonden.

Uit het proces-verbaal op pagina 8 blijkt dat verdachte door verbalisanten met dienstnummers AML32612 en AML15863 is aangehouden, en dat de inbeslagname van het vuurwapen door de verbalisant met dienstnummer AML16319 is verricht. De rechtbank vindt het alleen al daarom niet aannemelijk dat secundaire overdracht kan hebben plaatsgevonden door de verbalisanten die verdachte hebben aangehouden.

Uit de verklaring van de moeder van verdachte, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris, blijkt bovendien dat zij alleen de theedoek waarin het wapen gewikkeld was – en dus niet het vuurwapen zelf – heeft aangeraakt. Zij heeft het vuurwapen gewikkeld in de theedoek in de kluis geplaatst. De rechtbank overweegt dat het daarom evenmin aannemelijk is dat overdacht van DNA van verdachte heeft plaatsgevonden door het handelen van de moeder van verdachte of doordat het wapen op het paspoort is gelegd.

Het door de raadsvrouw geschetste scenario dat mogelijk sprake is geweest van contaminatie en/of secundaire overdracht van het DNA van verdachte op het vuurwapen, is dan ook niet aannemelijk geworden. Er is naar het oordeel van de rechtbank geen reden om de uitkomsten van het DNA onderzoek onbetrouwbaar te achten.

4.3.3 Voorhanden hebben van het wapen

Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde is vereist dat bij verdachte sprake was van bewustheid van de aanwezigheid van het pistool en de patronen, en dat verdachte hierover de beschikkingsmacht had.

Uit verklaring(en) van de moeder van verdachte volgt dat het verdachte is geweest die de tas, waarin later door haar het vuurwapen is aangetroffen, in de woning heeft neergezet. Op het in die tas gevonden vuurwapen is DNA-materiaal aangetroffen dat matcht met het DNA van verdachte. De rechtbank stelt op basis van deze twee bevindingen vast dat verdachte bekend moet zijn geweest met de aanwezigheid van het wapen en de munitie in de tas die hij zelf de woning in heeft gebracht en dat verdachte hierover ook beschikkingsmacht had.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

omstreeks 5 augustus 2022 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Carl walther, type P 90, kaliber (na ombouw) 7.65 mm Browning, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool


en


bijbehorende munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III onder 1º te weten: twee kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm Browning,

voorhanden heeft gehad.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

Motivering van de straf

8.1 De eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen wordt opgelegd, waarvan 76 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd in het reclasseringsrapport van 7 augustus 2022.

8.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft de rechtbank primair verzocht, indien zij tot een bewezenverklaring komt, een gevangenisstraf van drie maanden met aftrek van het voorarrest op te leggen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht een gevangenisstraf op te leggen van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk.

8.3 Het oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte heeft in Amsterdam, in een woning, een geladen pistool voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt een onaanvaardbaar risico en een aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving. Juist de stad Amsterdam wordt veelvuldig opgeschrikt door schietincidenten. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.

De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken hebben vastgesteld noemen als oriëntatiepunt bij het voorhanden hebben van een pistool in een woning een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.

De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 12 oktober 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.

In straf verminderende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat noch uit het strafblad van verdachte noch uit de verdere inhoud van het dossier aanwijzingen naar voren komen dat verdachte gewelddadig is of zich met andere criminele activiteiten bezig houdt.

Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 7 augustus 2022 en het consult voor rechtspleging van 9 augustus 2022. Verdachte heeft geen medewerking verleend aan een Pro Justitia rapportage. Hoewel er dus geen psychologisch of psychiatrisch onderzoek is verricht, leidt de rechtbank uit de opgemaakte stukken wel af dat verdachte ten tijde van het feit zeer verward was. Dat blijkt ook uit de verklaring van verdachte zelf ter terechtzitting en uit de verklaringen van zijn moeder. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het feit verminderd aan verdachte kan worden toegerekend.

Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat aanleiding bestaat om af te wijken van de genoemde oriëntatiepunten en van de eis van de officier van justitie. De rechtbank zal alles afwegende aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van drie maanden met aftrek van het voorarrest.

Beslag

Onder verdachte zijn een pistool en twee patronen in beslag genomen.

Nu met betrekking tot deze voorwerpen het bewezenverklaarde is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 5 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van drie (3) maanden.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Verklaart onttrokken aan het verkeer:

1. STK Pistool, (omschrijving: PL1300-2022163680-G6219960, Makarov);
2 STK Patroon,(omschrijving: PL1300-2022163680-G621996).

Dit vonnis is gewezen door

mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,

mrs. A.M. Grüschke en C.M. Mellema, rechters,

in tegenwoordigheid van mrs. K. Kanters en A.M. Rus, griffiers,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 februari 2023.

Artikel delen