ECLI:NL:RBGEL:2025:3738
text/xml
public
2025-06-04T12:04:16
2025-05-14
Raad voor de Rechtspraak
nl
Rechtbank Gelderland
2025-05-07
11284174
Uitspraak
Eerste aanleg - enkelvoudig
Op tegenspraak
NL
Arnhem
Civiel recht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2025:3738
text/html
public
2025-06-04T12:03:55
2025-06-04
Raad voor de Rechtspraak
nl
ECLI:NL:RBGEL:2025:3738 Rechtbank Gelderland , 07-05-2025 / 11284174
Advocatendeclaraties, ambtshalve toetsing kernbeding. Kostenbeding is niet transparant ten aanzien van werkzaamheden in fasen 2 t/m 4. Kostenbeding is niet oneerlijk. Schending (pre)contractuele informatieplichten. Betalingsverplichting wordt met 60% gereduceerd gelet op de omstandigheden van het geval.
RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11284174 CV EXPL 24-6920
Vonnis van 7 mei 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser in conv]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conv] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde in conv]
,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie
hierna te noemen: [gedaagde in conv] ,
gemachtigde: mr. T. Rosbach.
1De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 oktober 2024 en de daarin genoemde processtukken
- de akte overlegging aanvullende producties 7 t/m 28 van [eiser in conv] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 10 maart 2025 plaatsgevonden, door de griffier zijn aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.
1.3.
Vervolgens is bepaald dat een vonnis zal worden gewezen.
2De feiten
2.1.
[eiser in conv] is een advocatenkantoor met als specialisatie arbeidsrecht. In 2023 werkte [gedaagde in conv] als marketeer bij een kliniek voor cosmetische en chirurgische ingrepen en behandeling. Haar arbeidsduur bedroeg 32 uur (80%) en haar maandelijkse brutoloon bedroeg € 1.956,59, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
2.2.
Naar aanleiding van een ontvangen voorstel tot beëindiging van haar arbeidsovereenkomst heeft [gedaagde in conv] juridische bijstand gezocht. Zij heeft daartoe contact opgenomen met [eiser in conv] . Tussen partijen is op 9 juni 2023 langs elektronische weg een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van [eiser in conv] van toepassing verklaard.
2.3.
In de opdrachtbevestiging van 9 juni 2023 staat onder meer het volgende (productie 0 [gedaagde in conv] ):
“(…)
Naar aanleiding van ons telefoongesprek gisteren bevestigen wij je hierbij dat je [eiser in conv] (hierna: “[eiser in conv]”) hebt gevraagd jou juridisch te adviseren en bij te staan met betrekking tot de vaststellingsovereenkomst die jij van jouw werkgever hebt ontvangen en de eventuele afwikkeling van je dienstverband.
Plan van (eerste) aanpak en geschatte kosten
(…) Ik verwacht met het beoordelen van de vaststellingsovereenkomst en het advies hierover ongeveer anderhalf uur bezig te zijn. Zoals besproken is het lastig een inschatting te geven van de overige kosten omdat dit afhankelijk is van de opstelling van werkgever en jouw wens dat ik de communicatie overneem.
(…)
Financiële voorwaarden
Bij aanvang van het dossier heb ik gewezen op een eventuele mogelijkheid om gebruik te maken van jouw rechtsbijstandverzekering of gefinancierde rechtsbijstand. Je hebt aangegeven de zaak door mij te willen laten behandelen, ondanks dat mijn kosten niet door een rechtsbijstandsverzekeraar of op basis van gefinancierde rechtsbijstand worden vergoed, waardoor je deze kosten in principe zelf moet dragen.
Ten aanzien van de financiële condities van onze dienstverlening geldt dat voor onze werkzaamheden een uurtarief in rekening wordt gebracht waarvan de hoogte onder meer is bepaald aan de hand van de ervaringsjaren en specialisatie van de behandelaar van het dossier.
Voor mijn werkzaamheden wordt een uurtarief van € 250,- exclusief btw in rekening gebracht in eenheden van 6 minuten. Daarnaast belasten wij de verschotten door, zoals deurwaarderskosten, griffierechten, digitaal ondertekenen etc. Kantoorkosten zijn inbegrepen in onze tarieven. Onze tarieven kunnen jaarlijks worden herzien. Indien ik word bijgestaan door kantoorgenoten zullen hun werkzaamheden eveneens nader worden gespecificeerd in de maandelijks toe te zenden declaratie. (…)”
2.4.
De vader van [gedaagde in conv] heeft op 6 oktober 2023 de volgende e-mail aan [eiser in conv] geschreven (productie 2 [gedaagde in conv] ):“(…)Ik kreeg de indruk dat de vorige factuur (zojuist betaald) reeds alle werkzaamheden betrof aangaande de productie. Het verrast mij dat wederom een factuur komt.
We zitten nu op € 13.342,63 kosten!
Kan ik inzichtelijk krijgen wat er nog aan komt?
Wat is de verwachting aan “genoegdoening” in deze zaak? Schieten we met een kanon op een mug? Ik heb behoefte aan een zekere vorm van verwachtingsmanagement. (…)”
2.5.
Op 30 oktober 2023 heeft [eiser in conv] daarop onder meer als volgt gereageerd (productie 2 [gedaagde in conv] ):“(…)
Om het dossier te kunnen opbouwen richting werkgever, heb ik alle berichten voor [gedaagde in conv] opgesteld. Dit neemt veel tijd in beslag. Daarnaast heb ik met [gedaagde in conv] tussentijds bepaalde strategieën besproken waarbij we werkgever fouten hebben laten maken en deze daarna hebben vastgelegd.
Een procedure in eerste aanleg kost gemiddeld tussen de € 5.000,- en € 10.000,- afhankelijk van de complexiteit en omvang van de procedure. Dit betreft alleen de procedure zelf. Naast de procedure heb ik namens [gedaagde in conv] het dossier opgebouwd richting werkgever wat het uitgangspunt is in de procedure. Daarnaast heeft werkgever veel druk gezet waarop ik namens [gedaagde in conv] telkens heb gereageerd maar hetgeen extra tijd en daarmee geld kost. Het dossier is nu opgebouwd en het processtuk is in concept klaar. De kosten voor het processtuk zullen ook over de maand oktober nog komen maar deze kosten zijn gemaakt. Afgelopen maand is er ongeveer 9 uur declarabel besteed. Hierna zullen nog werkzaamheden plaatsvinden om het processtuk te finaliseren (nav opmerkingen van [gedaagde in conv] ) en de producties gereed te maken en zal de mondelinge behandeling met voorbereiding (opstellen pleitnota) nog plaatsvinden. Dit zal verspreid over enkele maanden nog wat uren met zich meebrengen maar de meeste kosten zijn nu gemaakt. (…)”
2.6.
[eiser in conv] heeft namens [gedaagde in conv] bij verzoekschrift - onder meer - verzocht de arbeidsovereenkomst van [gedaagde in conv] te ontbinden op grond van artikel 7:671c lid 1 juncto lid 2 onder b BW, onder toekenning van een transitievergoeding (€ 3.458,51) en een billijke vergoeding (€ 60.000,00). Ook is namens [gedaagde in conv] verzocht om toekenning van een vergoeding wegens juridische kosten (€ 16.125,63). Aan deze verzoeken is ten grondslag gelegd dat de werkgever van [gedaagde in conv] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Bij beschikking van 13 februari 2024 heeft de kantonrechter van deze rechtbank geoordeeld dat van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever geen sprake is. [gedaagde in conv] is in de gelegenheid gesteld om haar verzoek in te trekken. Daaraan heeft zij gevolg gegeven. De arbeidsovereenkomst is na intrekking van het verzoek met ingang van 1 april 2024 ontbonden. De werkgever van [gedaagde in conv] is veroordeeld tot het opstellen van een eindafrekening en tot betaling van de resterende verlofuren, vakantie en de wettelijke transitievergoeding van artikel 7:763 BW. [gedaagde in conv] is veroordeeld in de proceskosten van de werkgever.
2.7.
[eiser in conv] heeft uit hoofde van de overeenkomst van opdracht verschillende facturen naar [gedaagde in conv] verzonden voor de door haar verrichte diensten van in totaal € 27.772,44. Daarvan zijn de volgende vier facturen onbetaald gebleven (productie 4 [gedaagde in conv] en productie 3 [eiser in conv] ):
Factuur
Datum
Bedrag
100240167
08-02-2024
€ 4.549,52
100240281
05-03-2024
€ 914,76
100240470
10-04-2024
€ 882,09
100240516
06-05-2024
€ 130,68
3De vordering en het verweer in conventie en in reconventie
3.1.
[eiser in conv] vordert in conventie bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde in conv] te veroordelen tot betaling van:
- € 6.477,05 ( inclusief btw) aan hoofdsom;
- de wettelijke rente over de factuurbedragen vanaf het moment van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele betaling;
- € 698,85 ( exclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag van algehele betaling;
- de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag van algehele betaling.
3.2.
[eiser in conv] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde in conv] , ondanks herhaaldelijk daartoe te zijn gesommeerd, is tekortgeschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting uit de overeenkomst van opdracht. Daarnaast is [gedaagde in conv] de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.3.
[gedaagde in conv] betwist de verschuldigdheid van de vordering, omdat niet zij maar [eiser in conv] jegens haar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Zij vordert daarom in reconventie bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis restitutie van een percentage van het door haar aan [eiser in conv] betaalde bedrag van € 21.295,39. Dit percentage dient door de kantonrechter in alle redelijkheid, billijkheid en in goede justitie worden bepaald. Ook vordert zij veroordeling van [eiser in conv] in de proceskosten inclusief executiekosten. [gedaagde in conv] legt aan haar vordering ten grondslag dat de facturen van maart, april en mei 2024 geen werkzaamheden – op één e-mail na – in het kader van een verleende opdracht betroffen, maar slechts het aanhoren en bespreken van de klachten en geuite zorgen door [gedaagde in conv] . De factuur van 8 februari 2024 dient volgens [gedaagde in conv] volledig gecrediteerd te worden, omdat [eiser in conv] onnodig en zinloos een verzoekschriftprocedure is opgestart, terwijl [eiser in conv] had moeten weten dat de kans van slagen op toewijzing van de verzoeken billijke vergoeding en volledige advocaatkosten heel gering was. Hierdoor heeft [gedaagde in conv] meer kosten gemaakt, dan het haar heeft opgeleverd. Zij vordert daarom terugbetaling van een percentage van de reeds door haar betaalde declaraties.
3.4.
[eiser in conv] betwist dat zij jegens [gedaagde in conv] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting uit de overeenkomst van opdracht.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4De beoordeling
Kern van het geschil
4.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de kantonrechter deze gezamenlijk. De kern van het geschil spitst zich in conventie toe op de vraag of [gedaagde in conv] gehouden is tot betaling van de openstaande facturen, vermeerderd met rente en kosten, en in reconventie of [eiser in conv] een deel van de door [gedaagde in conv] betaalde gelden moet terugbetalen wegens een tekortkoming van [eiser in conv] .
Kwalificatie overeenkomst en uitvoering werkzaamheden
4.2.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht gekwalificeerd moet worden als een consumentenovereenkomst
In de zin van artikel 6:230h lid 1 BW. [gedaagde in conv] heeft gehandeld als consument en [eiser in conv] als handelaar. De overeenkomst kwalificeert verder als een overeenkomst op afstand, waarop het bepaalde in de artikelen 6:230m en 6:230v BW van toepassing is.
4.3.
Verder overweegt de kantonrechter dat tussen partijen niet in geschil is dat door [eiser in conv] een groot aantal werkzaamheden zijn verricht. Grofmazig kunnen die werkzaamheden worden onderverdeeld in vier te onderscheiden fasen. De eerste fase van de werkzaamheden betrof het beoordelen en adviseren over de vaststellingsovereenkomst die de werkgever van [gedaagde in conv] heeft aangeboden. De tweede fase omvat het onderhandelen met de werkgever over een beëindigingsregeling. Tijdens de derde fase, die het meest omvangrijk was, is een dossier opgebouwd, het verzoekschrift opgesteld en zijn werkzaamheden die te maken hebben met de mondelinge behandeling verricht. De laatste fase heeft betrekking op werkzaamheden die zijn uitgevoerd na ontvangst van de beschikking van 13 februari 2024. Hier gaat het dan om advisering over de opvolging van de beschikking, advies over hoger beroep en werkzaamheden die zijn te relateren aan klachten van [gedaagde in conv] over het behaalde resultaat. Waar de kantonrechter hierna zal spreken over de verschillende fasen, wordt gedoeld op deze vier te onderscheiden fasen.
Tekortkoming [eiser in conv] gepasseerd
4.4.
[gedaagde in conv] beroept zich in reconventie op een tekortkoming van [eiser in conv] in de nakoming van de overeenkomst, hetgeen door [eiser in conv] wordt betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter slaagt dit beroep niet. Daarover wordt het volgende overwogen.
4.5.
Kort en goed stelt [gedaagde in conv] dat [eiser in conv] jegens haar is tekortgeschoten, omdat zij werkzaamheden heeft verricht waarvan zij wist of behoorde te weten dat die zinloos waren. Daardoor is [gedaagde in conv] op kosten gejaagd. [eiser in conv] betwist dat zij jegens [gedaagde in conv] een wanprestatie heeft gepleegd. De kantonrechter overweegt dat [gedaagde in conv] - onder aan de streep - niet veel is opgeschoten met de gevoerde juridische procedure gezien het behaalde resultaat. Dat [gedaagde in conv] een negatief gevoel heeft overgehouden aan de juridische bijstand, kan de kantonrechter in zekere mate begrijpen. Temeer nu [eiser in conv] in totaal bij [gedaagde in conv] een bedrag van € 27.772,44 in rekening heeft gebracht. Echter, dit betekent niet zonder meer dat [eiser in conv] daardoor is tekortgeschoten in haar verplichtingen als opdrachtnemer. Het enkele feit dat een juridische procedure niet de gewenste uitkomst heeft is daarvoor namelijk onvoldoende. Het ligt op de weg van [gedaagde in conv] om, mede gezien de betwisting van [eiser in conv] , voldoende rechtsfeiten aan te voeren die het haar ingeroepen rechtsgevolg kunnen dragen. De kantonrechter overweegt dat zij daarin niet is geslaagd. Verder overweegt de kantonrechter dat [eiser in conv] ook werkzaamheden heeft verricht die in het belang van [gedaagde in conv] waren en waarover zij ook tevreden was. Dat laatste heeft [gedaagde in conv] ter zitting verklaard. Een tekortkoming van [eiser in conv] neemt de kantonrechter daarom niet aan.
Ambtshalve toetsing kernbeding
4.6.
Op grond van artikel 4 lid 2 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de Richtlijn) moet de kantonrechter kernbedingen (zo nodig ambtshalve) in consumentenovereenkomsten toetsen op oneerlijkheid indien het kernbeding niet duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd (het transparantievereiste).
4.7.
De bepaling dat [eiser in conv] voor haar werkzaamheden een uurtarief van € 250,00 exclusief omzetbelasting rekent, is een kernbeding. Dit is expliciet opgenomen in de opdrachtbevestiging. Niet gesteld of gebleken is dat er over dit kostenbeding afzonderlijk is onderhandeld. De kantonrechter moet daarom beoordelen of het kostenbeding in de tussen partijen gesloten overeenkomst voldoet aan het hiervoor genoemde transparantievereiste. Daarvoor moet aansluiting worden gezocht bij de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese unie (hierna: HvJEU) van 12 januari 2023 (zaak C-395/21, ECLI:EU:C:2023:14).
4.8.
In dat arrest heeft het HvJEU overwogen dat een kostenbeding tussen een advocaat en een consument, waarin de kosten voor juridische diensten worden vastgelegd op basis van een uurtarief, niet voldoet aan het transparantievereiste, indien de consument voordat de overeenkomst wordt gesloten geen informatie ontvangt die hem in staat stelt om met de nodige voorzichtigheid en met volledige kennis van de financiële consequenties die het sluiten van deze overeenkomst met zich brengt zijn beslissing te nemen. Het enkel noemen van een uurtarief stelt de gemiddelde, normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument niet in staat om alle financiële consequenties in te schatten die voor hem uit het beding voortvloeien. De advocaat moet voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan de consument informatie verstrekken die aanwijzingen bevatten die de consument in staat stellen de totale kosten bij benadering te ramen, zoals een raming van het minimaal aantal uren of een verbintenis om met redelijke tussenpozen tussentijdse facturen of verslagen te bezorgen waarin het reeds genoemde aantal gepresteerde werkuren wordt vermeld.
Kostenbeding onvoldoende transparant
4.9.
De kantonrechter is van oordeel dat het kostenbeding dat [eiser in conv] in de overeenkomst heeft opgenomen, duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd voor wat betreft de opdracht van [gedaagde in conv] om de vaststellingsovereenkomst te beoordelen en [gedaagde in conv] daarover te adviseren. In de opdrachtbevestiging wordt immers het aantal uur dat [eiser in conv] nodig heeft, geraamd op anderhalf uur tegen een uurtarief van € 250,00 exclusief omzetbelasting. Op basis van dit beding was [gedaagde in conv] in staat om de financiële consequenties te overzien van de aanvankelijke opdrachtverstrekking. Het gaat hierbij om de werkzaamheden die behoren tot fase 1.
4.10.
Ten aanzien van de werkzaamheden die [eiser in conv] in de fasen 2 t/m 4 heeft verricht, is de kantonrechter, anders dan [eiser in conv] heeft bepleit, van oordeel dat het kostenbeding niet voldoet aan het transparantievereiste. De enkele vermelding in de opdrachtbevestiging dat [eiser in conv] een uurtarief van € 250,00 exclusief omzetbelasting rekent, dat [eiser in conv] steeds met [gedaagde in conv] overleg heeft gevoerd over de te nemen (vervolg)stappen in het dossier en dat [eiser in conv] tussentijdse gespecificeerd declaraties heeft verstuurd waartegen [gedaagde in conv] niet heeft geprotesteerd, maken niet dat [eiser in conv] [gedaagde in conv] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst in staat heeft gesteld om met de nodige voorzichtigheid haar beslissing te nemen en om de totale kosten van de dienstverlening te ramen. Ook de stelling van [eiser in conv] dat zij op 30 oktober 2023 aan [gedaagde in conv] wel degelijk heeft meegedeeld wat een verzoekprocedure ongeveer kost, gaat niet op. Hiertoe is redengevend dat [eiser in conv] toen al werkzaamheden in het kader van de verzoekschriftprocedure had verricht. Verder heeft [eiser in conv] ook op dat moment nagelaten een concrete en onderbouwde inschatting te geven aan [gedaagde in conv] . Dit laatste ondanks de omstandigheid dat de vader van [gedaagde in conv] op 6 oktober 2023 uitdrukkelijk heeft gevraagd om inzicht in de nog te maken kosten. Het had op de weg van [eiser in conv] gelegen om steeds vóór aanvang van een fase waarin zij meerwerk buiten fase 1 is gaan verrichten een indicatie te geven van de te verrichte werkzaamheden en een onderbouwde verwachting van de tijdsbesteding die gepaard gaat met die werkzaamheden.
Kostenbeding niet oneerlijk
4.11. Nu het kostenbeding voor de meerwerkzaamheden door [eiser in conv] niet transparant wordt bevonden, moet worden beoordeeld of het beding ook oneerlijk is.
4.12.
Op grond van artikel 6:233 onder a BW is een beding onredelijk bezwarend (oneerlijk) wanneer het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, de wederzijdse kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij (de consument). Dit is de implementatie van artikel 3 lid 1 van de Richtlijn waarin is bepaald dat een beding als oneerlijk wordt beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Artikel 6:233 onder a BW moet richtlijnconform worden uitgelegd. De kantonrechter overweegt dat in de recente rechtspraak verschillende opvattingen worden gehuldigd inzake de vraag of een niet-transparant kostenbeding gehanteerd door een advocaat ook oneerlijk is en onder welke omstandigheden daarvan sprake kan zijn. Deze kantonrechter sluit zich aan bij de overwegingen van het Gerechtshof Amsterdam zoals opgenomen in zijn arrest van 26 november 2024 (ECLI:NL:GHAMS:2024:3269). Kort en goed geldt het volgende. Om te bepalen of een beding een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de uit een overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen veroorzaakt ten nadele van de consument, moet met name rekening worden gehouden, zo overweegt de kantonrechter, met de regels van nationaal recht die van toepassing zijn wanneer partijen op dit punt geen regeling hebben getroffen. Met betrekking tot de vraag in welke omstandigheden een dergelijke verstoring van het evenwicht strijd met de goede trouw oplevert, moet gelet op de zestiende overweging van de considerans van de Richtlijn, na worden gegaan of de handelaar door op eerlijke en billijke wijze te onderhandelen met de consument redelijkerwijs ervan kon uitgaan dat de consument een dergelijk beding zou aanvaarden indien daarover afzonderlijk was onderhandeld. Volgens artikel 4 lid 1 van de Richtlijn moet de rechter bij de beoordeling van de (on)eerlijkheid van een beding toetsen naar het moment van de sluiting van de overeenkomst en moet hij onder meer alle omstandigheden rond de sluiting ervan in aanmerking nemen. Daarbij dient ook met de schending van het transparantievereiste rekening gehouden te worden.
4.13.
Het hiervoor genoemde kader toegepast op deze zaak leidt tot het volgende oordeel. De overeenkomst tussen partijen is een overeenkomst van opdracht, waarop artikel 7:400 e.v. BW mede van toepassing is. Wanneer geen loon is overeengekomen, is de opdrachtgever het op gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd (artikel 7:405 lid 2 BW). Er zijn geen wettelijke bepalingen die de uurtarieven voor advocaten bepalen. In regel 17 van de Gedragsregels Advocatuur is hooguit bepaald dat bij het vaststellen van zijn declaratie de advocaat een redelijk honorarium in rekening behoort te brengen. Het in dit geval gehanteerde uurtarief van € 250,00 exclusief omzetbelasting, waarover [gedaagde in conv] op voorhand is geïnformeerd, is naar het oordeel van de kantonrechter marktconform. Het betreft een uurtarief voor een ervaren advocaat met als specialisatie arbeidsrecht. Omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden zijn door [gedaagde in conv] niet aangevoerd. In het beding is opgenomen dat de werkzaamheden per maand in rekening worden gebracht. Daarmee hield [gedaagde in conv] regelmatig zicht op de door [eiser in conv] verlangde vergoeding voor haar werkzaamheden. De kantonrechter weegt verder mee dat tussen partijen vast staat dat [gedaagde in conv] geen gebruik wenste te maken van haar rechtsbijstandsverzekering, maar uitsluitend van de diensten van [eiser in conv] . Ook heeft te gelden dat het kostenbeding ten aanzien van de werkzaamheden in fase 1 [gedaagde in conv] op een juiste wijze voorlicht over de consequenties van inschakeling van [eiser in conv] . Gelet op dit gegeven mocht [eiser in conv] er redelijkerwijs van uit gaan dat [gedaagde in conv] ook zou hebben ingestemd met het kostenbeding als er afzonderlijk over was onderhandeld, ook ten aanzien van werkzaamheden in de fasen 2 t/m 4. Hierbij overweegt de kantonrechter dat [gedaagde in conv] op de mondelinge behandeling heeft verklaard dat zij vertrouwen had in de behandelend advocaat namens [eiser in conv] , dat zij het advies volgde van haar advocaat, dat ze een goed dossier had en is doorgegaan met de zaak met de hoop op een goede afloop. In het licht van deze omstandigheden acht de kantonrechter het kostenbeding niet oneerlijk. Vernietiging van dat beding, met het gevolg dat [gedaagde in conv] niets verschuldigd zou zijn voor werkzaamheden uitgevoerd in de fasen 2 t/m 4, is niet aan de orde.
Schending (pre)contractuele informatieplichten
4.14.
Aangezien de overeenkomst op afstand is gesloten, moet ter bescherming van de consument verder worden voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v lid 7 BW. De kantonrechter is van oordeel dat de informatieplichten onder e en h van artikel 6:230m lid 1 aanhef BW en artikel 6:230v lid 7 BW zijn geschonden. Dit betekent dat gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst is aangewezen, in die zin dat een prijsvermindering zal worden toegepast. Bij het bepalen van de omvang van deze prijsvermindering zoekt de kantonrechter aansluiting bij de op www.rechtspraak.nl gepubliceerde Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten (hierna: het sanctiemodel). De kantonrechter overweegt dat het sanctiemodel richting geeft aan een sanctie. Verder geldt dat de sanctie die in een concreet geval wordt verbonden aan een schending van een of meer essentiële informatieplichten doeltreffend, evenredig en afschrikkend moet zijn. Het is dan ook aan de rechter om in een concreet geval een sanctie vast te stellen die kan afwijken van de sanctie die volgt uit het sanctiemodel.
4.15.
Gezien het aantal vastgestelde schendingen (drie), is - in beginsel - een sanctionering bestaande uit een prijsvermindering van de betalingsverplichting van [gedaagde in conv] met 20% aangewezen. De kantonrechter ziet in deze zaak echter aanleiding om af te wijken van dit percentage. Toepassing van een correctie van 20% leidt namelijk niet tot een doeltreffende, evenredige en afschrikkende sanctie. Hiertoe is het volgende redengevend.
4.16.
Vooropgesteld wordt dat [eiser in conv] - gezien de aard van haar werkzaamheden - bij aanvang van haar werkzaamheden inzicht had in de financiële positie van [gedaagde in conv] . [eiser in conv] wist dat [gedaagde in conv] bij lange na geen modaal inkomen genoot. Dat heeft [eiser in conv] , zeker voor aanvang van de werkzaamheden in fase 3, heel duidelijk onder ogen gezien. Nadat de werkgever van [gedaagde in conv] tijdens arbeidsongeschiktheid 70% van het loon van [gedaagde in conv] ging verlonen, zakte de salarisbetaling onder het wettelijke minimumloon. Daarop heeft [eiser in conv] de werkgever van [gedaagde in conv] aangeschreven en verzocht tenminste het minimumloon te betalen. Reeds deze omstandigheid maakt dat [eiser in conv] op voorhand in ondubbelzinnige bewoordingen helderheid had moeten geven aan [gedaagde in conv] over de financiële gevolgen van het inschakelen van [eiser in conv] voor werkzaamheden die vallen buiten fase 1. De kantonrechter tilt dan ook, in deze concrete zaak, extra zwaar aan de geconstateerde schending van artikel 6:230m lid 1 onder e BW. Juist ter voorkoming van dit soort geschillen, heeft de Europese wetgever gemeend uitgebreide informatieverplichtingen voor te schrijven ten aanzien van handelaren die met consumenten contracteren.
4.17.
Ook spelen de volgende omstandigheden een rol. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde in conv] voor aanvang van de werkzaamheden de declaraties van [eiser in conv] niet zelf kon betalen en daarom is haar vader financieel ingesprongen. Ter zitting heeft [gedaagde in conv] daarover verklaard dat haar vader de verschuldigde bedragen zou voorschieten en dat zij de door hem voorgeschoten bedragen dient terug te betalen. Ter zitting is door [eiser in conv] verklaard dat zij in de wetenschap verkeerde dat [gedaagde in conv] de financiële gevolgen van de inschakeling van [eiser in conv] niet zelf zou dragen. Kennelijk, zo overweegt de kantonrechter, heeft [eiser in conv] in de omstandigheid dat de vader van [gedaagde in conv] , die als ondernemer actief is en zakelijk ook gebruikmaakt van diensten van advocaten, de declaraties zou voorschieten aanleiding gezien om na afronding van haar werkzaamheden behorend tot fase 1 haar werkzaamheden voort te zetten alsof zij diensten verleent aan een zakelijke opdrachtgever. Verder weegt de kantonrechter de jonge leeftijd van [gedaagde in conv] mee. Ten tijde van het sluiten van de opdrachtovereenkomst was [gedaagde in conv] 28 jaar oud. Verder betrekt de kantonrechter de aard van de overeenkomst mee. Anders dan bijvoorbeeld een koopovereenkomst, die voorziet in een vooraf bekende koopprijs, is bij een overeenkomst van opdracht die uitgaat van het principe ‘uurtje-factuurtje’ de totale waarde van de opdracht bij aanvang ongewis. Het is dan nog belangrijker dat een handelaar de consument voorafgaand aan de opdrachtverstrekking duidelijk informeert over de mogelijke financiële consequenties van de opdrachtverlening. Tot slot overweegt de kantonrechter dat van een advocaat, vanwege zijn rol en functie, meer verwacht mag worden ter zake van de op hem rustende financiële informatieverplichtingen jegens een consument-cliënt. Deze laatste beschikt doorgaans niet over enige kennis en ervaring met juridische procedures.
4.18.
In het licht van al deze omstandigheden acht de kantonrechter het, in deze concrete zaak, op zijn plaats om de hoogste sanctie conform het sanctiemodel toe te passen in afwijking van de - in beginsel - aangewezen sanctie van 20%. Dit brengt mee dat de betalingsverplichting van [gedaagde in conv] met 60% wordt gereduceerd.
4.19.
Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde in conv] van het totaalbedrag van € 27.772,44 dat [eiser in conv] aan werkzaamheden in rekening heeft gebracht, € 16.633,46 niet hoeft te voldoen. In totaal is [gedaagde in conv] voor alle werkzaamheden van [eiser in conv] een bedrag van (€ 27.772,44 - € 16.633,46) € 11.008,98 aan [eiser in conv] verschuldigd. Omdat [gedaagde in conv] reeds een bedrag van € 21.295,39 aan [eiser in conv] heeft betaald, rust op haar geen betalingsverplichting meer. Het voorgaande betekent ook dat [eiser in conv] een bedrag van (€ 21.295,39 - € 11.008,98) € 10.286,41 aan [gedaagde in conv] moet terugbetalen. Ter vermijding van executieproblemen zal de kantonrechter in plaats van een percentage vast te stellen, overeenkomstig haar vordering in reconventie, [eiser in conv] veroordelen tot terugbetaling van € 10.286,41.
Conclusie
4.20.
In conventie zal de vordering tot betaling van de openstaande facturen van [eiser in conv] met nevenvorderingen worden afgewezen. In reconventie zal [eiser in conv] veroordeeld worden tot terugbetaling van het bedrag van € 10.286,41.
Proceskosten in conventie en reconventie
4.21.
[gedaagde in conv] vordert onder de noemer proceskosten tevens executiekosten. De kantonrechter overweegt ten aanzien van de gevorderde executiekosten als volgt. De partij die ongelijk krijgt kan alleen worden veroordeeld tot betaling van de kosten die vóór de uitspraak zijn gemaakt (artikel 237 lid 3 Rv) dan wel kosten die na de uitspraak worden gemaakt, maar die zich wel laten begroten (artikel 237 lid 4 Rv). Dit laatste geldt bijvoorbeeld voor de nakosten. Dat is niet het geval bij executiekosten. Deze kosten worden namelijk (mogelijk) na het vonnis gemaakt en lenen zich, zonder nadere toelichting, niet voor begroting op voorhand. De gevorderde executiekosten worden dan ook afgewezen.
4.22.
[eiser in conv] zal zowel in conventie als in reconventie in het ongelijk worden gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde in conv] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
€
847,50
(2,5 punten × € 339,00)
- nakosten
€
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
€
982,50
5De beslissing
De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
in reconventie
5.2.
veroordeelt [eiser in conv] om aan [gedaagde in conv] te betalen een bedrag van € 10.286,41,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in conventie en in reconventie
5.4.
veroordeelt [eiser in conv] in de proceskosten van € 982,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser in conv] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025.
46409/51588