Menu

Filter op
content
PONT Data&Privacy

0

ECLI:NL:RBAMS:2024:1141

29 February 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-340117-23

Datum uitspraak: 29 februari 2024

UITSPRAAK

op de vordering van 3 januari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).n

Zie artikel 23 Overleveringswet.

Dit EAB is uitgevaardigd op 21 april 2023 door de officier van justitie bij het Arrondissementsparket bij de rechtbank van Triëst (Procura della Republica Presso il Tribunale di Trieste), Italië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:

[naam opgeëiste persoon]

geboren in [geboorteplaats] (Pakistan) op [geboortedatum] 1979 ,

zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,

gedetineerd in de [Detentie adres]

hierna ‘de opgeëiste persoon’.

Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 februari 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht en door een tolk in de taal Urdu.

De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd.n

Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW. (of eerste, derde en vierde lid OLW)

Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Pakistaanse nationaliteit heeft.

Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van de gewone rechtbank van Trieste nr. 509/2022 R.G.N.R. nr. 2815/2018 Reg. Gen.nr. 1629/2020, gewezen op 3 maart 2022, onherroepelijk op 16 juli 2022.

De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog vijf jaren, elf maanden en twaalf dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.

Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB.n

Zie onderdeel e) van het EAB.

3.1 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Het standpunt van de raadsman

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW. Allereerst is in het EAB niet aangekruist op welke wijze de opgeëiste persoon van zijn verdedigingsrechten gebruik heeft kunnen maken. De opgeëiste persoon ontkent op de hoogte te zijn geweest van het proces en ontkent dat hij door een gemachtigd advocaat is vertegenwoordigd. Blijkens de overgelegde e-mailwisseling met de Italiaanse raadsman heeft de opgeëiste persoon ook geen recht op verzet of herziening. Gelet op het voornoemde is geen sprake van de situatie zoals bedoeld in artikel 12 onder a tot en met d, OLW. Niet moet worden afgezien van deze weigeringsgrond, aangezien de opgeëiste persoon stelt bereikbaar te zijn geweest via het telefoonnummer dat hij aan zijn huisbaas voor de ontvangst van eventuele post heeft verstrekt. Verder ontkent de opgeëiste persoon tijdens zijn huisarrest te zijn gevlucht, aangezien dit zou zijn beëindigd en ontkent hij een instructie te hebben ontvangen om adreswijzigingen door te geven. Daarmee dacht de opgeëiste persoon dat er niet langer een zaak tegen hem liep. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden om nadere informatie op te vragen naar aanleiding van het door de opgeëiste persoon ingenomen standpunt.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 12 OLW niet aan overlevering in de weg staat. Hoewel de weigeringsgrond van artikel 12 OLW aan de orde is, kan hiervan worden afgezien, omdat de opgeëiste persoon, door tijdens zijn huisarrest te vluchten en geen contact met zijn advocaat te onderhouden, stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn verdedigingsrechten. Volgens de uitvaardigende justitiële autoriteit is de opgeëiste persoon gevlucht tijdens zijn huisarrest. Gelet hierop had de opgeëiste persoon moeten weten dat de strafzaak tegen hem nog liep.

Het oordeel van de rechtbank

Onderdeel d) van het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat heeft geleid tot de beslissing, maar dat de opgeëiste persoon op 25 augustus 2020 door tussenkomst van de door hem gekozen (en gemachtigde) raadsman in kennis is gesteld van het besluit waarbij het proces werd gelast en dat de opgeëiste persoon tijdens het proces is vertegenwoordigd door een ambtshalve benoemde raadsman.

In de aanvullende informatie van 4, 17 en 18 januari 2024 is hierover voor zover relevant het volgende opgenomen:

“The sentenced person had initially appointed a defence lawyer of his choice, Mr. Marco Borella; later on the sentenced person absconded in order to avoid house arrest and therefore all the documents pertaining the court proceedings were served on him by handing them over to his defence lawyer. On August 25, 2020, the defence lawyer Borella quit his mandate and the sentenced person was subsequently assisted by the public defender Mr. Giadrossi, lawyer at the Trieste bar, appointed by the Judge.

After his arrest the sentenced person was informed that he was required to inform the Court of any changes of the address he had stated and that in case he did not oblige, service of any documents pertaining the proceedings would be performed by delivering them to his lawyer; the same information was given to him during his questioning by the Preliminary investigations' Judge and then repeated and put on record when he was released from prison and put under house arrest.

However he later fled in order to elude house arrest and went into hiding. Since he had thus become untraceable, the documents pertaining the court proceedings and other subsequent documents were served by sending them to his appointed defence lawyer.

The judgement of March 3, 2022 could not be served at the address in San Donà di Piave because - as mentioned before - on May 6, 2019 the Judicial Police had found and reported that the sentenced person had already left the place and had become untraceable.”

Door de verdediging zijn e-mails overgelegd, inhoudende de correspondentie met de destijds gemachtigde Italiaanse raadsman van de opgeëiste persoon, waarin voor zover relevant de volgende mededelingen van de Italiaanse raadsman zijn opgenomen:

“I had defended Mr. as a trusted lawyer. [naam opgeëiste persoon] and [naam medeverdachte] who had been arrested for aiding and abetting illegal immigration. I subsequently managed to have them released but afterwards the gentlemen disappeared, without paying for my work, and having no longer heard from them I gave up their defense and therefore the Court appointed a court-appointed lawyer. After that I never heard anything again.

I renounced the defense for the first time on April 27, 2020, then confirmed on August 25, 2020. The judge appointed a public defender on September 18, 2020.”

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.

Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.

De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.

Op grond van voornoemde aanvullende informatie en de correspondentie met de Italiaanse raadsman van de opgeëiste persoon stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon in huisarrest zat, wat overigens door de opgeëiste persoon ook niet is ontkend. Gelet op het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank er – anders dan de verdediging – van uit dat de opgeëiste persoon zich onttrokken heeft aan zijn huisarrest en is gevlucht. Ondanks dat hij adreswijzigingen moest doorgeven, is hij niet meer bereikbaar is geweest, noch voor zijn advocaat, noch voor de uitvaardigende justitiële autoriteit. De enkele, niet met objectieve stukken onderbouwde ontkenning dat hij zich aan zijn huisarrest heeft onttrokken en is gevlucht, is niet voldoende om het vertrouwen in de juistheid van de door de Italiaanse autoriteiten verstrekte informatie te weerleggen. Deze informatie wordt overigens ondersteund door de correspondentie met de Italiaanse raadsman, terwijl ook het dossier geen aanwijzingen bevat dat die informatie onjuist zou zijn.

Gelet op voornoemde heeft de opgeëiste persoon zichzelf in een situatie gebracht waarbij hij onbereikbaar was voor de Italiaanse autoriteiten, terwijl door de opgeëiste persoon in huisarrest te plaatsen een minst vergaande maatregel is genomen om te garanderen dat de opgeëiste persoon op zitting had kunnen verschijnenn

Vergelijk EHRM 28 februari 2008, Demebukov v. Bulgaria (ECLI:CE:ECHR:2008:0228JUD006802001)

. Bovendien is de opgeëiste persoon tot op dat moment bijgestaan door een gemachtigde advocaat, zodat hij had kunnen voorzien wat de consequenties van zijn handelen zouden zijn en met wie hij sinds het ontvluchten van zijn huisarrest ook geen contact meer heeft opgenomen.

De rechtbank stelt dan ook vast dat de opgeëiste persoon van de procedure tegen hem op de hoogte was maar de opgeëiste persoon uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces dat tot dit vonnis heeft geleid, dan wel dat hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie, zodat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert.

De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en ziet geen aanleiding om hierover nadere vragen te stellen.

Strafbaarheid

4.1 Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 13, te weten:

hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf.


Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Italië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

Artikel 11 OLW: Italiaanse detentieomstandigheden

Het standpunt van de raadsman

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat overlevering moet worden geweigerd omdat de overlevering tot een schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) zal kunnen leiden. De raadsman en de opgeëiste persoon hebben zich op het standpunt gesteld dat de algemene detentiegarantie te oud is en niet voldoende individuele bescherming biedt.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 11 OLW niet aan overlevering in de weg staat. De rechtbank heeft de overlevering namelijk in lijn met haar eerdere jurisprudentie recent nog toegelaten in zaken waarbij deze detentiegarantie als afdoende is beschouwd.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft in eerdere uitspraken overwogen dat op basis van de algemene omstandigheden in oorspronkelijk zestien Italiaanse detentiecentra sprake is van een reëel gevaar dat gedetineerden daar onmenselijk of vernederend worden behandeld.n

ECLI:NL:RBAMS:2019:10053.

Gelet op het meest recente rapport van de European Committee for the prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) van 24 maart 2023 en de actuele gegevens van non-gouvernementele organisatie Antigone, geldt naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van zes van die zestien detentiecentra (Centro Penitenziario Napoli Secondigliano, Campobasso, Civitavecchia Nuovo Complesso, Turi, Trani vrouwengevangenis, Nuoro) op dit moment geen algemeen gevaar meer.n

ECLI: NL:RBAMS:2023:2332.

Voor het geval de opgeëiste persoon in één van de tien instellingen zal worden gedetineerd waarvan de rechtbank wel een algemeen gevaar heeft aangenomen, verwijst de rechtbank naar haar uitspraak van 30 maart 2021n

Rechtbank Amsterdam 30 maart 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1804.

, waarin het volgende is overwogen:

De rechtbank is verder van oordeel dat het inmiddels voldoende vaststaat dat de brieven van 2 en 4 maart 2020 inhoudende een algemene detentiegarantie in elke overleveringszaak geldig zijn, zoals de Italiaanse autoriteiten in bedoelde brieven hebben bevestigd. De rechtbank acht het niet langer noodzakelijk dat voor elke individuele opgeëiste persoon een bevestiging wordt gevraagd bij de Italiaanse autoriteiten.

De rechtbank heeft in voornoemde uitspraak van 30 maart 2021 geoordeeld dat inmiddels voldoende vaststaat dat de algemene detentiegarantie in elke overleveringszaak geldig is.

In de algemene detentiegarantie is gegarandeerd dat overgeleverde personen niet zullen worden gedetineerd in de zestien detentiecentra waarvoor de rechtbank eerder een algemeen gevaar heeft aangenomen.n

o. a. ECLI:NL:RBAMS:2020:2039.

De Italiaanse autoriteiten hebben in de bedoelde brieven bevestigd dat deze algemene detentiegarantie geldt voor alle door Nederland overgeleverde personen.

Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er, gelet op de verstrekte garanties, evenmin een reëel gevaar dat de opgeëiste persoon in de tien hiervoor bedoelde detentie-instellingen in Italië onderworpen zal worden aan een onmenselijke of vernederende behandeling. Het enkele tijdsverloop sinds het moment van het verstrekken van deze garantie is geen aanleiding om niet langer uit te gaan van de geboden zekerheid in de algemene detentiegarantie.

De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.

Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

Beslissing

STAAT TOE de overlevering van [naam opgeëiste persoon] aan het Arrondissementsparket bij de rechtbank van Triëst (Procura della Republica Presso il Tribunale di Trieste), Italië de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

Deze uitspraak is gedaan door

mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,

mrs. E. Biçer en A.W.T. Klappe, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,

en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 29 februari 2024.

Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Artikel delen