Beslissing
Wrakingskamer
Locatie [woonplaats]
zaaknummer / rekestnummer: C/15/343335 KG RK 23/573
Beslissing van 29 augustus 2023
op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker],
wonend in [woonplaats],
hierna: verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. D.D.M. Hazeu,
hierna te noemen: de rechter.
1.1.Bij deze rechtbank, afdeling Kanton, is een huurzaak aanhangig met als zaaknummer 10650915 CV EXPL 23-3499, hierna te noemen: de hoofdzaak. In die zaak heeft de woningbouwvereniging als eisende partij onder meer de ontruiming gevorderd van het door verzoeker gehuurde. De eerst behandelende kantonrechter heeft op 9 augustus 2023 de behandeling van de zaak aangehouden en verwezen naar een mondelinge behandeling op 16 augustus 2023.
1.2.De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden onder leiding van de rechter. Verzoeker is ook verschenen en heeft verweer gevoerd. De rechter heeft na afloop bepaald dat zij op 13 september 2023 vonnis zal wijzen.
1.3.De beslissing van de rechter is nog niet genomen. Verzoeker heeft op 27 augustus 2023 een wrakingsverzoek ingedien. De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overweging besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van dit verzoek en bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking te laat is ingediend.
Artikel 37, eerste lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. De wrakingskamer stelt vast dat het wrakingsverzoek elf dagen na de zitting is ingediend. De zitting waarop de rechter optrad, heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2023. Het verzoek tot wraking is op 27 augustus 2023 door verzoeker ingediend.
2.2.Het gaat volgens het verzoek om twee beslissingen, die de rechter op de zitting heeft genomen. Uit het verzoek blijkt ook niet waarom verzoeker niet op dat moment al een verzoek tot wraking zou kunnen hebben gedaan. Het verzoek zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Kennelijk ongegrond
2.3.Ten overvloede overweegt de wrakingskamer nog het volgende.
2.3.1.Uit het verzoek blijkt dat verzoeker op enig moment op de zitting bezwaar heeft gemaakt tegen het citeren door de gemachtigde van de wederpartij van een stukje tekst uit een e-mail, die verzoeker eerder aan de woningbouwvereniging had gestuurd. De rechter heeft het bezwaar verworpen en het citeren doo de gemachtigde toegelaten.
2.3.2.Tijdens de zitting heeft de rechter volgens het verzoek geweigerd nieuwe stukken van verzoeker aan te nemen (een onderzoeksrapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid waaruit zou blijken van ernstige misstanden binnen een onderdeel van de politie waar verzoeker het “al bijna 4,5 jaar mee aan de stok heeft (het CTER-cluster)”.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking ook op deze gronden niet zou zijn toegewezen. Hierbij neemt de wrakingskamer tot uitgangspunt dat wraking van een rechter alleen aan de orde is indien, kort samengevat, de rechter (i) jegens een partij een vooringenomenheid koestert of (ii) wanneer de schijn van partijdigheid gewekt is.
In deze zaak is van beide gevallen geen sprake en daar is ook geen beroep op gedaan.
2.5.Het wrakingsverzoek richt zich feitelijk alleen tegen twee beslissingen van de rechter ter zitting (zie 2.3.1 en 2.3.2 hiervoor). Dat kan echter geen grond voor wraking opleveren. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig geen grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het enkele feit dat de rechter een voor een partij negatieve (proces)beslissing neemt, levert geen grond voor wraking op. Dat is vaste rechtspraak sinds Hoge Raad 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413). Indien verzoeker het met zo’n beslissing niet eens is, kan hij dat na een eventueel in te stellen rechtsmiddel ter toetsing voorleggen aan de rechter die er dan over beslist. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissingen.
De rechtbank:
3.1.verklaart verzoeker in het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk,
3.2.beveelt de griffier onverwijld aan de rechter, verzoeker en de eisende partij een afschrift van deze beslissing toe te zenden,
3.3.beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter, mr. J.H. Gisolf en
mr. W.C. Oosterbroek, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier,
mr. L. Kliffen-Goos, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2023.n
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open
griffier voorzitter