beschikking
Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/311101 / HA RK 20-227
Beschikking van 21 mei 2021
in de zaak van
1. [de moeder] tevens in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [minderjarige] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers, hierna: [verzoekers] ,
advocaat mr. C.M. Sent te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE LANGEDIJK,
zetelend te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijk,
verweerster, hierna: de gemeente,
advocaat mr. E.C. Pietermaat-Smith te Zoetermeer.
Deze zaak gaat over de vraag of de gemeente de gegevens in het jeugdhulpdossier van [verzoekers] op grond van de artikelen 17 lid 1 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en 7.3.9 lid 1 Jeugdwet moet vernietigen. Volgens de gemeente moeten de gegevens in het jeugdhulpdossier van [verzoekers] op grond van artikel 7.3.8 lid 3 Jeugdwet minimaal 20 jaar worden bewaard, na de laatste wijziging. Pas na afloop van deze wettelijke termijn kan een verzoek tot vernietiging van de gegevens in het jeugdhulpdossier worden gedaan. De rechtbank oordeelt dat de gemeente artikel 7.3.8 lid 3 Jeugdwet onjuist uitlegt en de gegevens van [verzoekers] in het jeugdhulpdossier moet vernietigen.
2.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift ingekomen op 15 december 2020 met producties,
- het verweerschrift ingekomen op 2 april 2021,
- de e-mail van 5 april 2021 van mr. Sent met producties,
- het faxbericht ingekomen op 8 april 2021 van mr. Pietermaat-Smith met producties,
- op 9 april 2021 heeft een skypezitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mr. Sent heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
3. Feiten
3.1. [de moeder] (hierna: de moeder) heeft een minderjarige zoon genaamd [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ) geboren op [geboortedatum] . In de afgelopen jaren zijn er zorgmeldingen gedaan over [minderjarige] .
3.2.Bij e-mail van 9 juli 2020 - gericht aan onder andere de heer [xx] (functionaris gegevensbescherming) van de gemeente - heeft de moeder een verzoek gedaan tot vernietiging van alle gegevens die binnen de gemeente aanwezig zijn van [minderjarige] en haar.
3.3.De heer [xx] heeft bij e-mail van 10 juli 2020 aan de moeder laten weten dat zij een formeel verzoek tot vernietiging van de persoonsgegevens in moet dienen. Diezelfde dag verzoekt de moeder per e-mail om per direct alle gegevens van [minderjarige] en haarzelf te vernietigen.
3.4.Bij e-mail van 3 september 2020 heeft de heer [xx] aan de moeder laten weten dat de reactietermijn op haar verzoek met twee maanden wordt verlengd op grond van artikel 12 lid 3 AVG, vanwege de complexiteit van het verzoek.
3.5.De gemeente heeft op 2 november 2020 op dat verzoek beslist. Daarin heeft zij kenbaar gemaakt dat zij niet kan voldoen aan het verzoek van [verzoekers] omdat zij een wettelijke verwerkingsverplichting heeft om deze gegevens te bewaren. Dit met uitzondering van een tweetal e-mailberichten.
3.6. [verzoekers] komt in deze procedure op grond van artikel 35 lid 1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: UAVG) op tegen die beslissing, voor zover deze ziet op de Jeugdwet.
[verzoekers] verzoekt de rechtbank – zoals uit de toelichting ter zitting blijkt – bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de gemeente te gebieden om alle informatie over [verzoekers] die ziet op de Jeugdwet te vernietigen en vernietigd te houden, ook voor zover die gegevens in het archiefsysteem (DMS) of in de vak applicatie van de gemeente staan opgeslagen.
4.2. [verzoekers] baseert haar verzoek op artikel 17 lid 1 AVG juncto artikel 35 lid 1 UAVG in samenhang met de artikelen 7.3.8 en 7.3.17 Jeugdwet.
4.3.De moeder voert aan dat de gegevens geen enkel doel dienen. Er is volgens de moeder nooit jeugdhulp verleend en de gedane zorgmeldingen zijn nooit opgevolgd. Het is van groot belang dat onjuiste informatie geen eigen leven blijft leiden en onnodig ingezet kan worden, aldus de moeder. Ook heeft de moeder aangevoerd dat het bewaren en volharden in de bewaarplicht een te vergaande inbreuk op haar grondwettelijke en verdragsrechtelijke gewaarborgde recht op de bescherming van haar persoonlijke levenssfeer ex artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) vormen. De moeder acht alle informatie die bekend is bij de gemeente over haar en [minderjarige] als een disproportionele inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer, omdat de gemeente niet terughoudend is wat betreft de dataminimalisatie.
4.4.De gemeente stelt zich op het standpunt dat artikel 17 lid 3 onder b AVG juncto artikel 7.3.8 lid 3 Jeugdwet zich tegen het verzoek van [verzoekers] tot vernietiging van haar gegevens verzet. Volgens de gemeente heeft [verzoekers] geen recht op vernietiging van haar persoonsgegevens, omdat verwerking plaatsvindt in het kader van nakomen van een wettelijke verplichting van de gemeente. Deze wettelijke verplichting blijkt volgens de gemeente uit artikel 7.3.8 lid 3 Jeugdwet. Daarin is bepaald dat de bewaartermijn van het jeugdhulpdossier 20 jaar is, te rekenen vanaf de laatste wijziging. De persoonsgegevens in het jeugdhulpdossier kunnen volgens de gemeente daarom pas vernietigd worden na afloop van deze wettelijke termijn. De uitzondering hierop in artikel 7.3.9 lid 2 Jeugdwet, wordt pas relevant na afloop van de wettelijke bewaartermijn, aldus de gemeente.
4.5.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
5.1.De rechtbank acht zich op grond van artikel 7.3.17 Jeugdwet bevoegd om van dit verzoek kennis te nemen.
Ontvankelijkheid verzoek moeder namens [minderjarige]
5.2.Niet langer in geschil is dat de moeder het eenhoofdig gezag heeft over [minderjarige] . Daarom kan zij als wettelijk vertegenwoordiger van [minderjarige] op grond van artikel 1:253i lid 3 Burgerlijk Wetboek in verbinding met 7.3.15 Jeugdwet onderhavig verzoek doen.
Moet de gemeente de gegevens van [verzoekers] in het jeugdhulpdossier vernietigen?
5.3.Sinds 25 mei 2018 is de AVG van toepassing op de verwerking en de verzoeken tot vernietiging van persoonsgegevens.
5.4.Op grond van artikel 17 lid 1 AVG heeft een betrokkene – in dit geval [verzoekers] – recht op vernietiging van haar persoonsgegevens. Ingevolge artikel 17 lid 3 onder b AVG geldt lid 1 niet, indien verwerking plaatsvindt in het kader van nakomen van een wettelijke verwerkingsverplichting door een verwerkingsverantwoordelijke, in dit geval de gemeente.
5.5.De Jeugdwet bevat omtrent de verwerking, het bewaren en het vernietigen van persoonsgegevens een eigen regeling die ook regelt of en in welke mate de gemeente een bewaarplicht heeft met betrekking tot het dossier van de betrokkene.
5.6.Op grond van artikel 7.3.8 lid 3 Jeugdwet is de jeugdhulpverlener verplicht het dossier van de betrokkene gedurende twintig jaar te bewaren, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de laatste wijziging van het dossier heeft plaatsgevonden, of zoveel langer als redelijkerwijs uit de zorg van een goed jeugdhulpverlener voortvloeit. Artikel 7.3.9 lid 1 Jeugdwet bepaalt dat de jeugdhulpverlener de gegevens uit het dossier moet vernietigen na een daartoe strekkend verzoek van de betrokkene. De jeugdhulpverlener moet op grond van artikel 12 lid 3 AVG de gegevens in ieder geval binnen drie maanden na het ingediende verzoek vernietigen. Ingevolge artikel 7.3.9 lid 2 Jeugdwet is dit slechts anders, indien redelijkerwijs aannemelijk is dat het bewaren van de gegevens van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de betrokkene alsmede voor zover het bepaalde bij of krachtens de wet zich tegen vernietiging verzet.
5.7.De rechtbank oordeelt dat de gemeente de gegevens van [verzoekers] in het jeugdhulpdossier moet vernietigen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Partijen hebben op de zitting bevestigd dat er een jeugdhulpdossier van [verzoekers] is. Dit dient op grond van artikel 7.3.9 lid 1 Jeugdwet vernietigd te worden na een daartoe strekkend verzoek van de betrokkene. Dit is slechts anders, zo blijkt uit artikel 7.3.9 lid 2 Jeugdwet, indien de bewaring van de gegevens van aanmerkelijk belang is voor anderen dan de verzoeker, of voor zover het bepaalde bij of krachtens de wet zich tegen vernietiging verzet. De stelling van de gemeente dat artikel 7.3.8 lid 3 Jeugdwet een wettelijke verwerkingsverplichting is op grond waarvan de gemeente het verzoek van [verzoekers] tot vernietiging van de gegevens gedurende de eerste 20 jaar moet weigeren, berust op een onjuiste lezing van dit artikel. Artikel 7.3.8 lid 3 Jeugdwet begint immers met de zinsnede “onverminderd het bepaalde in artikel 7.3.9”. De term "onverminderd" houdt in wetgeving standaard in dat het genoemde artikel in het omschreven geval onverkort van toepassing is. Dat betekent dat artikel 7.3.9 Jeugdwet voorgaat op het bepaalde in artikel 7.3.8 Jeugdwet zodat een verzoek tot vernietiging ook binnen de termijn van 20 jaar gedaan kan worden.
5.8.De gemeente heeft gezien haar onjuiste uitleg betoogt dat zij niet een aanmerkelijk belang van een ander dan de verzoeker hoeft aan te voeren, zoals bedoel in artikel 7.3.9 lid 2 Jeugdwet. Voor zover de gemeente desondanks heeft bedoeld te stellen dat het aanmerkelijk belang van een ander dan de verzoeker is gelegen in het feit dat [minderjarige] op het moment dat hij volwassen is het jeugdhulpdossier eventueel zou willen raadplegen, is die stelling onvoldoende gemotiveerd. Dit uitgangspunt zou er zonder nadere motivering immers ook toe leiden dat het in veel gevallen jarenlang niet mogelijk is met succes een verzoek tot vernietiging te doen.
5.9.De rechtbank begrijpt niet hoe de gemeente tot de door haar gehanteerde uitleg is gekomen. Bij raadpleging van vakliteratuur en diverse eerdere uitspraken had de gemeente kunnen concluderen dat zij de wet onjuist toepaste. Er zijn immers al meer zaken geweest waarin ouders verzocht hebben om gegevens uit het jeugdhulpdossier te verwijderen, en daarbij is niet tot uitgangspunt genomen dat de ouders eerst twintig jaar zouden moeten wachten. De rechtbank heeft de indruk dat er bij de gemeente een situatie is ontstaan waarbij het in procedures met de moeder inmiddels gaat om gelijk krijgen en de gemeente daarbij de inhoud uit het oog verloren is. Deze indruk van de rechtbank komt ook voort uit het feit dat de gemeente in deze procedure veel producties in het geding heeft gebracht, die privacy gevoelige informatie over de moeder bevatten. Desgevraagd verklaarde de advocaat van de gemeente dat zij dat noodzakelijk vond aangezien de moeder betwist dat er daadwerkelijk jeugdhulp is verleend. Voor de beslissing in deze zaak is dat echter niet van belang. Er bestaat immers geen discussie over het feit dat er een jeugdhulpdossier is aangelegd bij de gemeente en het verzoek tot vernietiging is niet gebaseerd op de stelling dat dit dossier ten onrechte is aangelegd. Ook bij de beslissing over de vraag welke privacy gevoelige informatie in een juridische procedure ingebracht wordt, moet terughoudendheid worden betracht en rekening gehouden worden met de gevolgen voor de betrokkene. Daarbij is het van belang stil te staan bij de vraag of in de gegeven omstandigheden een reëel belang bij adequate procesvoering het noodzakelijk maakt deze informatie in te brengen. Dat heeft de gemeente naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gedaan in de onderhavige zaak. Dat onderstreept de visie van [verzoekers] dat haar gegevens bij de gemeente niet in goede handen zijn.
5.10.De conclusie luidt dat de gemeente de gegevens in het jeugdhulpdossier van [verzoekers] , ook voor zover die gegevens in het archiefsysteem (DMS) of in de vak applicatie van de gemeente staan, moet vernietigen.
Proceskosten
5.11.De gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [verzoekers] worden veroordeeld.
5.12.De kosten aan de kant van [verzoekers] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 304,00
- salaris advocaat € 1.126,00 (2 punten × tarief II € 563,00)
Totaal € 1.430,00
De rechtbank
6.1.draagt de gemeente op om alle informatie over [verzoekers] die ziet op de Jeugdwet te vernietigen en vernietigd te houden, ook voor zover die gegevens in het archiefsysteem (DMS) of in de vak applicatie van de gemeente staan opgeslagen,
6.2.veroordeelt de gemeente in de proceskosten, aan de kant van [verzoekers] tot op heden begroot op € 1.430,00,
6.3.verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. Merkus en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2021.n
type: VB coll: NMB AEM