ECLI:NL:RBNHO:2025:5962
text/xml
public
2025-07-03T17:36:25
2025-06-02
Raad voor de Rechtspraak
nl
Rechtbank Noord-Holland
2025-06-05
11578068 CV EXPL 25-649
Uitspraak
Eerste aanleg - enkelvoudig
NL
Alkmaar
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2025:5962
text/html
public
2025-07-03T17:36:03
2025-07-03
Raad voor de Rechtspraak
nl
ECLI:NL:RBNHO:2025:5962 Rechtbank Noord-Holland , 05-06-2025 / 11578068 CV EXPL 25-649
ambtshalve toetsing infomatieverplichtingen, bestelknop en oneerlijke bedingen.
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11578068 CV EXPL 25-649
Uitspraakdatum: 5 juni 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap Vaanster III B.V.
te Bilthoven
de eisende partij
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen
De zaak in het kort
De eisende partij heeft niet voldaan aan alle (pre)contractuele informatieplichten. Ook voldoet de bestelknop niet, omdat niet duidelijk is gemaakt op de bestelknop zelf dat met het aanklikken ervan een betaalverplichting wordt aangegaan. Daarom legt de kantonrechter een sanctie op. De kantonrechter vernietigt de overeenkomst gedeeltelijk, te weten voor 60% van de door de gedaagde partij verschuldigde hoofdsom. De algemene voorwaarden bevatten geen oneerlijke bedingen. De vorderingen worden voor het overige grotendeels toegewezen.
1De procedure
1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.
2De beoordeling
2.1.
De eisende partij vordert primair dat de tussen haar en de gedaagde partij bestaande overeenkomst wordt ontbonden. Verder vordert de eisende partij dat de kantonrechter de gedaagde partij veroordeelt tot betaling van €2.167,33 vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.815,44 vanaf de datum van dagvaarden. Ook vordert de eisende partij dat de gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van de maandelijkse voorschotbedragen van € 165,04 per maand met ingang van 7 november 2024 tot de datum van ontbinding, vermeerderd met de wettelijke daarover van de vervaldag. Daarnaast vordert de eisende partij dat de gedaagde partij wordt veroordeeld tot het maken van een afspraak met de eisende partij teneinde de eisende partij toegang te verlenen tot het perceel van de gedaagde partij en haar in de gelegenheid te stellen de warmtelevering te onderbreken dan wel de meetinrichting geheel of gedeeltelijk te verwijderen of af te koppelen. Voor het geval de gedaagde partij dit nalaat vordert de eisende partij dat zij wordt gemachtigd werkzaamheden te verrichten bestaande uit het onderbreken en/of afsluiten of beëindigen van de energieleveringen, met nevenvorderingen die daarmee verband houden. Tot slot vordert de eisende partij dat de gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
2.2.
De eisende partij heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat de gedaagde partij de verschuldigde bedragen uit hoofde van de met de eisende partij gesloten overeenkomst onbetaald heeft gelaten. Deze betalingsachterstand is dusdanig hoog dat niet van de eisende partij verlangd kan worden dat zij nog langer energie aan de gedaagde partij blijft leveren.
2.3.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd.
Ambtshalve toetsing van informatieplichten: de bestelknop
2.4.
Artikel 6:230v lid 3 BW is toegesneden op overeenkomsten die op elektronische wijze worden gesloten, zoals de onderhavige overeenkomst. In dit artikellid is als bijzondere verplichting bepaald dat de handelaar het elektronische bestelproces zo moet inrichten dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden als hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Indien de aanvaarding geschiedt door gebruik van een knop of soortgelijke functie, is aan de vorige zin voldaan indien bij het plaatsen van de bestelling in niet voor misverstand vatbare termen en op goed leesbare wijze blijkt dat de aanvaarding een betalingsverplichting jegens de handelaar inhoudt. Een knop of soortgelijke functie wordt daartoe op een goed leesbare wijze aangemerkt met een ondubbelzinnige formulering waaruit blijkt dat het plaatsen van de bestelling een betalingsverplichting jegens de handelaar inhoudt.
2.5.
Om te beoordelen of de handelaar aan deze verplichting heeft voldaan, moet alleen rekening worden gehouden met de woorden op de bestelknop (of soortgelijke functie) waarmee de consument het bestelproces afrondt. Er mag geen acht worden geslagen op de verdere omstandigheden van het bestelproces.
2.6.
Uit de toelichting en stukken blijkt dat op de bestelknop die de eisende partij hanteert, “Aanmelden” staat. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter geen duidelijke mededeling gedaan dat de consument met het aanklikken van die knop een betalingsverplichting aangaat. Er is dan ook niet voldaan aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW.
Ambtshalve toetsing van de overige precontractuele informatieplichten
2.7.
De eisende partij stelt verder te hebben voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW. Ter onderbouwing hiervan heeft zij schermafdrukken van het aanmeldproces overgelegd.
2.8.
Vooropgesteld wordt dat de eisende partij haar standpunten met betrekking tot de (pre)contractuele informatieplichten strikt genomen onvoldoende heeft onderbouwd. De eisende partij moet expliciet en op een duidelijke manier aangeven op producties welke informatie van artikel 6:230l BW te vinden is (bijvoorbeeld door de relevante informatie in de betreffende producties te arceren, maar tenminste door aan te geven op welke bladzijde van de productie de betreffende informatie te vinden is). Het is in beginsel niet aan de kantonrechter om eigenhandig op zoek te gaan naar informatie in het dossier.
2.9.
Bij wijze van uitzondering heeft de kantonrechter in dit geval wel zelf in de stukken gecontroleerd of de eisende partij bij het sluiten van de overeenkomst aan de wettelijk voorgeschreven (pre)contractuele informatieverplichtingen heeft voldaan. In toekomstige zaken zal als onvoldoende wordt gesteld en/of onderbouwd, de kantonrechter dit niet meer uit zichzelf doen en zal de vordering geheel of gedeeltelijk worden afgewezen.
2.10.
De kantonrechter komt op basis van door de eisende partij overgelegde stukken tot de conclusie dat niet volledig is voldaan aan precontractuele informatieplichten. Dit wordt als volgt toegelicht.
2.11.
Artikel 6:230m onder c BW schrijft voor dat een consument tijdens het aanmeldproces moet worden gewezen op het geografische adres waar de handelaar gevestigd is en het telefoonnummer en e-mailadres van de handelaar. Dat aan deze verplichting is voldaan blijkt niet uit de overgelegde stukken.
2.12.
Verder volgt uit artikel 6:230m onder e BW dat een consument tijdens het aanmeldproces moet worden gewezen op de totale prijs van een dienst of als door de aard van de zaak of de dienst de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs moet worden berekend. Omdat gesteld nog gebleken is dat dit is gebeurd, is niet voldaan aan deze informatieplicht.
2.13.
Uit de overgelegde stukken volgt dat een consument tijdens het aanmeldproces kan kiezen tussen automatische incasso of betaling via bankoverschrijving of IDEAL. Hiermee heeft de eisende partij de wijze van betaling vermeld als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder g BW. Of daarbij ook nog aanvullende informatie is verstrekt kan de kantonrechter uit de stukken niet afleiden. Zo kan de kantonrechter niet afleiden welke termijn de eisende partij hanteert om de geleverde warmte in rekening te brengen en af te schrijven. Ook is niet gebleken wanneer met de levering wordt gestart. Verder is niks vermeld over het klachtbehandelingsbeleid van de eisende partij. Daardoor is niet voldaan aan de volledige informatieplicht zoals opgenomen in artikel 6:230m lid 1 onder g BW.
Herroepingsrecht
2.14.
De eisende partij heeft verder niet voldaan aan de essentiële precontractuele informatieplicht als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h BW. De eisende partij heeft onvoldoende gesteld en onderbouwd dat zij de gedaagde partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft gewezen op het herroepingsrecht en het recht op ontbinding (overeenkomstig artikel 6:230o BW e.v.). Ook is gesteld noch gebleken dat is gewezen op de informatie als vermeld in artikel 6:230v lid 8 BW. De kantonrechter wijst de eisende partij erop dat hieruit volgt dat als de eisende partij geen uitdrukkelijke toestemming verzoekt, de consument voor de leveringen tijdens de ontbindingstermijn geen vergoeding is verschuldigd. Evenmin heeft de eisende partij aangetoond dat zij heeft gewezen op de hiermee verband houdende informatie in artikel 6:230m lid 1 onder j BW.
2.15.
De schending met betrekking tot het herroepingsrecht heeft tot gevolg dat de herroepingstermijn van veertien dagen is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de gedaagde partij zijn verstrekt, maar ten hoogste met twaalf maanden (artikel 6:230o lid 2 BW). Nu deze termijn al is verstreken en niet is gesteld of gebleken dat de gedaagde partij de overeenkomst heeft willen herroepen, zal de kantonrechter aan dit gebrek enkel de hieronder te noemen sanctie verbinden.
Duur van de overeenkomst en opzegmogelijkheid
2.16.
Daarnaast geldt dat het op grond van artikel 6:230m lid 1 onder o en p BW voor de consument duidelijk moet zijn voor welke periode hij ten minste aan de overeenkomst gebonden is en hoe hij de overeenkomst kan opzeggen. Duidelijke informatie over de duur van de overeenkomst en het opzeggen ervan ontbreekt echter. De consument moet tijdens het aanmeldproces duidelijk op deze informatie worden gewezen. Als deze informatie slechts in de algemene voorwaarden is opgenomen moet tijdens het aanmeldproces duidelijk worden vermeld in welk artikel van de algemene voorwaarden deze informatie te vinden is. De eisende partij heeft niet aangetoond dat is voldaan aan de informatieplicht van artikel 6:230m lid 1 onder o en p BW.
Contractuele informatieplichten
2.17.
Voor wat betreft de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW concludeert de kantonrechter dat deze slechts gedeeltelijk is nagekomen. Uit de overgelegde e-mail waarmee de leveringsovereenkomst is toegestuurd en de leveringsovereenkomst zelf (productie1) blijkt het volgende:
het te leveren product is warmte en koude (artikel 6:230m lid 1 onder a BW);
de identiteit van de eisende partij (“Vaanster III B.V.”) is onderaan de overeenkomst genoemd (artikel 6:230m lid 1 onder b BW);
het bezoekadres, telefoonnummer en e-mailadres van de eisende partij zijn eveneens in de overeenkomst genoemd (artikel 6:230m lid 1 onder c, eerste deel BW);
in de e-mail is vermeld dat de persoonlijk gegevens, tarieven, jaarafrekeningen en facturen ook zijn terug te vinden op een online gegevensdrager in de vorm van een online persoonlijke pagina (artikel 6:230m lid 1 onder c, tweede deel BW).
2.18.
In de bestelbevestiging ontbreekt echter informatie over het herroepingsrecht, het recht op ontbinding, de duur van de overeenkomst en het opzeggen ervan. Een enkele verwijzing naar de algemene voorwaarden is hiervoor onvoldoende. Verder geldt dat in de overeenkomst weliswaar de door de eisende partij gehanteerde tarieven zijn opgenomen, maar hiermee heeft de eisende partij onvoldoende voldaan aan artikel 6:230m onder e BW. Dit omdat niet in één oogopslag duidelijk is waaraan de consument zich verbindt. De gemiddelde consument weet immers niet wat dit voor zijn specifieke situatie betekent. Normaliter betaalt een consument voor het afnemen van warmte/energie per maand een voorschotbedrag. Het ligt daarom voor de hand dat vooraf duidelijk wordt gemaakt welk voorschotbedrag per maand verschuldigd is en uit welke componenten dat bedrag is opgebouwd.
Wat is hiervan het gevolg?
2.19.
Uit het voorgaande volgt dat er sprake is van meer dan drie schendingen inclusief een foute bestelknop. Hiervoor zal een sanctie worden toegepast. In de dagvaarding heeft de eisende partij aangegeven dat zij, in het geval de kantonrechter voornemens is een sanctie toe te passen, in de gelegenheid wil worden gesteld zich daarover uit te laten. Bij de (gemachtigde van) eisende partij behoort echter bekend te zijn dat in de dagvaarding voldoende gemotiveerd moet worden gesteld en onderbouwd dat aan de informatieverplichtingen is voldaan en dat er in beginsel geen gelegenheid wordt geboden zich daar op een later moment nog over uit te laten. De kantonrechter ziet geen reden om hiervan af te wijken en de eisende partij zal daarom geen gelegenheid worden geboden zich uit te laten over de toe te passen sanctie.
2.20.
Gelet op de jurisprudentie moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn. De kantonrechter zal de overeenkomst daarom gedeeltelijk vernietigen, te weten voor 60% van de door de gedaagde partij verschuldigde hoofdsom. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 lid 2 en 3:41 BW, en aan de artikelen 6:193b, 6:193d, 6:193f en 6:193j BW, omdat de schending van de informatieplichten ook een oneerlijke handelspraktijk is.
Ambtshalve toetsing van oneerlijke bedingen
2.21.
De kantonrechter moet, gelet op het Dexia-arrest, ook onderzoek doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.22.
Op de overeenkomst(en) zijn de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing verklaard: Algemene Voorwaarden Vaanster Energie 2014 Voor de levering van warmte en koude <100 KW (hierna: de algemene voorwaarden).
Prijswijzigingsbeding
2.23.
De eisende partij gebruikt een prijswijzigingsbeding in artikel 2.1 van de overeenkomst van de algemene voorwaarden. Beoordeeld moet worden of dit beding eerlijk is. Het beding is oneerlijk als het evenwicht tussen partijen ten nadele van de gedaagde partij aanzienlijk wordt verstoord. Daarvan is hier geen sprake. Omdat de Autoriteit Consument &Markt (ACM) een maximum tarief vaststelt, warmteleveranciers onder het maximale tarief moeten blijven met hun prijzen en zij alleen het maximum mogen vragen als dat nodig is en de ACM dit actief controleert, is de kantonrechter van oordeel dat het evenwicht niet zodanig wordt verstoord dat sprake is van een oneerlijk beding.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.24.
Artikel 17 van de algemene voorwaarden bevat een incassokosten- en rentebeding. De bedingen zijn door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden, aangezien de bedingen aansluiten bij de wettelijke regeling of in het geval van het incassobeding voor de consument zelfs gunstiger is dan de wettelijke regeling.
Onderbreking en afsluiting
2.25.
De eisende partij vordert ook onderbreking en afsluiting van de warmtelevering. In artikel 9 van de algemene voorwaarden zijn bedingen opgenomen over onderbreking en afsluiting in verband met wanbetaling. Omdat in artikel 9 lid 3 van de algemene voorwaarden is opgenomen dat bij het onderbreken van de levering artikel 5,6 en 7 van de Warmtewet zal toepassen, oordeelt de kantonrechter dat het beding niet oneerlijk is.
Wat is toewijsbaar?
2.26.
Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 726,18 aan hoofdsom toewijsbaar (€ 1.815,44 x 0.4).
2.27.
Gezien de hoogte van de betalingsachterstand en omdat de eisende partij voldoende heeft gesteld dat is voldaan aan de Warmteregeling wordt de gevorderde ontbinding ook toegewezen.
2.28.
Gelet op de ingrijpende gevolgen acht de kantonrechter het redelijk dat de gedaagde partij nog veertien dagen de tijd krijgt om de betalingsachterstand te voldoen, om zo te voorkomen dat de gedaagde partij van energie wordt afgesloten. Dit betekent dat als de gedaagde partij niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de betalingsachterstand voldoet, de eisende partij de warmtelevering mag onderbreken/afsluiten. De vordering om te bepalen dat de gedaagde partij de kosten van afsluiting moet betalen zullen worden afgewezen, omdat deze kosten niet op voorhand zijn te begroten.
2.29.
Gezien het bepaalde in de Aanbeveling binnentreding woning i.v.m. nutsvoorzieningen alsmede artikel 3:299 BW en artikel 558 Rv wordt de onderbreking en afsluiting voor het overige toegewezen zoals hierna vermeld.
2.30.
Ook de vordering tot betaling van toekomstige voorschottermijnen vanaf 7 november 2024 tot aan de afsluiting wordt toegewezen met een maximum termijn van 3 maanden na ontbinding (dit is 3 maanden na de datum van dit vonnis) en met dien verstande dat binnen afzienbare tijd na afsluiting van de energielevering aan het gebruiksadres nog een eindafrekening volgt die weergeeft welk bedrag daadwerkelijk verschuldigd is.
2.31.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De rente wordt daarom toegewezen vanaf de datum van dagvaarding.
2.17.
De eisende partij heeft aanmaningsbrieven gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW . De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden daarom toegewezen volgens het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe de gedaagde partij zal worden veroordeeld, te weten € 108,93.
Conclusie en proceskosten
2.32.
De vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.
2.33.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
3De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de tussen partijen gesloten overeenkomst ter zake het gebruiksadres aan de [adres] te Zaandam;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 835,11, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 726,18 vanaf 13 februari 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.3.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 165,04 per maand, voor iedere maand, of gedeelte daarvan, dat de gedaagde partij vanaf 7 november 2024 nog warmte geleverd krijgt, met een maximum van drie maanden na ontbinding en met dien verstande dat na afsluiting van de energielevering aan het gebruiksadres nog een eindafrekening volgt waaruit het daadwerkelijk verschuldigde bedrag volgt;
3.4.
voor het geval de gedaagde partij niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan de veroordeling onder 3.2. en 3.3. voldoet:
3.4.1.
veroordeelt de gedaagde partij om binnen 21 dagen na betekening van dit vonnis een afspraak te maken met de eisende partij teneinde de eisende partij, dan wel een persoon die van een door eisende partij uitgegeven legitimatiebewijs of machtiging is voorzien, op werkdagen tussen 08:00 en 20:00 uur toegang te verlenen tot het perceel aan de [adres] te Zaandam, en in de gelegenheid te stellen om aldaar de warmtelevering te onderbreken dan wel af te koppelen en/of zodanig te verzegelen dat verdere afname van warmte wordt verhinderd;
3.4.2.
veroordeelt de gedaagde partij, voor het geval de gedaagde niet binnen 21 dagen na betekening van dit vonnis aan de veroordeling onder 3.4.1. voldoet om op grond van artikel 558 Rv de werkzaamheden te gedogen die nodig zijn voor de onderbreking en/of afsluiting van de energie-aansluiting(en) van het verbruiksadres en aan de uitvoering van die werkzaamheden alle noodzakelijke medewerking te verlenen;
3.4.3.
veroordeelt de gedaagde partij op grond van artikel 558 Rv en ter uitvoering van de hiervoor genoemde werkzaamheden tot ontruiming van het verbruiksadres, welke ontruiming wordt beperkt tot de ruimte(s) die betreden moet(en) worden om toegang tot de meter(s) en/of aansluiting(en) te verkrijgen en voor de duur van de voor de onderbreking en/of afsluiting van de energie-aansluiting(en) noodzakelijke werkzaamheden;
3.5.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 120,21
griffierecht € 385,00
salaris gemachtigde € 82,00 ;
3.6.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
HvJ EU 7 april 2022, ECLI:EU:C:2022:269 (Fuhrmann), punt 28.
van het HvJ EU en het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677
HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).
https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/aanbeveling-binnentreding-woning-nutsvoorzieningen.pdf#search=binnentreden