Menu

Filter op
content
PONT Data&Privacy

0

ECLI:NL:RBMNE:2025:2478

Eiser vindt dat gedaagde tekort is geschoten in aanleg en onderhoud tuin en vordert daarom schadevergoeding en terugbetaling vooruitbetaalde onderhoudsbeurten. Vorderingen worden grotendeels afgewezen, omdat gedaagde niet in verzuim is geraakt.

Rechtbank Midden-Nederland 2 June 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBMNE:2025:2478 text/xml public 2025-06-02T12:03:39 2025-05-21 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Midden-Nederland 2025-05-21 C/16/580498 / HA ZA 24-448 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig NL Utrecht Civiel recht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2025:2478 text/html public 2025-06-02T12:03:13 2025-06-02 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBMNE:2025:2478 Rechtbank Midden-Nederland , 21-05-2025 / C/16/580498 / HA ZA 24-448
Eiser vindt dat gedaagde tekort is geschoten in aanleg en onderhoud tuin en vordert daarom schadevergoeding en terugbetaling vooruitbetaalde onderhoudsbeurten. Vorderingen worden grotendeels afgewezen, omdat gedaagde niet in verzuim is geraakt.
RECHTBANK Midden-Nederland
Civiel recht

Zittingsplaats Utrecht

Zaaknummer: C/16/580498 / HA ZA 24-448

Vonnis van 21 mei 2025

in de zaak van

[eiser] ,

wonende in [woonplaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiser] ,

advocaat: mr. J.H.M. Spanjaard,

tegen

[gedaagde] ,

h.o.d.n. [handelsnaam] ,

wonende in [woonplaats] ,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

advocaat: mr. J. Bos.
1De procedure 1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van [eiser] met producties 1 tot en met 8; - de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 5;

- de aanvullende productie 9 van [eiser] .
1.2.
De zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2025. Daarbij waren [eiser] , mr. J.H.M. Spanjaard, [gedaagde] en mr. J. Bos aanwezig. [eiser] heeft de zitting via een Teams-verbinding bijgewoond. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat daar is besproken. Daarna is bepaald dat op 21 mei 2025 vonnis wordt uitgesproken.
2De kern van de zaak
[eiser] en [gedaagde] hebben twee overeenkomsten met elkaar gesloten voor de aanleg en het onderhoud van de tuin van [eiser] . Na enige tijd ontstaan er vochtproblemen met de grond van de tuin en sterven enkele bomen af. [eiser] vindt dat [gedaagde] tekort is geschoten in de aanleg en het onderhoud van de tuin. Hij vordert daarom onder andere een verklaring voor recht dat [gedaagde] tekort is geschoten en aansprakelijk is voor de schade van [eiser] . Daarnaast vordert [eiser] betaling van € 200.056,00 aan schadevergoeding en terugbetaling van € 10.000,00 aan vooruitbetaalde onderhoudsbeurten, beide vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen van [eiser] worden grotendeels afgewezen. De rechtbank legt dit oordeel hierna uit.
3De beoordeling van de vorderingen
[gedaagde] hoeft geen € 200.056,00 schadevergoeding te betalen

Afspraken over aanleg en onderhoud tuin
3.1.
Aan de hand van in 2021 en 2022 toegezonden offertes zijn [eiser] en [gedaagde] overeengekomen dat [gedaagde] de tuin van [eiser] zou aanleggen. Uit de offertes en verklaringen van partijen is af te leiden dat tot de werkzaamheden van [gedaagde] onder andere funderingswerkzaamheden, zoals het uitgraven van de fundering en het planten van planten, hagen en bomen vielen. Na de aanleg van de tuin hebben partijen ook afspraken gemaakt over het onderhoud van de tuin. Die afspraken hielden in dat [gedaagde] de tuin zou onderhouden vanaf oktober 2022 en daartoe twee keer per maand in de tuin zou werken.

Gebreken in de aanleg van de tuin
3.2.
[eiser] stelt dat hij in het voorjaar van 2023 constateerde dat een aantal bomen afgestorven was en dat de grond, waarin de bomen stonden, erg drassig was. Aan de hand van een rapport van een deskundige, werkzaam bij [bedrijf] , stelt [eiser] dat deze problemen zijn ontstaan door de slechte aanleg en gebreken in het onderhoud van de tuin door [gedaagde] . [gedaagde] betwist dat hij, behalve met problemen met een paar grote planten en bomen in de (lange) border van de tuin, iets met de problemen te maken heeft.
3.3.
Op basis van het door [eiser] overgelegde deskundigenrapport kan de rechtbank tot het oordeel komen dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de verbintenissen met [eiser] . [gedaagde] stelt dat de slechte staat van de planten is veroorzaakt door een lekkage in de beregeningsinstallatie, maar de deskundige schrijft ook over fouten in het uitgraven en de funderingswerkzaamheden bij de aanleg van de tuin. Dit heeft [gedaagde] niet gemotiveerd weersproken. Die werkzaamheden vielen op basis van de offerte wel onder de afspraken tussen partijen. De rechtbank kan op basis van het deskundigenrapport concluderen dat – in ieder geval – dat onderdeel niet goed is gegaan.
3.4.
In het rapport staat onder meer dat zich in de grond op worteldiepte een storende laag uit dichte klei bevindt, waardoor het water slecht weg kan en weinig zuurstof bij de wortels zit. Volgens de deskundige had dat verbeterd moeten worden bij het aanplanten van beplanting van dit formaat. Ook had volgens de deskundige drainage moeten worden aangebracht om de storende grondlaag te ontzien van water. In het rapport wordt omschreven dat wortels zich niet hebben ontwikkeld en de omliggende bodem van zeer slechte kwaliteit is. Volgens de deskundige had dat feitelijk opgemerkt moeten worden bij de aanleg van de tuin. Ter voorkoming van vochtproblemen rondom nieuwe beplanting, had de grond volgens het rapport meer afgegraven moeten worden en drainage gebruikt moeten worden of een verticale afwatering moeten worden aangelegd. De door [gedaagde] aangebrachte afwatering is volgens het rapport van onvoldoende staat. [gedaagde] heeft deze conclusies uit het rapport niet weersproken door bijvoorbeeld zelf stukken over te leggen.
3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande voldoende duidelijk dat de door [gedaagde] aangelegde tuin gebreken bevat. Het is bovendien aannemelijk dat [eiser] daardoor schade heeft geleden, omdat [eiser] kosten heeft gemaakt voor herstelwerkzaamheden doordat hij de tuin door een derde heeft laten herstellen. Maar juist dit laatste zorgt ervoor dat [eiser] geen aanspraak kan maken op de gevorderde € 200.056,00 aan schadevergoeding voor gebreken in de aanleg van de tuin. Dit wordt hierna verder uitgelegd.

[gedaagde] heeft onvoldoende kans tot herstel gekregen
3.6.
Doordat [eiser] een derde heeft ingeschakeld om de tuin te herstellen, heeft [gedaagde] onvoldoende kans gekregen tot herstel. [gedaagde] is daardoor niet in verzuim geraakt en [eiser] kan daarom geen schadevergoeding van hem vorderen.
3.7.
In dit kader heeft [eiser] het volgende gesteld. Allereerst stelt [eiser] dat de schade aan de bomen definitief is geleden en dat herstel daarvan, en dus correcte nakoming van de afspraken door [gedaagde] , niet meer mogelijk is. In de dagvaarding stelt [eiser] ook dat daarnaast sprake is van gevolgschade, waarbij verzuim niet meer nodig is. Verder heeft [eiser] verwezen naar een e-mail van [gedaagde] van 26 juni 2023 waarin [gedaagde] schrijft dat ‘ons geen blaam treft’. Uit die e-mail heeft [eiser] , zo heeft zijn advocaat op de zitting uitgelegd, de onwelwillendheid tot herstel van [gedaagde] afgeleid. Volgens [eiser] was een kans tot herstel daarom niet nuttig of nodig geweest. [gedaagde] heeft daar tegenin gebracht dat hij wel graag nog een kans tot herstel zou hebben gehad en dat hij die kans dan ook zonder meer zou hebben aangegrepen. Volgens [gedaagde] is hij ook nog bij [eiser] langsgegaan om een en ander te bespreken, maar wilde [eiser] hem toen niet meer te woord staan.
3.8.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] hiermee niet aan het verzuimvereiste voldaan. Voor wat betreft de schade aan de bomen is geen sprake van blijvende onmogelijkheid tot nakoming. Nakoming, bijvoorbeeld door het planten van nieuwe bomen, was namelijk nog mogelijk. Daartoe had [eiser] [gedaagde] dus nog een kans moeten geven. De (andere) gevolgschade waar [eiser] in de dagvaarding op doelt, is niet nader geconcretiseerd. Ook na nadere vragen op de zitting is onduidelijk gebleven waarom sprake zou zijn van gevolgschade voor wat betreft de bomen. Ook kan uit de e-mail van [gedaagde] van 26 juni 2023 niet worden afgeleid dat [gedaagde] in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten. In die e-mail verwijst [gedaagde] naar een door hem opgesteld plan van aanpak van 15 juni 2023. [gedaagde] schrijft dat partijen toen nog in overleg waren en dat hij een deel van de herstelkosten op zich wilde nemen. Op 15 juni 2023 bleek dus nog niet uit de houding van [gedaagde] dat hij niet zou (willen) nakomen, integendeel: hij had een concreet voorstel tot herstel gedaan. Toch heeft [eiser] kort daarna, in een e-mail van 20 juni 2023, zonder nadere aanleiding de onderhoudsovereenkomst ontbonden en [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade door de aanleg van de tuin. In die e-mail schrijft [eiser] dat hij er zelf geen vertrouwen meer in heeft dat [gedaagde] zijn tuin in goede staat gaat krijgen. Deze e-mail is verstuurd vóórdat [gedaagde] op 26 juni 2023 – in antwoord op de e-mail van [eiser] waarin hij het vertrouwen in [gedaagde] opzegt – schrijft dat hem ( [gedaagde] ) ‘geen blaam treft’ en waaruit volgens [eiser] de onwelwillende houding van [gedaagde] zou volgen. Op de zitting is bovendien gebleken dat [eiser] op dat moment al in contact was met een derde partij over de herstelwerkzaamheden, die vervolgens al begin juli 2023 (ruim een week later) zijn verricht.
3.9.
Uit deze feitelijke gang van zaken volgt dat [eiser] [gedaagde] geen reële mogelijkheid tot herstel heeft gegeven of heeft willen geven. Dit terwijl correcte nakoming nog wel mogelijk was en uit de houding van [gedaagde] juist volgde dat hij bereid was tot herstel. Het zou dus mogelijk nog zin hebben gehad [gedaagde] een ingebrekestelling te sturen met een termijn voor herstelwerkzaamheden die in de ogen van [eiser] moesten worden verricht. Door dit niet te doen en – in plaats daarvan – het herstel op korte termijn door een derde partij te laten verrichten, heeft [eiser] [gedaagde] onterecht gepasseerd. [gedaagde] is dus ook niet in verzuim geraakt, wat in dit geval wel een vereiste is om aanspraak te kunnen maken op de gevorderde schadevergoeding.

Conclusie
3.10.
Gelet op het voorgaande is niet aan alle vereisten voor een vordering tot schadevergoeding voldaan. De vordering tot betaling van € 200.056,00 wordt daarom afgewezen.

[gedaagde] moet [eiser] wel € 4.888,39 aan vooruitbetaalde onderhoudsbeurten terugbetalen
3.11.
[eiser] heeft terugbetaling van € 10.000,00 van [gedaagde] gevorderd voor niet-genoten, vooruitbetaalde onderhoudsbeurten van de tuin. Dat bedrag wordt niet volledig toegewezen. [eiser] heeft de hoogte van dat bedrag namelijk onvoldoende onderbouwd. [eiser] heeft geen betaalbewijzen of andere stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij € 10.000,00 vooruit heeft betaald voor het onderhoud. Wel volgt uit de stukken dat [gedaagde] per e-mail van 20 juli 2023 heeft erkend dat hij [eiser] een bedrag van € 4.888,39 moet terugbetalen voor wel betaalde, maar niet uitgevoerde onderhoudsbeurten. Daar is [eiser] op zitting en per e-mail niet, aan de hand van een concrete onderbouwing, tegenin gegaan. Uit het partijdebat is gebleken dat [gedaagde] van dat bedrag nog niks heeft betaald. De rechtbank wijst daarom de vordering van [eiser] tot de hoogte van € 4.888,39 toe, vermeerderd met de wettelijke rente daarover – zoals gevorderd – vanaf 25 augustus 2023.

De vorderingen tot verklaring van recht worden afgewezen
3.12.
De vorderingen van [eiser] voor een verklaring van recht van de tekortkoming en aansprakelijkheid van [gedaagde] , worden afgewezen. Hiervoor is overwogen dat [eiser] geen aanspraak kan maken op een schadevergoeding omdat niet is voldaan aan alle juridische vereisten daartoe. [eiser] heeft daarom geen belang (meer) bij de voornoemde verklaring van recht. [eiser] heeft in het geheel niet onderbouwd waarom hij belang zou hebben bij een dergelijke verklaring.

[eiser] moet de proceskosten betalen
3.13.
[eiser] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:

- griffierecht



2.626,00

- salaris advocaat



5.428,00

(2 punten × € 2.714,00)

- nakosten



178,00

(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal



8.232,00
3.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.15.
De door [eiser] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten hoeft [gedaagde] ook niet te vergoeden, omdat de hoofdvordering van [eiser] grotendeels wordt afgewezen.
4De beslissing
De rechtbank
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 4.888,39 aan [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 25 augustus 2023,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 8.232,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.J. van Yperen en in het openbaar uitgesproken door mr. J.K.J. van den Boom op 21 mei 2025.

5797

Productie 4 bij de dagvaarding.

Artikel 6:74 lid 2 BW.

Overgelegd in productie 5 bij dagvaarding.

Artikel 3:303 BW.

Artikel delen