Menu

Filter op
content
PONT Data&Privacy

0

ECLI:NL:RBNNE:2023:3969

29 September 2023

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer

Zaaknummer: C/18/226202 KG RK 23-291

beslissing van 21 september 2023

van de meervoudige wrakingskamer op het verzoek van

[verzoeker]

wonende te [woonplaats]

hierna te noemen: de verzoeker,

strekkende tot de wraking van

mr. P.G. Wijtsma,

rechter in deze rechtbank,

hierna te noemen: de rechter.

De procedure

1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het schriftelijke wrakingsverzoek van 8 september 2023, ingekomen bij de griffie op 11 september 2023;

- de schriftelijke reactie van de rechter van 13 september 2023, met als bijlage de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 7 september 2023.

Het wrakingsverzoek

2.1.Het verzoek strekt tot de wraking van de mr. P.G. Wijtsma, rechter in deze rechtbank, locatie Groningen, die is belast met de behandeling van de zaak met nummer 10544827 BU VERZ 23-412, kort gezegd een beroepschriftprocedure ten aanzien van een aan verzoeker opgelegde boete.

2.2.De verzoeker heeft blijkens het schriftelijke wrakingsverzoek - kort samengevat - aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij tijdens het proces meerdere signalen heeft vernomen waaruit de vooringenomenheid van de rechter zou blijken. Zo is door de rechter niet voldoende nagegaan of het openbaar ministerie en het CJIB verzoeker voldoende in de gelegenheid hebben gesteld om tijding beroep in te stellen, terwijl uit de argumenten van de verzoeker naar voren zou zijn gekomen dat dit niet het geval is geweest. Ook heeft verzoeker niet de kans gekregen om zijn inhoudelijke argumenten naar voren te brengen, nu de rechter heeft aangegeven dat hij door moest met de volgende zaak. Verzoeker heeft hieruit opgemaakt dat de rechter niet de intentie heeft gehad om hem een kans te geven inhoudelijk te worden gehoord. De handelingen van de rechter wijzen er volgens verzoeker op dat de rechter vooringenomen was ten gunste van het openbaar ministerie en geen enkele motivatie had voor een eerlijk en gelijkwaardig procesverloop.

2.3.De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

De beoordeling

3.1.De wrakingskamer overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 8:15 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daaromtrent ontwikkelde criteria.

3.2.Artikel 8:15 Awb bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 8:15 Awb /artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening gehouden worden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.

3.3.De wrakingskamer overweegt dat uit de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling op 7 september 2023 blijkt dat mr. Wijtsma in de procedure van verzoeker mondeling einduitspraak heeft gedaan. Het feit dat verzoeker aangeeft tijdens het proces meerdere signalen heeft vernomen waaruit de vooringenomenheid van de rechter zou blijken, neemt naar het oordeel van de wrakingskamer niet weg dat het schriftelijke wrakingsverzoek is ingediend nadat de rechter in de hoofdzaak einduitspraak heeft gedaan. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om de behandeld rechter te wraken na de einduitspraak. Om die reden is de wrakingskamer van oordeel dat de verzoeker niet in het wrakingsverzoek kan worden ontvangen. Een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek kan daarom op grond van artikel 4 lid 2 onder d van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Noord-Nederland achterwege blijven.

De beslissing

De wrakingskamer:

4.1.verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;

4.2.bepaalt dat de procedure met zaaknummer 10544827 BU VERZ 23-412, wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking, bevond;

4.3.beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan:

- verzoeker;

- mr. P.G. Wijtsma;

- overige partijen in de hoofdzaak.

Deze beschikking is gegeven door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. S.T. Kooistra en

mr. H.J. Idzenga, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2023 in tegenwoordigheid van mr. H.J. Boon als griffier.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Artikel delen