Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/210
[vertegenwoordiger] , veronderstellenderwijs handelend namens [eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres,
en
Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 14 januari 2022.
De zitting heeft middels een MSTeams verbinding plaatsgevonden op 19 december 2022. [vertegenwoordiger] was daarbij aanwezig. Verweerder heeft zich schriftelijk afgemeld bij mailbericht van 22 september 2021.
1. Het beroep is veronderstellenderwijs door [vertegenwoordiger] ingesteld namens [eiseres]
. Bij het beroepschrift is geen machtiging, uittreksel uit het handelsregister (KVK) en statuten meegestuurd. In artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht staat dat een beroep nietontvankelijk kan worden verklaard als het beroep niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Voordat het beroep nietontvankelijk wordt verklaard moet de indiener van het beroep wel in de gelegenheid zijn gesteld om het verzuim te herstellen.
2. De rechtbank heeft [vertegenwoordiger] bij brief van 25 januari 2022, in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen vier weken een toereikende machtiging in te dienen waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens [eiseres] beroep in te stellen en in beroep op te treden, een uittreksel (KVK) en statuten op te sturen waaruit blijkt wie als bevoegd bestuurder van [eiseres] gerechtigd is om een volmacht af te geven aan de heer [vertegenwoordiger] . In deze brief staat dat als [vertegenwoordiger] niet (tijdig) aan dit verzoek voldoet of om uitstel vraagt, de rechtbank het beroep nietontvankelijk kan verklaren. In reactie hierop heeft [vertegenwoordiger] bij brief van 25 februari 2022 een volmacht aan de rechtbank gestuurd. De volmacht is ondertekend door [A] .
3. Om te controleren of [A] gerechtigd is beroep in te stellen en/of een volmacht af te geven, heeft de rechtbank in elk geval een uittreksel KVK, en eventueel statuten, nodig. Om die reden heeft de rechtbank bij aangetekende brief van 21 maart 2022 nogmaals verzocht om een uittreksel KVK en statuten. [vertegenwoordiger] heeft hierop niet gereageerd. Uit de volmacht is niet af te leiden of [A] bevoegd is om voor [eiseres] beroep in te stellen en/of een volmacht daartoe af te geven.
4. Ter zitting heeft [vertegenwoordiger] verwezen naar een emailcorrespondentie met [A] waaruit volgens [vertegenwoordiger] blijkt dat [A] een eenmanszaak drijft en dus bevoegd is. De rechtbank kan [vertegenwoordiger] hierin niet volgen want aan een emailcorrespondentie kan niet dezelfde waarden worden toegekend als een uittreksel KVK.
5. Dat betekent dat er in deze beroepsprocedure geen toereikende machtiging is overgelegd. [vertegenwoordiger] heeft geen reden gegeven waarom hij die niet heeft opgestuurd. Zoals de meervoudige kamer van deze rechtbank op 25 juni 2020 heeft beslist, is dit voortaan een reden om het beroep niet-ontvankelijk te verklarenn
ECLI:NL:RBMNE:2020:2390.
Overschrijding redelijke termijn
6. [vertegenwoordiger] heeft verzocht om een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
7. De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit verzoek uit van de regels die de Hoge Raad hiervoor heeft gegeven in het overzichtsarrest van 19 februari 2016n
ECLI:NL:HR:2016:252
8. Het is niet uitgesloten dat in een procedure over een niet-ontvankelijk beroep een vergoeding kan worden toegekend voor geleden immateriële schade. Op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) moeten belastinggeschillen immers binnen een redelijke termijn worden berecht. Er geldt dan wel als voorwaarde dat sprake is van een situatie waarin het geschil inhoudelijk aan de rechter is voorgelegd. Aan die voorwaarde is niet voldaan als er geen toereikende machtiging is overlegd. De rechtbank verwijst hiervoor naar een arrest van de Hoge Raad van 2 december 2016n
ECLI:NL:HR:2016:2723
9. Dat is slechts anders als de rechtbank uitspraak doet op het beroep nadat sinds het instellen van het beroep meer dan anderhalf jaar is verstreken. Gelet op het feit dat de termijn op 14 januari 2022 is aangevangen- op het moment van ontvangen van het beroepschrift- en de rechtbank uitspraak doet op 2 januari 2023 - is er geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt dan ook afgewezen.
10. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. De beslissing is uitgesproken op 2 januari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.