proces-verbaal
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers:
13/236929-21 ( [verdachte 1] )
13/248904-21 ( [verdachte 2] )
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde rechtbank, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken op 20 juni 2023.
Tegenwoordig zijn:
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en N.J. Koene, rechters, en
mr. A.A.B. Fransen, griffier.
Het Openbaar Ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. A.M. Ruijs en mr. S.A. van der
Vliet, beiden officier van justitie (hierna: de officier van justitie).
De verdachte [verdachte 1] antwoordt op de vragen van de voorzitter, gesteld ten behoeve van
het vaststellen van diens identiteit, te zijn:
geboren op [geboortedag 1] 1991 in [geboorteplaats 1] , [geboorteland]
inschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] .
Als raadsman van [verdachte 1] is aanwezig mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht. Zijn raadsvrouw, mr. G.A. Jansen-de Wolf, advocaat te Amsterdam, is niet aanwezig.
De verdachte [verdachte 2] antwoordt op de vragen van de voorzitter, gesteld ten behoeve van
het vaststellen van diens identiteit, te zijn:
geboren op [geboortedag 2] 1983 in [geboorteplaats 2] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 2] .
Als raadsman van [verdachte 2] is aanwezig mr. A. Wijburg, advocaat te Amsterdam.
De zaken worden gelijktijdig – maar niet gevoegd – behandeld.
De voorzitter vermaant beide verdachten oplettend te zijn op wat zij zullen horen en deelt
hen mee dat voor hen beiden geldt dat zij niet tot antwoorden zijn verplicht.
Wat op de zitting is gezegd, wordt steeds zakelijk weergegeven.
De voorzitter deelt mee dat de rechtbank op 19 juni 2023 een e-mail mr. G.A. Jansen-de Wolf, de raadsvrouw van [verdachte 1] , heeft ontvangen waarin zij een verzoek doet tot aanhouding van de inhoudelijke behandeling van de zaak vanwege medische omstandigheden. De rechtbank heeft op voorhand per e-mail laten weten dat de inhoudelijke behandeling van de zaak van [verdachte 1] aangehouden zal worden.
De voorzitter deelt verder mee dat de rechtbank nog de volgende stukken heeft ontvangen:
een concept vordering wijziging tenlastelegging van [verdachte 1] en [verdachte 2] van het Openbaar Ministerie op 15 juni 2023;
een e-mail van mr. Van Boom van 15 juni 2023 met bijlagen;
een aanvulling op de e-mail van 15 juni 2023 van mr. Van Boom met bijlage (van 16 juni 2023);
een e-mail van mr. Wijburg van 16 juni 2023;
twee e-mails van het Openbaar Ministerie op 16 juni 2023;
een e-mail van mr. Wijburg van 19 juni 2023.
De rechtbank beveelt dat het ter terechtzitting van 10 november 2023 geschorste onderzoek opnieuw wordt aangevangen. De voorzitter verzoekt de officier van justitie de zaken voor te dragen.
noot rechtbank: in dit proces-verbaal wordt meerdere malen verwezen naar de antwoorden van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen van 13 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:913.
De officier van justitie draagt de zaken voor. De officier van justitie vordert dat na te noemen, op schrift gestelde wijziging van de tenlastelegging van zowel [verdachte 1] als [verdachte 2] , zal worden toegelaten.
De raadslieden van de verdachten, mr. Van Boom en mr. Wijburg, laten weten geen bezwaar te hebben tegen de vordering wijziging tenlastelegging. Na de raadslieden daarover te hebben gehoord, wijst de rechtbank de vorderingen toe en beveelt dat de tenlastelegging van [verdachte 1] en [verdachte 2] wordt gewijzigd zoals omschreven in de vorderingen, die aan dit proces-verbaal zijn gehecht en waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt. De rechtbank beslist dat daarmee kan worden volstaan. De griffier heeft de door de officier van justitie aan de raadslieden uitgereikte afschriften ondertekend.
Met toestemming van de raadslieden die tot de verdediging is toegelaten, wordt het onderzoek direct voortgezet.
De voorzitter deelt mee dat besproken moet worden of het wenselijk is dat de zaak van [verdachte 2] vandaag ook aangehouden moet worden.
De officier van justitie voert het woord:
Dat de zaken van [verdachte 2] en [verdachte 1] met elkaar verweven zijn is duidelijk, maar ik zou graag van [verdachte 2] willen horen wat de argumenten zijn om zijn zaak vandaag aan te houden.
Mr. Wijburg voert het woord:
Ik verwijs naar mijn e-mail van 19 juni 2023. De zaken zijn zowel juridisch als feitelijk met elkaar verklonken. Er is een verdeling gemaakt in wat ik zou bepleiten en in wat in de zaak van [verdachte 1] ten aanzien van het Encrochat-bewijs wordt bepleit. Vorige week heb ik dan ook gemaild dat ik mij aansluit bij de verzoeken en verweren in de zaak van [verdachte 1] . Ook op de eerdere zitting in november vorig jaar heb ik dat al aangegeven. Toen zijn beide zaken aangehouden om die tegelijkertijd te kunnen behandelen. Indien de zaak van [verdachte 2] nu wel doorgang vindt, zou dat aansluiten niet mogelijk zijn hetgeen de belangen van de verdediging ernstig schaadt. Daarom verzoek ik de zaken bij elkaar houden. Eerder zijn de zaken ook steeds samen behandeld. Ik zie niet in waarom hier nu van afgeweken moet worden. Het zijn twee medeverdachten met ongeveer dezelfde feiten. Het ligt buiten de macht van de verdediging dat mevrouw Jansen vandaag niet aanwezig is.
Wij zijn ons ervan bewust dat het aansluiten bij de verweren en verzoeken van mr. Van Boom kwetsbaarheden oplevert voor de zaak van [verdachte 2] omdat het twee aparte zaken zijn. Het is een bewuste keuze geweest om het op deze manier in te richten.
De jongste rechter vraagt aan [verdachte 1] of hij een inhoudelijke verklaring af gaat leggen nu dit uit de e-mail van mr. Wijburg volgt.
[verdachte 1] verklaart:
Ik zal zeker bepaalde vragen gaan beantwoorden op de inhoudelijke zitting. U, jongste rechter, vraagt mij of ik op alle vragen antwoord ga geven. Ik zal u niet iets beloven wat ik niet na kan komen, maar ik zal wel meer openheid van zaken geven.
De jongste rechter vraagt aan mr. Wijburg of hij [verdachte 1] als getuige wil horen nu hij zegt dat hij zal verklaren. Daar zou vandaag gelegenheid voor zijn.
Mr. Wijburg voert het woord:
Dat weet ik nu nog niet. Afhankelijk van wat [verdachte 1] verklaart, wil ik hem als getuige horen op de inhoudelijke zitting.
[verdachte 2] verklaart:
Het is mogelijk dat ik op de inhoudelijk zitting antwoorden kan geven, maar daar kan ik nu nog geen uitspraken over doen.
De officier van justitie vraagt aan verdachten of zij vandaag een inhoudelijke verklaring willen afleggen.
[verdachte 1] verklaart:
Nee. Ik wil alleen een verklaring afleggen als mijn advocaat mr. Jansen aanwezig is. Mr. Van Boom staat mij alleen bij voor het Encrochat gedeelte.
[verdachte 2] verklaart:
Ik wil het laten afhangen van wat er vandaag gebeurt op zitting.
De raadslieden van verdachten laten weten niet in te stemmen met een hervatting van het onderzoek in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de schorsing ter terechtzitting van 10 november 2022 nu er een wijziging van de samenstelling van de rechtbank is. Mr. Van Boom stelt dat dit gevolgen heeft voor eerder genomen beslissingen. Op de vraag van de voorzitter welke deze dan zouden zijn, zegt mr. Van Boom geen nadere reactie te hoeven of willen geven.
De rechtbank onderbreekt het onderzoek ter terechtzitting om de officieren van justitie de gelegenheid te geven met elkaar te overleggen.
De rechtbank hervat het onderzoek ter terechtzitting in de stand waarin het zich bevond
voor de onderbreking.
De officier van justitie voert het woord:
Ook dit keer zijn er vlak voor de zitting aanhoudingsverzoeken gedaan door de verdediging en zijn er onderzoekswensen ingediend door mr. Van Boom. De rechtbank heeft gisteren al besloten de zaak van [verdachte 1] aan te houden wegens medische omstandigheden van de raadsvrouw. Het voornemen van het Openbaar Ministerie was op voorhand om de zaak van [verdachte 2] vandaag inhoudelijk af te doen, maar gelet op de toezegging van de verdachten dat zij op de inhoudelijke behandeling willen verklaren, verzetten wij ons niet tegen het verzoek tot aanhouding van de zaak van [verdachte 2] . Daarmee is er immers een belang om de zaken gelijktijdig te behandelen.
Mr. Van Boom voert het woord:
Het klopt dat de onderzoekswensen laat zijn ingediend, maar de Hoge Raad heeft pas één week geleden antwoord gegeven op de prejudiciële vragen die zijn gesteld. De antwoorden zijn uitvoeriger en ruimer dan je zou denken.
De rechtbank onderbreekt het onderzoek ter terechtzitting voor beraad.
De rechtbank hervat het onderzoek ter terechtzitting in de stand waarin het zich bevond voor de onderbreking.
De voorzitter deelt mee dat ook de zaak van [verdachte 2] vandaag aangehouden zal worden vanwege de nauwe verwevenheid van de zaken en omdat beide verdachten hebben aangegeven dat zij gaan verklaren op de inhoudelijke behandeling. Daarnaast is het wenselijk om de zaken bij elkaar te houden omdat de rechtbank voornemens is dezelfde samenstelling op de zaken van verdachten te houden. De zitting van vandaag kan worden gebruikt om eventuele overige punten met elkaar te bespreken. De voorzitter deelt verder mee dat de zitting vandaag opnieuw is aangevangen vanwege de gewijzigde samenstelling van de rechtbank en dat het onderzoek niet is hervat in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de schorsing ter terechtzitting van 10 november 2022.
Mr. Van Boom voert het woord:
Ik verwijs naar mijn e-mail met bijlagen van 15 juni 2023. Het grote obstakel in zaken als deze is het vertrouwensbeginsel. In de kern is de materie ontzettend simpel, maar de rechtbanken en Hoge Raad lopen steeds om de kern heen. Ik kan het de Hoge Raad niet kwalijk nemen want die heeft antwoord gegeven op de gestelde vragen en geen antwoord gegeven op de vragen die nog niet gesteld zijn. In de feitelijke vaststelling door de rechtbanken die de vragen hebben gesteld wordt uitgegaan van een hack die is geplaatst op de server in Frankrijk door Frankrijk en onder verantwoordelijkheid van Frankrijk. Als dat is waar de Hoge Raad vanuit gaat, dan hebben we een nodeloze exercitie gehad bij de Hoge Raad. In 2010 heeft de Hoge Raad namelijk al iets gezegd over het vertrouwensbeginsel. Mijn verzoek is om een regiezitting te plannen zodat de verdediging zich kan beraden over wat de Hoge Raad heeft gezegd. Het zijn ingewikkelde aspecten dus daar zou ik graag op een volgende zitting nog wat over willen zeggen.
Daarnaast wil ik een verzoek doen om de schorsingsvoorwaarden van mijn cliënt te wijzigen. Cliënt wil namelijk graag zijn paspoort terug om met zijn familie op vakantie te kunnen. Op 7 december 2022 is cliënt met voorwaarden geschorst en tot 30 maart 2023 had hij een enkelband. De Reclassering kan het recidiverisico niet inschatten omdat hij zwijgt, maar hij heeft zich verder altijd aan alle afspraken gehouden. Er is dan ook geen enkele reden om eraan te twijfelen dat hij zich niet meer aan afspraken zal houden. De Encrochat-berichten dateren uit 2020. Sinds dit moment zijn er geen nieuwe verdenkingen bijgekomen. In afwachting van de inhoudelijke behandeling wil hij zijn paspoort terug. De grond vluchtgevaar is niet van toepassing en er is geen onderbouwing dat hij een dusdanig vluchtgevaarlijk is dat hij zijn paspoort moet inleveren zodat hij niet weg mag.
Mr. Wijburg voert het woord:
Ik sluit mij aan bij het verzoek voor een regiezitting van Van Boom voor alle Encrochatverweren. Ook herhaal ik dat de verdediging zich aansluit bij alles wat Van Boom zegt.
De officier van justitie voert het woord:
De zaken zouden vorig jaar november al inhoudelijk behandeld worden. De belangrijkste reden van aanhouding was toen de beantwoording van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen. De Hoge Raad heeft nu antwoord gegeven en nu wil de verdediging weer aanhouden en een regiezitting plannen. De inhoudelijke behandeling lijkt steeds verder uit zicht te komen. Aan de orde is een cocaïnetransport en witwassen. De Hoge Raad heeft duidelijke antwoorden gegeven, al in 2022 met betrekking tot het territorialiteitsbeginsel. Er is op dit moment genoeg om tot een inhoudelijke behandeling te kunnen komen. Er hoeft dus niet een nieuwe regiezitting te worden gepland. Als er nieuwe verzoeken zijn, dan kunnen de raadslieden daar vandaag mee komen. De Hoge Raad heeft zich verder bij de beantwoording van de prejudiciële vragen onder punt 6.19 wel degelijk uitgelaten over opsporing in het buitenland onder verantwoordelijkheid van Nederlandse autoriteiten.
Ik verzet mij tegen het wijzigen van de schorsingsvoorwaarden, namelijk het teruggeven van het paspoort. Uit het dossier en uit het paspoort blijkt dat [verdachte 1] veel gereisd heeft naar onder andere Marokko waar hij bezit heeft. Het risico is dan ook dat wij [verdachte 1] wellicht kwijt zijn als hij zijn paspoort terug krijgt. De grond vluchtgevaar dient als grond toegevoegd te worden. Verder is nog steeds sprake van een recidiverisico. [verdachte 1] wil geen openheid van zaken geven en hij wordt verdacht van internationale cocaïnehandel zodat sprake is van een recidiverisico. Met het inleveren van het paspoort wordt voorkomen dat hij nieuwe feiten in het buitenland kan plegen.
Mr. Van Boom voert het woord:
Er is geen paspoort nodig om buiten de Europese Unie te komen. Hiervoor is alleen geld nodig. Als cliënt vluchtgevaarlijk zou zijn, dan was het heel eenvoudig geweest om eerder al naar een ander land te gaan waar hij niet kan worden uitgeleverd. Hij heeft er echter voor gekozen om in Nederland aan het werk te gaan. Hij verdient niet heel veel, maar hij wil naar voren kijken om het goede te doen. Er is nog geen inhoudelijk oordeel en daarom geldt de onschuldpresumptie. Ook de Reclassering ziet geen enkele reden om te veronderstellen dat hij zal recidiveren. Met betrekking tot de verwijzing van de officier van justitie naar punt 6.19 van de beantwoording door de Hoge Raad, wil ik zeggen dat ik beter in de materie zit dan de officier van justitie. Wat mij betreft heeft de Hoge Raad namelijk met de beantwoording van de vragen geen einde gemaakt aan de discussie die heerst in dit soort zaken. Verder zou ik enkele onderzoekswensen vandaag al kunnen indienen.
[verdachte 1] verklaart:
Ik zou graag met mijn zieke zus die in Nederland woont een weekje op vakantie willen naar bijvoorbeeld Spanje. Dat de behandeling van de zaak zolang duurt, is niet te wijten aan ons. Ik heb verder nog steeds een meldplicht bij de Reclassering.
De rechtbank onderbreekt het onderzoek ter terechtzitting voor beraad.
De rechtbank hervat het onderzoek ter terechtzitting in de stand waarin het zich bevond
voor de onderbreking.
De voorzitter deelt als beslissing van de rechtbank mee dat de schorsingsvoorwaarden van [verdachte 1] niet worden gewijzigd. De grond vluchtgevaar zal niet worden toegevoegd, maar de recidivegrond is nog onverkort aanwezig. Het recidivegevaar ziet op de internationale drughandel en om het recidiverisico in te perken dient het paspoort ingenomen te blijven. Mocht [verdachte 1] een concreet verzoek hebben waarvoor hij (tijdelijk) zijn paspoort nodig heeft, dan kan hij een onderbouwd verzoek indienen bij de raadkamer, die dat verzoek dan zal beoordelen.
Ook deelt de voorzitter als beslissing van de rechtbank mee dat de rechtbank op dit moment geen reden ziet een nieuwe regiezitting te plannen. De rechtbank is voornemens één schriftelijke ronde in te lassen waarin de verdediging naar aanleiding van de beantwoording van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen nieuwe onderzoekswensen kan indienen.
Mr. Van Boom licht aan de hand van zijn op 15 juni 2023 verstuurde brief (noot griffier: pagina 14 tot en met 18 van de brief die als hier ingevoegd gelden) zijn vijf onderzoekswensen toe.
Mr. Van Boom voert het woord:
Het eerste verzoek ziet op het horen van NFI-deskundige [persoon] /deskundige 122. De Hoge Raad maakt onderscheid tussen de twee begrippen ‘accuraatheid’ en ‘volledigheid’. Het EHRM legt in Budak en Bykof en Mirilashvili uit wanneer het recht op een eerlijk proces in gedrang komt. Dit is vanaf dag één de hamvraag. De eerder door [persoon] opgemaakte rapportages zijn niet compleet. Het rapport roept vragen op over de betrouwbaarheid van zijn conclusies en ook over de wetenschap van hem als getuige. De techniek die is gebruikt is onbekend omdat dit volgens het Openbaar Ministerie onder het staatsgeheim valt. Het binnendringen in en uitlezen van de Encrochat-telefoons heeft plaatsgevonden in een samenwerkingsverband tussen Nederland en Frankrijk. Beide landen wisten van tevoren dat deze techniek zou worden ingezet, terwijl bij de inzet van de techniek niet voldaan werd aan de waarborgen die worden gesteld. Om de betrouwbaarheid van de berichten te kunnen toetsen, dient de verdediging NFI-deskundige [persoon] te kunnen horen.
Het tweede verzoek ziet op het voegen van de JIT-overeenkomst. Het hof Amsterdam heeft op
26 april 2023 in het onderzoek [onderzoeksnaam 4] geoordeeld dat de JIT-overeenkomst gevoegd moet worden. De advocaat-generaal bij de Hoge Raad heeft in haar conclusie naar aanleiding van de prejudiciële vragen gezegd dat dit een extern stuk is. In de JIT-overeenkomst worden feitelijkheden beschreven die van belang zijn voor de beantwoording van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. Onderzoek [onderzoeksnaam 2] moet worden beschouwd als het voorbereidend onderzoek van het onderzoek [onderzoeksnaam 1]. Zoals blijkt uit de recente conclusie van de advocaat-generaal bij de Hoge Raad, worden in de JIT-overeenkomst in elk geval – onder meer – het doel, de bestaansperiode en de door Nederlandse ambtenaren op buitenlands grondgebied en de door buitenlandse opsporingsambtenaren op Nederlands grondgebied uit te oefenen opsporingsbevoegdheden vastgelegd. Het voorgaande ziet op de vaststelling van de territorialiteit. De locatie van de uitoefening van de opsporing is leidend.
Het derde verzoek is het voegen van de lijst met zoektermen. Het is van belang om deze lijst toe te voegen omdat een verdenking als bedoeld in artikel 126uba van het Wetboek van Strafvordering nodig is om deze bevoegdheid uit te mogen voeren. De bevoegdheid om gegevens vast te leggen die door een hack zijn verkregen mag slechts worden ingezet bij verdenking van misdrijven met een strafbedreiging van 8 jaar of meer, dan wel misdrijven die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen. Daarvan is geen sprake bij bijvoorbeeld de in- en uitvoer van softdrugs en ook niet bij voorbereidingshandelingen met harddrugs. Ook mag deze bevoegdheid niet worden gebruikt voor een verdenking van gewoontewitwassen.
De jongste rechter houdt voor dat dit onderzoek is gestart door het aantreffen van een telefoon in een café en vraagt waarom de lijst met zoektermen in dat kader relevant is voor deze zaak.
Mr. Van Boom voert verder het woord:
Of dat zo is gegaan, zal later nagegaan moeten worden. Ik wil niet nu al conclusies trekken omdat ik dat niet kan beoordelen. Als de berichten zijn verkregen aan de hand van zoektermen, dan is de informatie mogelijk als gevolg van een vormverzuim verkregen. In dat geval kunnen wellicht niet alle gegevens gebruikt worden. De lijst met zoektermen is dus om die reden van belang.
Het vierde verzoek ziet op het verkrijgen van de ruwe JSON-bestanden en verslaglegging met betrekking tot de hashwaardes. Tegen de achtergrond van een eerlijk proces en equality of arms moet de verdediging in dezelfde positie worden gebracht als het Openbaar Ministerie. De rechtbank Rotterdam heeft op 17 mei 2023 eenzelfde verzoek toegewezen. Hoewel in die zaak de verdachte niet inhoudelijk had verklaard, was er wel een verdedigingsbelang aangenomen. Aan verdachte worden in dit onderzoek twee Encrochat-accounts toegeschreven. De verdediging weet inmiddels door het onderzoek [onderzoeksnaam 3] dat de onvolledigheid van de chatberichten niet alleen wordt veroorzaakt door de niet gewaarborgde techniek, maar ook door de selectie van berichten die door het Openbaar Ministerie wordt gedaan waarbij ontlastende berichten worden onthouden.
De jongste rechter vraagt aan mr. Van Boom of het klopt dat deze onderzoekswens ziet op de vraag of [verdachte 1] de gebruiker en enige gebruiker van de accounts is. Mr. Van Boom bevestigt dat. Zij vraagt aan [verdachte 1] of hij op de inhoudelijke zitting gaat verklaren over het gebruik van de accounts, bijvoorbeeld of hij de enige gebruiker was van de twee Encrochat-accounts die aan hem worden toegeschreven. Als hij gaat verklaren, is inzage in deze bestanden wellicht niet nodig.
[verdachte 1] verklaart:
Daar zal ik later op de inhoudelijke zitting over verklaren.
Mr. Van Boom voert verder het woord:
Het Openbaar Ministerie zegt dat cliënt de enige gebruiker is. Cliënt hoeft zichzelf niet te belasten. Hij heeft een rechtens te respecteren belang om alle data te kunnen onderzoeken. Als cliënt zou antwoorden dat hij weliswaar de gebruiker was van de twee Encrochat-accounts, maar aangeeft dat hij niet de enige was, dan gaat de rechtbank hem wellicht vragen waaruit dat blijkt. Op dat moment zal ik zeggen dat er gekozen is om een techniek in te zetten die niet voldoet aan de waarborgen. Je hebt dan in de kern te pakken waarom dit geen eerlijk proces is. Ik ben mij ervan bewust dat het doorzoeken van de ruwe JSON-bestanden een ingewikkeld en tijdrovend proces is, maar wij willen in dezelfde positie komen als het Openbaar Ministerie. Ook in deze zaak willen wij kunnen onderbouwen dat verdachte niet steeds dezelfde gebruiker is geweest.
Als laatste verzoek ik om alle Encrochat-berichten van en naar de Encrochat-accounts die in het onderzoek worden toegeschreven aan de verdachte en de medeverdachten in te zien. Ook zou de verdediging de gebruikers van de tegenaccounts als zij zijn geïdentificeerd, willen horen. De interpretatie van de beschikbare communicatie is van rechtstreeks belang voor de bewijsvraag. De selectie is onvolledig en de daadwerkelijke gebruikers van de betreffende accounts kunnen weten of verdachte de (enige) gebruiker was. Ook kunnen zij weten wat de rol van verdachte was en wat eventueel mist aan chatberichten. Indien de gebruikers van de tegenaccounts bevraagd kunnen worden, weten zij vermoedelijk niet meer wat er 2,5 jaar geleden is gezegd maar daar kunnen we niet op voorhand al vanuit gaan. Mochten de tegenaccounts niet geïdentificeerd kunnen worden, dan kan dit later wellicht gevolgen hebben. Indien beargumenteerd wordt dat vanwege de privacy de tegenaccounts niet verder kunnen worden geïdentificeerd, dan is dit geen rechtens te respecteren belang. De Encrochat-hack is immers begonnen vanuit het startpunt dat alle gebruikers crimineel zijn.
De jongste rechter vraagt of de raadsman met de tegenaccounts bedoelt de Encrochat-accounts van [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] .
Mr. Van Boom zegt dat als dit de namen zijn zoals vermeld als tegenaccountnamen in het dossier, dit klopt.
Mr. Wijburg laat desgevraagd weten zich aan te sluiten bij de onderzoekswensen van Van Boom.
De rechtbank onderbreekt het onderzoek ter terechtzitting voor rust.
De rechtbank hervat het onderzoek ter terechtzitting in de stand waarin het zich bevond
voor de onderbreking.
De officier van justitie voert het woord:
Een aantal van de onderzoekswensen is eerder al aan de orde geweest. Wij verwijzen naar ons eerdere standpunt (noot griffier: dit standpunt is aan dit proces-verbaal gehecht en geldt als ingevoegd) en verzoeken aan te sluiten bij de eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2022. We dienen alleen de nieuwe ontwikkeling, namelijk de beantwoording van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen, mee te nemen.
Ik verzoek de eerste onderzoekswens van de verdediging af te wijzen. Volgens de verdediging zou [persoon] eerder niet alle vragen hebben beantwoord in het rapport. Ik mis de noodzakelijke onderbouwing waarom het horen van [persoon] in het onderzoek [onderzoeksnaam 1] van belang is. In twee andere onderzoeken zijn al 319 vragen door Van Boom gesteld aan [persoon] . De verdediging is kennelijk van oordeel dat [persoon] de vragen onvoldoende heeft beantwoord, dus de vraag is of het horen van [persoon] dan nog wat oplevert. Ik verzoek deze onderzoekswens af te wijzen.
Ook verzoek ik de tweede onderzoekswens af te wijzen. Er is al eerder gevraagd om de JIT-overeenkomst te voegen. Het verzoek is niet onderbouwd. De advocaat-generaal heeft niet expliciet gezegd dat het stuk moet worden gevoegd.
De lijst met zoektermen zijn toegepast in het onderzoek [onderzoeksnaam 2]. Ook in dit geval vraag ik mij af waarom dit nodig is voor het onderzoek [onderzoeksnaam 1]. Daarbij komt dat dit onderzoek op een andere manier tot stand is gekomen, namelijk vanuit onderzoek [onderzoeksnaam 5]. Ook deze onderzoekswens is onvoldoende onderbouwd, dus ik verzoek deze onderzoekswens af te wijzen.
Voor het vierde verzoek geldt eveneens de vraag waarom dit van belang zou zijn voor het onderzoek [onderzoeksnaam 1]. Bovendien kan de advocaat niet zelfstandig de JSON-bestanden lezen. Een technisch deskundige zou hierbij moeten helpen. Wat betreft de betrouwbaarheid van de chatberichten hebben we bovendien het rapport van NFI-deskundige [persoon] .
Ten slotte verzoek ik ook de vijfde onderzoekswens af te wijzen. In het onderzoek zijn vier accounts geïdentificeerd, waarvan twee accounts aan [verdachte 1] en twee accounts aan [verdachte 2] worden toegeschreven. De andere accounts zijn van verdachten in het buitenland. De gebruikers van deze accounts zijn niet geïdentificeerd zodat we ook geen nadere informatie kunnen delen. Eventueel zou nader onderzoek gedaan kunnen worden, maar daarvoor is onvoldoende aangevoerd. Wel doe ik hierbij de toezegging dat ik nog navraag zal doen bij het onderzoeksteam van [onderzoeksnaam 2] of de Encrochat-accounts van [naam 1] , [naam 2] ; [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] inmiddels zijn geïdentificeerd.
Mr. Van Boom voert het woord:
De officier van justitie verwijst bij het verzoek om [persoon] te horen naar perikelen in Delos en andere vergelijkbare zaken. Dit verzoek ziet op de volledigheid en juistheid van SkyECC, maar dit heeft geen effect op Encrochat. Het feit dat andere rechtbanken bepaalde beslissingen hebben genomen, betekent niet dat de rechtbank daaraan gebonden is. Verder is het belang voldoende duidelijk.
Er is genoeg gezegd over het voegen van de JIT-overeenkomst. Als de rechtbank dit verzoek afwijst, dan ga ik een verzoek doen tot voeging van de JIT-overeenkomst die ik in het onderzoek [onderzoeksnaam 4] op enig moment nog via mijn collega’s zal ontvangen.
Wat betreft de zoektermen, maakt het niet uit dat er een andere start in dit onderzoek is geweest. Ook in [onderzoeksnaam 1] zijn chats verkregen door te zoeken in de data. De chatberichten worden in deze zaak ook gebruikt als bewijs. De zoektermen horen dus bij het onderzoek.
Dat het doorzoeken van de ruwe JSON-bestanden moeilijk is, is geen argument om deze onderzoekswens niet toe te wijzen.
Twee Encrochat-accounts zijn in het dossier toegeschreven aan verdachte. De andere Encrochat-accounts zijn niet geïdentificeerd. De rechtbank moet het verzoek toewijzen. Een eventuele vervolgbeslissing is dan dat de tegenaccounts niet geïndividualiseerd kunnen worden, maar dat betekent niet dat op voorhand het verzoek moet worden afgewezen.
Verder wil ik nog naar voren brengen dat het onderzoek ter terechtzitting loopt tot aan de sluiting. Tot die tijd kunnen onderzoekswensen en verzoeken worden ingediend. Er is geen enkel formeel beletsel om in deze fase van het onderzoek een verzoek te doen met eventuele verweren.
De voorzitter deelt mee dat de rechtbank voornemens is het onderzoek te onderbreken voor beraad.
Mr. van Boom geeft daarop aan dat hij niet kan wachten op de beslissingen van de rechtbank omdat hij andere verplichtingen heeft. Ook [verdachte 1] geeft aan dat hij – nu het niet noodzakelijk is – niet langer zal blijven. Mr. Wijburg geeft aan dat hij zal overleggen met zijn cliënt of hij blijft wachten totdat de rechtbank de beslissingen geeft.
De rechtbank onderbreekt het onderzoek ter terechtzitting voor beraad.
Noot griffier: tijdens de onderbreking heeft mr. Wijburg aan de rechtbank laten weten dat hij en [verdachte 2] niet aanwezig zullen zijn bij het uitspreken van de beslissing op de verzoeken.
Nadat de rechtbank in raadkamer heeft beraadslaagd, deelt de voorzitter als beslissingen van
de rechtbank voor zowel [verdachte 1] als [verdachte 2] mee:
- Het verzoek van de verdediging om NFI-deskundige [persoon] als getuige te horen wordt afgewezen. De rechtbank neemt hierbij tot uitgangspunt de beantwoording van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen van 13 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:913). De Hoge Raad heeft onder punt 6.6 overwogen: ‘Waar het gaat om de betrouwbaarheid van onderzoeksresultaten die voor het bewijs worden gebruikt, geldt dat de rechter bij de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard, alleen dat bewijsmateriaal gebruikt dat hij betrouwbaar en bruikbaar acht. Er kan grond voor bewijsuitsluiting bestaan als zich onregelmatigheden hebben voorgedaan die de betrouwbaarheid en accuraatheid van onderzoeksresultaten wezenlijk hebben aangetast. Hierbij maakt het in beginsel geen verschil of die onderzoeksresultaten zijn verkregen onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten dan wel in een Nederlands strafrechtelijk onderzoek. Dat doet echter niet eraan af dat de rechter in de strafzaak tot uitgangspunt mag nemen dat onderzoek dat onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten is uitgevoerd, op zodanige wijze is verricht dat de door dat onderzoek verkregen resultaten betrouwbaar zijn. Als er echter – al dan niet naar aanleiding van een daartoe strekkend verweer – concrete aanwijzingen voor het tegendeel bestaan, is de rechter gehouden de betrouwbaarheid van die resultaten te onderzoeken.’ De rechtbank overweegt dat in de conclusie van het NFI rapport van [persoon] staat dat er geen redenen gevonden zijn om te twijfelen aan de correctheid van de berichten uit het technische hulpmiddel, behalve de fout met de omgedraaide bellende en gebelde tegenpartij. De correcte bellende en gebelde partij is nog af te leiden door de aangegeven richting. [persoon] concludeert echter wel dat de berichtengeschiedenis niet volledig is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de raadsman geen concrete aanwijzingen aangevoerd die erop wijzen dat de onderzoeksresultaten die zijn verkregen in [onderzoeksnaam 1] niet betrouwbaar zijn. Dat de berichtengeschiedenis niet volledig is, is onvoldoende voor een concrete aanwijzing of de berichten niet betrouwbaar zijn.
- Het verzoek tot het voegen van de JIT-overeenkomst wordt – met inachtneming van de artikelen 149a en 149b Sv – toegewezen, met dien verstande dat (persoons)gegevens in deze overeenkomst die in verband met opsporings- en/of veiligheidsbelangen in het kader van enig (ander) strafrechtelijk onderzoek dan wel enig staatsgeheim niet kunnen worden bekendgemaakt, onleesbaar dienen te worden gemaakt. De reden van toewijzing is dat de JIT-overeenkomst blijkens de wetgeschiedenis ertoe strekt “de interne en externe transparantie te bevorderen. Intern door de afspraken tussen de deelnemende lidstaten helder vast te leggen en extern door de overeenkomst te voegen in het strafdossier om inzicht te geven in de wijze waarop het strafrechtelijke onderzoek is uitgevoerd”.n
Kamerstukken 2001/02, 28351, nr. 3, p. 8. Zie ook Rechtbank Noord-Holland, 16 mei 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:4575.
De JIT-overeenkomst waarvan de voeging wordt gevraagd, is opgesteld in een ander (voorbereidend) onderzoek dan in het onderzoek [onderzoeksnaam 1]. Dat laat onverlet dat toetsing van de afspraken in de JIT-overeenkomst ook van belang kan voor het onderzoek [onderzoeksnaam 1] omdat onder omstandigheden een rechtsgevolg kan worden verbonden aan vormverzuimen buiten het voorbereidend onderzoek. Als algemene maatstaf geldt dat een rechtsgevolg op zijn plaats kan zijn indien het betreffende vormverzuim of de betreffende onrechtmatige handeling van bepalende invloed is geweest op het verloop van het opsporingsonderzoek naar en/of de (verdere) vervolging van de verdachte.n
vgl. ECLI:NL:HR:2020:1889, r.o. 2.2.2
- Het verzoek tot het voegen van de lijst met zoektermen wijst de rechtbank af. Vooralsnog ziet de rechtbank onvoldoende dat de start van dit onderzoek is voortgekomen uit het zoeken in de complete dataset van Encrochat-berichten. Onderzoek [onderzoeksnaam 1] is immers gestart nadat bij aanhoudingen in een ander strafrechtelijk onderzoek ([onderzoeksnaam 5]) een BQ Aquarius telefoon in beslag is genomen in de nabijheid van [verdachte 1] . Die telefoon bleek te zijn gekoppeld aan het Encrochat account [naam 8], dat in het onderzoek [onderzoeksnaam 1] door de politie wordt toegeschreven aan [verdachte 1] . De rechtbank vindt om die reden onvoldoende onderbouwd wat het belang van de verdediging is bij deze onderzoekswens. Alleen al daarom kan dit verzoek naar het oordeel van de rechtbank niet worden toegewezen.
- Het verzoek tot het verkrijgen van de ruwe JSON-bestanden en verslaglegging van hashing/hashwaardes wordt afgewezen. De raadsman heeft aangevoerd dat er mogelijk ontlastend materiaal in de ruwe data te vinden is dat niet door het Openbaar Ministerie in het dossier is gevoegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de raadsman echter geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit zou kunnen volgen dat in deze zaak voor verdachte ontlastend materiaal niet in het dossier is gevoegd door het Openbaar Ministerie. De rechtbank heeft vooralsnog dergelijke aanknopingspunten ook niet gevonden. Gelet op het voorgaande komt het de rechtbank tot het oordeel dat de noodzaak tot het voegen van de verzochte stukken niet is gebleken.
- Het verzoek tot het horen van de niet geïdentificeerde accountgebruikers wordt op dit moment afgewezen, omdat op dit moment geen gegevens over hen bekend zijn. Het Openbaar Ministerie heeft ter zitting toegezegd dat bij het onderzoeksteam van [onderzoeksnaam 2] navraag zal worden gedaan of de Encrochat-gebruikers [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] alsnog geïdentificeerd zijn. De rechtbank geeft de officier van justitie de opdracht om binnen twee weken schriftelijk te laten weten of de gebruikers geïdentificeerd zijn. Mocht dan blijken dat er alsnog tegenaccounts geïdentificeerd zijn, dan kan de verdediging een nieuw verzoek tot het horen van de geïdentificeerde gebruikers indienen bij de rechtbank.
Ook wordt het verzoek met betrekking tot het inzien van de chats van de Encrochat-tegenaccounts afgewezen. De raadsman heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd waarom hij de chats door de niet geïdentificeerde accountgebruikers met anderen wil inzien. Daarnaast is het verzoek te onbepaald.
- De rechtbank zal gelet op het verzoek van mr. Van Boom één schriftelijke ronde inlassen waarin de verdediging naar aanleiding van de beantwoording van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen zo nodig nieuwe onderzoekswensen kan indienen. De rechtbank stelt hierbij de volgende termijnen vast:
o De verdediging krijgt tot 31 juli 2023 de tijd om eventuele resterende onderzoekswensen in te dienen. De eventuele onderzoekswensen kunnen per e-mail worden gestuurd naar: strafrecht.rb-ams@rechtspraak.nl. De verdediging dient de onderzoekswensen daarbij ook te versturen naar het Openbaar Ministerie;
o Het Openbaar Ministerie krijgt vervolgens tot 21 augustus 2023 de tijd om op de eventuele onderzoekswensen van de verdediging te reageren;
o De rechtbank zal vervolgens zo spoedig mogelijk schriftelijk op de verzoeken beslissen. Gelet op de vakantieperiode is een exacte datum niet op voorhand te bepalen.
De rechtbank zal haar beslissing per e-mail aan de verdediging en het Openbaar Ministerie doen toekomen en aan het proces-verbaal hechten.
- Het onderzoek wordt geschorst voor onbepaalde tijd.
De voorzitter beveelt de oproeping van de verdachten tegen het nader te bepalen tijdstip,
met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadslieden van de verdachten.
De voorzitter bepaalt dat voor de (gelijktijdige) inhoudelijke behandeling van de zaken op
de volgende terechtzitting de gehele dag dient te worden gereserveerd.
noot griffier: aan de verkeerstoren wordt het verzoek gedaan om de zaak zo mogelijk te plannen op een zitting met dezelfde samenstelling van de rechtbank.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld
en ondertekend.
Aanhechten:
Brief Van Boom
Standpunt OM
Wijzigingen tll