VONNIS
Parketnummer: 13/255707-21
Datum uitspraak: 3 januari 2024
Vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de politierechterzitting van 20 december 2023.
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.Y. Majoor en van wat verdachte naar voren heeft gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 28 maart 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk niet heeft voldaan aan een opdracht krachtens artikel 175 gemeentewet, te weten een (nood)bevel van de (loco)burgemeester, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, gegeven door of namens de Burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met uitoefening van enig toezicht belast), immers heeft zij, verdachte toen en aldaar zich niet (op eerste vordering) verwijderd van het Museumplein en/of de omgeving van het Museumplein, te weten onder andere het Museumplein nadat dit was gevorderd door de politie, terwijl voornoemde opdracht inhield dat zij, verdachte, zich moest verwijderen van het
Museumplein en/of haar omgeving.
De dagvaarding is geldig, de politierechter is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vernietiging van de strafbeschikking, bewezenverklaring van het tenlastegelegde en heeft gevorderd de oplegging van een geldboete van € 250,- bij niet betaling te vervangen door vijf dagen hechtenis.
De politierechter overweegt, evenals het Gerechtshof Amsterdam in zijn arrest van 26 april 2023 (ECLI:NL:GHAMS:2023:1020), als volgt.
De locoburgemeester van Amsterdam heeft op 28 maart 2021 op de voet van artikel 175 van de Gemeentewet een noodbevel afgegeven teneinde een zogenoemde spontane demonstratie (tegen het kabinetsbeleid en de destijds geldende coronamaatregelen) op het Museumplein te doen eindigen. Een rechtmatige toepassing van deze verstrekkende bevoegdheid, die de grondrechten van burgers kan inperken, vereist onder meer dat die toepassing toetsing aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit kan doorstaan. Ten aanzien van dat laatste geldt dat een noodbevel ter handhaving van de openbare orde slechts mag worden afgegeven indien een minder verstrekkende wettelijke bevoegdheid geen afdoende oplossing biedt voor ernstige wanordelijkheden of de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, zoals bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet. Waar het gaat om demonstraties biedt artikel 7 van de Wet openbare manifestaties (WOM) de wettelijke grondslag voor het beëindigen daarvan teneinde (verdere) wanordelijkheden te voorkomen of te bestrijden.
De locoburgemeester heeft deze laatste bevoegdheid op 28 maart 2021 ook toegepast, maar in het dossier van de onderhavige strafzaak is niet duidelijk gedocumenteerd op welk tijdstip de demonstratie op grond van artikel 7 WOM is beëindigd, alsmede op welk tijdstip (vervolgens) het noodbevel op grond van artikel 175 van de Gemeentewet is afgegeven. Het dossier van deze strafzaak bevat voorts weliswaar aanwijzingen dat de beëindiging is bevolen (zeer) kort voordat voornoemd noodbevel is afgegeven, maar niet, althans onvoldoende, blijkt dat daadwerkelijk is geprobeerd om (kort gezegd) de openbare orde te handhaven dan wel te herstellen met toepassing van de bevoegdheden gegeven in de WOM. Aldus kan de rechtmatigheid van het noodbevel, in het kader van de subsidiariteittoets, door de politierechter niet worden vastgesteld, wat in de onderhavige strafzaak ertoe leidt dat de verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
De politierechter:
vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking, verstuurd op 3 maart 2022 onder CJIB nummer [nummer] ,
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.H.G. Loyson, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. S.L. Slaats, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op
3 januari 2024.