RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4075
(gemachtigde: mr. S. Schilder),
en
(gemachtigde: mr. A. Arnold).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting Bo-Ex ‘91, uit Utrecht, Bo-Ex,
(gemachtigde: mr. P.F.M. Broos).
1. Verzoekster, haar partner en hun twee minderjarige kinderen woonden tot (in elk geval) 4 juli 2023 samen in een flat aan de [adres] in [woonplaats] (de woning). Bo-Ex is eigenaar van de woning. De partner van verzoekster is de huurder van de woning.
1.1.Op 4 juli 2023 heeft de politie de woning en de bij de woning horende kelderbox doorzocht en daarbij - onder andere -harddrugs, drugsgerelateerde goederen, een som contant geld en diverse luxegoederen aangetroffen. De partner van verzoekster is in voorlopige hechtenis genomen en deze maatregel is onlangs verlengd. Op 7 juli en 14 augustus 2023 heeft de politie bestuurlijke rapportages opgesteld. De burgemeester heeft op 21 augustus 2023 op basis van de bestuurlijke rapportages het besluit genomen om de woning voor de duur van drie maanden te sluiten.
1.2.Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen waarmee zij met haar kinderen in de woning kan blijven wonen in afwachting van haar bezwaar. De burgemeester heeft ermee ingestemd dat de woning nog niet wordt gesloten, in afwachting van de uitspraak van de voorzieningenrechter.
1.3.De burgemeester heeft op 12 september 2023 een verweerschrift ingediend en daarbij een derde bestuurlijke rapportage van de politie van 6 september 2023 gevoegd.
1.4.De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 september 2023 op de zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigden van de burgemeester en van Bo-Ex. Voor Bo-Ex waren verder aanwezig [A] en [B] .
Is er spoedeisend belang?
2. De zaak is spoedeisend. Het zal nog even duren totdat de burgemeester op het bezwaar van verzoekster beslist, terwijl zij niet zolang wil wachten met de daadwerkelijke sluiten van de woning. Verzoekster en haar twee kinderen moeten de woning dan voor drie maanden verlaten.
Hoe beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek?
3. De voorzieningenrechter bekijkt of het nodig is om het besluit van burgemeester te schorsen in afwachting van de beslissing op het bezwaar. De voorzieningenrechter geeft daarvoor een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit en daarmee van de kans van slagen van het bezwaarschrift. Daarnaast weegt zij de belangen van verzoekster en haar kinderen en van de burgemeester bij een schorsing. Daarbij geldt dat hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van het besluit om de woning te sluiten, hoe minder ruimte er is om gewicht toe te kennen aan de belangen van verzoekster bij het schorsen daarvan. De beoordeling door de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure niet.
Wat is de aanleiding voor de woningsluiting?
4. Uit de bestuurlijke rapportage van 7 juli 2023 blijkt dat de politie bij de doorzoeking van de woning en de daarbij behorende kelderbox op verschillende plekken drugs en drugsgerelateerde goederen heeft aangetroffen. Zo is qua drugs gevonden:
- 2.7 kg cocaïne (drie blokken aangetroffen in een rugzak, die in het zicht onder de eettafel in de keuken lag en een klein zakje aangetroffen in een jaszak in de slaapkamer);
- 4 kilo versnijdingsmiddelen en verpakkingsmateriaal voor drugs (aangetroffen in de kelderbox).
Verder heeft de politie in de woning aangetroffen:
- een jammer, dat is een communicatieverstoorder (aangetroffen in de meterkast);
- contant geld, te weten € 4.645,- en 34.600 Lira (aantroffen in de kledingkast in de slaapkamer);
- diverse (merk)horloges (op de bank in de woonkamer, in het nachtkastje en in de kledingkast op de slaapkamer).
De politie heeft verder in de woning veel luxegoederen aangetroffen. In de bestuurlijke rapportage van 14 augustus 2023 wordt melding gemaakt van een Rolex ter waarde van € 9.500,-, een gouden ketting ter waarde van € 2.350,-, een paar schoenen van Christian Louboutin ter waarde van € 1.090,- en een jas van het merk Grodier Giubbotto van € 995,-. De politie heeft aankoopbonnen gevonden voor een deel van deze goederen, waaruit blijkt dat deze contant zijn betaald. Er zijn verder dure tassen en luxe merkkleren aangetroffen. In 2023 werd in een kinderkledingwinkel voor ruim € 600,- aan kinderkleding gekocht.
De politie heeft bovendien vastgesteld dat de voordeur van de woning was voorzien van drie veiligheidssloten en dat er direct achter de voordeur een rolluik was geplaatst. De woning was daarmee extra goed beveiligd.
Hierdoor is volgens de politie aannemelijk geworden dat er in of vanuit de woning voor een langere tijd drugshandel heeft plaatsgevonden. De burgemeester heeft op basis van de bestuurlijke rapportages besloten de woning voor drie maanden te sluiten.
Is de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
5. De hoeveelheid drugs die in de woning is gevonden, moet worden aangemerkt als een handelshoeveelheid. De burgemeester heeft dan op grond van artikel 13b van de Opiumwet de bevoegdheid om de woning te sluiten. Dat is tussen partijen ook niet in geschil. Verzoekster vindt vooral dat er omstandigheden aanwezig zijn die maken dat de burgemeester hier niet van deze bevoegdheid gebruik heeft mogen maken. Zij vindt dat de sluiting niet noodzakelijk is. De sluiting is ook niet evenwichtig, waarbij zij vooral wijst op het ontbreken van subsidiariteit en proportionaliteit. Het belang van de kinderen is volgens haar bovendien onvoldoende bij het besluit betrokken. Verzoekster heeft verder gesteld dat de burgemeester de sluiting heeft aangewend voor oneigenlijke doelen, omdat er geen feitelijke aanwijzingen zijn dat er drugshandel plaatsvond in de woning. De voorzieningenrechter zal deze grond, die verzoekster schaart onder het kopje ‘détournement de pouvoir’ bespreken bij de vraag of de sluiting noodzakelijk is.
Is de sluiting noodzakelijk?
6. De burgemeester maakt bij de uitoefening van haar bevoegdheid op grond van artikel 13b van Opiumwet gebruik van de Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet gemeente Utrecht (de Beleidsregel). Zij heeft daarin verschillende omstandigheden opgesomd die volgens haar aanleiding geven voor het vermoeden dat er sprake is van een ernstige situatie dan wel van drugshandel in georganiseerd verband. Dit zijn de zogenaamde indicatoren. Als die indicatoren aanwezig zijn, en de situatie dus ernstig is, gaat de burgemeester over tot sluiting. In het bestreden besluit heeft de burgemeester benoemd dat de indicatoren a, b, d, e en f aanwezig zijn. Dat maakt dat de situatie ernstig is en dat de burgemeester sluiting van de woning noodzakelijk vindt. Van belang zijn in dit geval: de hoeveelheid aangetroffen drugs (indicator a), de mate waarin de woning betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is (indicator b), vermoedens van verwijtbaar gedrag van de bewoners (indicator d), betrokkenheid van personen met antecedenten (indicator e), de mate van gevaar of risico voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonende(n) (indicator f).
7. Verzoekster vindt sluiting niet noodzakelijk en betwist dat de genoemde indicatoren hier aanwezig zijn. Zolang haar partner in voorlopige hechtenis verblijft, is er volgens verzoekster in elk geval geen sprake meer van enige vorm van gevaarzetting. Ook brengt zij naar voren dat er geen sprake was van loop naar de woning en van overlast. De woning is niet bekend in het criminele circuit en van handel is ook geen sprake. Verzoekster valt zelf bovendien geen enkel verwijt te maken. Zij, noch haar partner, zijn eerder in aanraking geweest met justitie vanwege drugscriminaliteit. De burgemeester onderbouwt haar stelling dat er al drugshandel sinds 2019 plaatsvindt in de woning niet. Volgens verzoekster is het feit dat haar partner niet eerder verdacht is daar ook een contra-indicatie voor. Van een gevaar of risico op het woon- en leefklimaat is evenmin sprake. De situatie was dus niet zo ernstig dat er een noodzaak bestaat om de woning te sluiten.
8. De voorzieningenrechter geeft verzoekster echter geen gelijk. De indicatoren hebben niet alleen betrekking op verzoekster, maar gaan ook over haar partner. Dat hij nu in voorlopige hechtenis zit, doet aan de ernst van de aangetroffen situatie in de woning en de gevaarzetting die daarvan uitgaat, niet af.
8.1.De burgemeester heeft zich gebaseerd op bevindingen die zijn neergelegd in de bestuurlijke rapportages. Er zijn geen aanknopingspunten waarom zij daar niet van zou mogen uitgaan. De rapportages zijn door de politie opgesteld aan de hand van op ambtseed/ ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, politiemutaties en openbare bronnen. Dat de politie de aangetroffen gouden ketting schaart onder de door drugshandel verkregen luxegoederen, terwijl deze ketting volgens verzoekster een cadeau is van ouders, is niet zo’n aanknopingspunt. De andere aangetroffen luxegoederen en ook de aangetroffen harddrugs en drugsgerelateerde goederen zijn daarmee namelijk nog steeds niet verklaard. De burgemeester mag vooralsnog uitgaan van de juistheid van de bestuurlijke rapportages.
8.2.In de woning is een grote hoeveelheid harddrugs aangetroffen in combinatie met versnijdingsmiddelen. Dit samen vertegenwoordigt een geldwaarde van tussen de 62.221 en 94.685 euro. De burgemeester heeft uit deze grote hoeveelheid drugs de conclusie mogen trekken dat deze drugs bestemd waren voor de verkoop, omdat zulke grote hoeveelheden verdovende middelen om een netwerk vraagt waar dit verkocht en doorverkocht kan worden. Er zullen dus mensen binnen het criminele circuit zijn die weet hebben van de aanwezigheid van drugs in de woning en de handel die er heeft plaatsgevonden. Ook de aangetroffen verpakkingsmaterialen en versnijdingsmiddelen wijzen onmiskenbaar op drugshandel. Dat deze handel al langere tijd duurt, heeft de burgemeester voldoende onderbouwd door te verwijzen naar de hoeveelheid luxegoederen die in de woning aanwezig waren. De aanwezigheid van deze goederen wijst op een secundaire inkomstenbron. Er zijn, zo blijkt uit aankoopbonnen, al luxegoederen gekocht in 2019. De burgemeester heeft hierin terecht een aanwijzing gevonden dat toen al sprake was van drugshandel. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat verzoekster geen verklaring heeft gegeven hoe zij – gelet op haar inkomen en het inkomen van haar partner - tot deze aanko(o)p(en) heeft kunnen komen. Dat de partner van verzoekster niet eerder is opgepakt voor drugshandel, sluit niet uit dat hij zich niet al vanaf 2019 hiermee bezighield.
8.3.De burgemeester heeft ook bij haar beoordeling mogen betrekken dat geweld binnen het drugscircuit groot is. Als een waardevolle lading harddrugs om welke reden dan ook verdwijnt, levert dat problemen op. Gevaarzetting is daarmee aannemelijk geworden. Dat er geen loop naar de woning was en er ook geen overlast is gemeld, doet daaraan niet af. Het ontbreken van meldingen van overlast van de buurt, kan bovendien het gevolg zijn van de lage bereidheid van buurtbewoners in de wijk [wijk] om dat soort meldingen te maken. Verzoekster heeft dit niet betwist. Personen die zich met zulke grote hoeveelheden drugs bezighouden, zullen daarnaast er ook voor zorgen dat zij onder de radar blijven. De burgemeester kan worden gevolgd in haar standpunt dat het ontbreken van klachten en overlast, meerdere redenen kan hebben en niet betekent dat er dus geen gevaar bestaat op ongeregeldheden en geweld.
8.4.De burgemeester heeft verder mogen concluderen dat verzoekster en/of haar partner het gevaar zelf ook hoog inschatte: er is namelijk een rolluik achter de voordeur geplaatst en drie sloten op de deur gezet. De verklaring van verzoekster dat deze voorzieningen alleen zijn getroffen vanwege duurzaamheid, bescherming van haar gezin (vanwege de buurt waarin zij woont), bescherming van de privacy en ter voorkoming van het weglopen van de kinderen, acht de voorzieningenrechter, net als de burgemeester, een onaannemelijke verklaring voor deze maatregelen. Gelet op wat er in de woning is aangetroffen, ligt het veel meer voor de hand dat verzoekster en/of haar partner de drugs en andere waardevolle goederen in de woning hebben willen beschermen tegen gevaar van buitenaf. Ook is voorstelbaar dat zij niet alleen de goederen maar ook zichzelf en hun kinderen hebben willen beschermen tegen geweld van buitenaf. De burgemeester heeft uit alles wat hiervoor is overwogen de conclusie mogen trekken dat aan de indicatoren a en b is voldaan.
8.5.De burgemeester heeft zich ook op het standpunt mogen stellen dat verzoekster zelf een verwijt gemaakt kan worden. Uit de in de woning aanwezige luxegoederen, blijkt dat er al geruime tijd sprake was van een secundaire inkomstenbron. In de bestuurlijke rapportage worden dure artikelen genoemd die in de woning zijn aangetroffen. Uit de aankoopbonnen blijkt dat deze contant zijn afgerekend. Er zijn al bonnen die dateren uit 2019. Verzoekster zegt daarover dat zij geen weet heeft gehad van die aankopen, omdat zij in 2019 nog niet op dit adres woonde. Zij gaat er echter aan voorbij dat er in de bestuurlijke rapportages ook aankopen worden genoemd uit 2020 (de schoenen), 2021 (de jas) en 2023 (de kinderkleding). Verzoekster heeft in haar bezwaarschrift noch op de zitting een aannemelijke verklaring gegeven voor de aanwezigheid van deze luxegoederen met bonnen in haar woning. Dat het om cadeautjes van haar zussen zou gaan, zoals zij op de zitting heeft gezegd, vindt de voorzieningenrechter niet aannemelijk, al is het maar omdat het om zeer kostbare goederen gaat die mensen elkaar doorgaans niet zomaar cadeau geven en de aankoopbonnen ook nog bij deze goederen aanwezig waren, wat er niet op wijst dat het een gift was. Al zou verzoekster niet hebben geweten van de drugshandel in haar woning, dan had zij toch op z’n minst gealarmeerd moeten zijn over de hoeveelheid luxegoederen in de woning die haar partner niet kon betalen van zijn reguliere inkomen. De burgemeester hoeft niet verdergaand te specificeren wat er nu precies in de woning is aangetroffen, zoals verzoekster op de zitting heeft gesteld. Zij wil dat, zodat zij kan toelichten waar welk artikel vandaan komt, maar in de bestuurlijke rapportage zijn al voldoende goederen met naam en toenaam genoemd (de jas, de schoenen, de Rolex en de kinderkleding) waar verzoekster ook geen goede verklaring voor heeft gegeven. Dit is voldoende om een gebrek aan wetenschap niet aannemelijk te achten. Daarbij is verder ook nog van belang dat justitie verzoekster inmiddels ook verdenkt van het bezit van drugs en dat zij daarover is verhoord. De burgemeester heeft al met al voldoende onderbouwd dat verzoekster weet had of redelijkerwijs had kunnen hebben van de drughandel en daarmee zelf ook verwijtbaar heeft gehandeld. Er is dus ook voldaan aan indicator d, dat beide bewoners een verwijt valt te maken.
9. De burgemeester heeft bij haar beoordeling mogen betrekken dat de partner van verzoekster al eerder in aanraking is geweest met justitie, waarmee hij zelf criminele antecedenten heeft en wordt voldaan aan indicator e. Dat dit niet vanwege drugsgerelateerde feiten is geweest, doet aan de aanwezigheid van die indicator e niet af. Ook heeft de burgmeester relevant mogen vinden dat de partner van verzoekster verdachte is in een grote strafzaak naar internationale drugshandel en dat hij ervan verdacht wordt in contact te staan met personen met criminele antecedenten. Er zijn dus personen bij deze zaak betrokken die criminele antecedenten hebben. Dat verzoekster geen strafblad heeft, is verder niet relevant voor de aanwezigheid van indicator e.
10. De burgemeester heeft tot slot ook afdoende toegelicht dat zij ter bescherming van de kwetsbare wijk [wijk] de mate van gevaar of risico voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonende(n) hoog acht. Zoals hiervoor al is toegelicht, maakt het, gelet op wat er in de woning is aangetroffen, geen verschil dat het contact met de buren goed was en dat zij niet geklaagd hebben over overlast. Het gaat hier om een wijk waar de bereidheid om samen te werken met de politie laag is en waar veel drugscriminaliteit plaatsvindt. De burgemeester heeft al vaker woningen in deze wijk, zelfs woningen in dezelfde straat als de woning, moeten sluiten. Dit vraagt om extra aandacht en optreden van de burgemeester. Aan indicator f is ook voldaan.
11. De burgemeester heeft de situatie op basis van haar eigen beleid ernstig mogen vinden, omdat het hier gaat om handel in harddrugs. Een handel die al enige jaren plaatsvindt. Dat sprake is van een ernstige situatie heeft zij in het bestreden besluit verder nog afdoende toegelicht door te verwijzen naar de aanwezige indicatoren. Dat maakt dat zij de sluiting van de woning noodzakelijk mocht vinden om een signaal af te geven, dat er geen drugs meer in de woning voorhanden zijn, dat de handel in drugs is beëindigd en dat drugshandel in de wijk [wijk] ook niet getolereerd wordt.
Is het besluit evenwichtig?
12. Verzoekster vindt dat de gevolgen van de sluiting niet evenredig zijn ten opzichte van het doel daarvan. Volgens haar had de burgemeester kunnen volstaan met een lichter middel. De sluiting is daarom in strijd met de subsidiariteit. Ook voldoet de maatregel niet aan de vereiste proportionaliteit. Er is geen rekening gehouden met het belang van de jonge kinderen van verzoekster. Het weghalen van de kinderen uit een veilige omgeving is desastreus voor hun ontwikkeling en hun psychische gesteldheid. Verzoekster verwijst naar artikel 3 van het Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK). Het recht op huisvesting is vastgelegd in verschillende mensenrechtenverdragen, zoals het Internationale Verdrag inzake Economische Sociale en Culturele Rechten, het Europees Sociaal Handvest en het IVRK. Huisuitzettingen, wat deze woningsluiting feitelijk is, moet voldoen aan mensen- en kinderrechtelijke verplichtingen. Dit wordt uiteengezet in General Comment 7 van het Comité van Economische, Sociale en Culturele Rechten. De eerste algemene verplichting van de overheid als het gaat om een huisuitzetting is dat deze nooit mag leiden tot dakloosheid. Dat is hier wel het geval, omdat verzoekster geen uitweg heeft. De woningsluiting is bovendien volgens verzoekster in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Als een huisuitzetting als gevolg van een woningsluiting echt niet kan worden gekomen, moet er zicht zijn op een alternatief en de burgemeester draagt daarvoor volgens verzoekster de verantwoordelijkheid. In dit verband verwijst zij ook naar het rapport van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman van 24 januari 2023.n
‘Als de overheid niet thuis geeft…Een onderzoek naar de realisatie van mensen en kinderrechtelijke verplichtingen van de overheid bij huisuitzettingen van gezinnen in kwetsbare situaties.’
13. De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair de verantwoordelijkheid van verzoekster zelf is om vervangende woonruimte te vinden voor de duur van de woningsluiting. Van belang is daarbij dat verzoekster en haar partner een verwijt gemaakt kan worden voor de situatie die is ontstaan. Het belang van de kinderen is volgens de burgemeester kenbaar meegenomen. Zij had het voornemen de woning te sluiten voor de duur van zes maanden, maar heeft in het belang van de kinderen de sluiting teruggebracht tot drie maanden. De situatie is echter zo dat de burgemeester sluiting van de woning noodzakelijk vindt om de openbare orde in de woon- en leefomgeving te herstellen en tot rust te laten komen. De burgemeester heeft gewezen op hulpverlening die inmiddels is ingeschakeld. In gesprek met het buurtteam en het Expertiseteam Veiligheid Utrecht (EVU) is afgesproken dat verzoekster aangemeld wordt bij de Tussenvoorziening (hulp bij zowel wonen als begeleiden) en het Corporatiehotel. Het is nu vooral aan verzoekster zelf om de regie te pakken en actie te ondernemen. Zij kan óf zelf onderdak vinden óf via hulpverlening aan onderdak komen. De burgemeester heeft toegezegd dat verzoekster en haar kinderen in elk geval niet op straat zullen belanden als de woning wordt gesloten, maar hoe die opvang er uit zal zien, ligt aan verzoekster zelf.
14. Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid om van de sluiting van de woning af te zien. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning. Daarbij is van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is ook een rol weggelegd voor de burgemeester. Zij moet informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting. De belangen van de minderjarige kinderen wegen, in het licht van artikel 8 van het EVRM en artikel 3 van het IVRK zwaar. Dat neemt niet weg dat ouders in beginsel zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van vervangende woonruimte.n
Vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspaak van de Raad van State van 12 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4046.
14.1. De voorzieningenrechter vindt de sluiting niet in strijd met de subsidiariteit. De burgemeester heeft voldoende toegelicht waarom sprake is van een ernstige situatie waarbij een lichter middel niet volstaat. Hiermee heeft de burgemeester de aanbeveling van de ombudsmannen in zoverre opgevolgd dat de woningsluiting pas als laatste middel wordt ingezet. Het is nu aan verzoekster zelf om vervangende woonruimte te zoeken tijdens de sluiting. Daarbij heeft de burgemeester mogen meewegen dat verzoekster een verwijt te maken valt. De burgemeester heeft er zich verder voldoende rekenschap van gegeven dat er minderjarige kinderen betrokken zijn bij deze woningsluiting. Dit heeft al geleid tot een kortere duur van de sluiting. Zij heeft hulpverlening ingeschakeld en benadrukt dat verzoekster en haar kinderen niet op straat komen te staan. De Tussenvoorziening en het Corporatiehotel zijn als concrete alternatieven door de burgemeester genoemd waarmee kan worden voorzien in tijdelijke woonruimte. Als verzoekster gebruik wil maken van de Tussenvoorziening is het aan haar om een concrete hulpvraag te formuleren. De burgemeester heeft zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende ingespannen om tijdelijke woonruimte voor verzoekster te vinden en zij is daarmee ook in voldoende mate tegemoet gekomen aan de aanbeveling van de ombudsmannen om in alternatieve tijdelijke woonruimte te voorzien voordat de woning gesloten gaat worden. Daartegenover staat dat verzoekster zelf weinig inspanningen lijkt te hebben verricht om tijdelijk vervangende woonruimte voor zichzelf en haar gezin te vinden. De aanvraag om woningurgentie via het buurtteam is in zoverre niet passend dat woningurgentie niet bedoeld is om tijdelijke woonruimte te vinden tijdens een woningsluiting.
14.2.De voorzieningenrechter neemt verder geen strijd aan met de door verzoekster genoemde mensenrechtenverdragen en de daarin neergelegde fundamentele rechten. De burgemeester heeft immers gegarandeerd dat verzoekster en haar kinderen niet dakloos zullen worden, maar dat er opvang is. Dat verzoekster voor opleiding, zorgtaken en voorzieningen voor de kinderen is aangewezen op de stad [woonplaats] , betekent niet dat de burgemeester van woningsluiting had moeten afzien. De burgemeester heeft kunnen volstaan met het aanbieden van de genoemde woonalternatieven en van verzoekster kan worden gevraagd om de benodigde inspanningen te leveren om voor haar en voor haar kinderen woonruimte te vinden op een manier dat dit haar kinderen zo min mogelijk belast. Een eventuele langere reistijd voor verzoekster is op zichzelf geen reden om de woningsluiting niet proportioneel te achten.
15. Omdat de noodzaak om de woning te sluiten groot is, terwijl de burgemeester zich heeft ingespannen om de negatieve gevolgen van de sluiting voor verzoekster te beperken (zij heeft immers de duur van de sluiting beperkt tot drie maanden en opvang tijdens de sluiting gegarandeerd), heeft de burgemeester zich op het standpunt mogen stellen dat er geen bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht zijn die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. De burgemeester mag in redelijkheid gebruik maken van haar bevoegdheid tot sluiting van de woning.
16. De voorzieningenrechter komt, gelet op wat hiervoor is overwogen, tot de slotsom dat het besluit tot sluiting van de woning op dit moment rechtmatig is en dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft.
Kan een belangenafweging van de voorzieningenrechter tot schorsing leiden?
17. De voorzieningenrechter moet bij een verzoek om een voorlopige voorziening ook altijd nog zelf de belangen afwegen, maar als al duidelijk is dat het bezwaar niet zal slagen, is er weinig ruimte om op grond van een belangenafweging nog te beslissen dat verzoekster en haar kinderen in de woning mogen blijven. De belangen van verzoekster om met haar kinderen in de woning te mogen blijven wonen, zijn duidelijk en ook invoelbaar, maar daar staat het belang van de burgemeester tegenover, om snel op te treden tegen de ernstige situatie die is aangetroffen in de woning en om een duidelijk signaal af te gegeven. De belangenafweging van de voorzieningenrechter valt gedeeltelijk samen met die van de burgemeester en daarom verwijst zij naar wat hiervoor al is overwogen over de belangen van verzoekster en haar kinderen en het belang van de burgemeester.
17.1.Daarbij overweegt zij verder dat het belang van de kinderen, om tijdens de bezwaarfase in de woning te mogen blijven, in dit soort gevallen altijd zwaar weegt. Zij worden namelijk uit hun vertrouwde omgeving gehaald. De voorzieningenrechter vindt dat belang echter niet dusdanig dat daarom toch een voorziening getroffen zou moeten worden voor de duur van de bezwaarfase. Een andere conclusie zou er namelijk toe kunnen leiden dat een woning waar jonge kinderen wonen nooit direct gesloten kan worden, terwijl er wel voldoende aanleiding bestaat om dit te doen ter bescherming van de buurt (waar mogelijk ook kinderen wonen). Het gaat, zoals de burgemeester heeft gezegd, om een kwetsbare buurt waar drugscriminaliteit vaak voorkomt. De aanwezigheid van deze grote hoeveelheid drugs vormt een ernstig risico voor de veiligheid en vergt direct overheidsingrijpen. Het belang dat de burgemeester heeft bij een duidelijke en directe aanpak van drugscriminaliteit in de wijk gaat voor het belang van verzoekster en haar kinderen om in de woning te kunnen blijven gedurende de tijd dat op het bezwaar is beslist. De burgemeester heeft belang om snel over te gaan tot sluiting en een schorsing van het besluit staat daaraan in de weg. Het belang van de burgemeester weegt dan ook zwaarder.
18. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de woning voor de duur van drie maanden gesloten mag worden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 september 2023.
griffier |
voorzieningenrechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: