locatie Rotterdam
zaaknummer: 10044746 / CV EXPL 22-328
datum: 15 augustus 2022
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ex artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres01] ,
wonende in [woonplaats01] ,
in haar hoedanigheid van curator van [naam01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.E. de Glopper te Goes,
tegen
Stichting Zuidwester ,
gevestigd in Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee,
gedaagde,
gemachtigde: mr. dr. L.A.P. Arends te Nijmegen.
Aanwezig is mr. F. Aukema-Hartog, kantonrechter, bijgestaan door mr. R.W.H. van Rijkom, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
eiseres in persoon, vergezeld van haar zoon en bijgestaan door haar gemachtigde;
namens gedaagde [naam02] (regiomanager), bijgestaan door de gemachtigde van gedaagde en [naam03] .
De kantonrechter gaat over tot de bij dagbepaling van 12 augustus 2022 bepaalde mondelinge behandeling van het kort geding.
1.1. Partijen hebben hun standpunten met betrekking tot de absolute bevoegdheid van de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht.
2.1. De kantonrechter moet - zo nodig ambtshalve - beoordelen of zij absoluut bevoegd is om het onderhavige kort geding te behandelen en daarin te beslissen.
2.2. Op grond van artikel 254 lid 5 Rv is de kantonrechter bevoegd tot het geven van een voorlopige voorziening in zaken die in een bodemprocedure door de kantonrechter worden behandeld en beslist. Dit betekent dat in deze kort geding-procedure allereerst moet worden beoordeeld of de kantonrechter in een bodemprocedure al dan niet bevoegd zou zijn om over het tussen partijen bestaande geschil te oordelen.
2.3. De maatstaf voor de beoordeling van de absolute bevoegdheid van de kantonrechter wordt gegeven door artikel 93 Rv.
2.4. Eiseres vordert - kort gezegd - om gedaagde te verbieden [naam01] (de onder curatele gestelde) zonder toestemming van eiseres over te plaatsen, dan wel te verhuizen, op straffe van een dwangsom. Dit betreft een vordering van onbepaalde waarde, hetgeen de gemachtigde van eiseres heeft erkend, terwijl er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. Daarnaast is geen sprake van een aardvordering, nu de gemachtigde van eiseres ook heeft erkend dat geen sprake is van een huurovereenkomst (of enige andere overeenkomst die maakt dat sprake is van een aardvordering).
2.5. De kantonrechter is gelet op het voorgaande niet absoluut bevoegd om het onderhavige verzoekschrift te behandelen en daarop te beslissen. De civiele rechter is bevoegd. Aangezien tussen partijen niet in geschil is dat de Rechtbank Rotterdam relatief bevoegd is en de kantonrechter zelf overigens ook van oordeel is dat dit het geval is, wordt de zaak op de voet van artikel 71 Rv ter verdere behandeling verwezen naar het team Handel en Haven van deze rechtbank.
De kantonrechter:
3.1. verklaart zich niet absoluut bevoegd om het onderhavige verzoekschrift te behandelen en daarop te beslissen;
3.2. verwijst de zaak naar het team Handel en Haven van deze rechtbank, zodat de zaak daar wordt voortgezet in de stand waarin deze zich op dit moment bevindt;
3.3. wijst partijen erop dat zij van de griffier van het team Handel en Haven schriftelijk bericht zullen ontvangen over de wijze waarop de procedure wordt voortgezet;
3.4. wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet in persoon kunnen procederen, maar dat zij hiervoor een advocaat nodig hebben;
3.5. wijst eiseres erop dat na verwijzing een griffierecht is verschuldigd van € 314,00 en dat de verhoging van € 228,00 binnen vier weken na de hiervoor genoemde roldatum moet zijn betaald, waarvoor eiseres een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) zal ontvangen;
wijst eiseres erop dat van een persoon die onvermogend is (een laag inkomen heeft), een lager griffierecht wordt geheven, als zij op het moment waarop het griffierecht wordt geheven heeft opgestuurd:
1) een afschrift van het besluit tot toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand, of als dit niet mogelijk is in verband met omstandigheden die redelijkerwijs niet aan haar zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag om een toevoeging, of;
2) een inkomensverklaring van de Raad voor de Rechtsbijstand ten behoeve van vermindering van griffierechten (zonder gebruikmaking van een toevoeging);
3.7. wijst gedaagde erop dat na verwijzing een griffierecht van € 676,00 is verschuldigd en dat dat bedrag binnen vier weken na de hiervoor genoemde roldatum moet zijn betaald, waarvoor gedaagde een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) zal ontvangen;
3.8. draagt de griffier op om de processtukken en een afschrift van dit proces-verbaal zo spoedig mogelijk aan de griffier van het team Handel en Haven te doen toekomen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de kantonrechter is ondertekend.
38671