Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3718-V
(gemachtigde: mr. S. Karami).
Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposante heeft ingediend tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere van 23 juni 2022.
In de uitspraak van 27 januari 2023 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Opposante is tegen deze uitspraak in verzet gegaan en heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.
1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 27 januari 2023 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposante het griffierecht niet heeft betaald. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposante gelijk heeft met haar beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 27 januari 2023 niet juist was.
3. Volgens opposante is de uitspraak van de rechtbank van 27 januari 2023 niet juist omdat zij de aangetekende herinneringsnota van 5 oktober 2022 niet heeft ontvangen, noch de advocaat noch een kantoorgenoot heeft voor de ontvangst hiervan getekend. Opposante verwijst naar de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 18 oktober 2022n
ECLI:NL:GHDHA:2022:2368 ECLI:NL:GHARL:2020:3096 ECLI:NL:RBZWB:2021:3630
4. Als een poststuk aangetekend is verzonden en de belanghebbende ontkent de ontvangst ervan, moet worden onderzocht of het stuk door PostNL op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden.
5. Ten aanzien van de aangetekende verzending van de brief van 5 oktober 2022 heeft de rechtbank een uitdraai van de track and trace van PostNL. Hierop is te zien dat er voor ontvangst is getekend op 7 oktober 2022 om 12:51 uur. Het beleid van PostNL sinds COVID-19 is, dat de postbezorger zelf een aangetekend poststuk ondertekent en daarbij de laatste drie cijfers van het legitimatiebewijs van de ontvanger vermeldtn
Vergelijk de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:468, en de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1781).
6. Het verzet is dus gegrond en de uitspraak van 27 januari 2023 vervalt (artikel 8:55, lid 9, Awb).
7. De rechtbank zal opposante opnieuw in de gelegenheid stellen om het griffierecht van
€ 184,- te voldoen. Opposante krijgt hierover nog bericht. Het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
8. De rechtbank neemt nu nog geen beslissing over de vergoeding van de proceskosten van opposante. Dit gebeurt pas in de einduitspraak over het beroep.
De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 april 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: