Team straf 1
Parketnummer: 10.996556.16
Datum uitspraak: 29 februari 2024
Tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. J. de Haan, advocaat te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2024.
Bij vonnis van deze rechtbank van 29 februari 2024 is de verdachte vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit, te weten in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016 in de hoedanigheid van voorzitter van [stichting01] medeplegen van – samengevat – verduistering van in totaal € 570.189,--.
Van dat vonnis is een kopie als bijlage A aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De vordering van de officieren van justitie, mrs. A. Lodder en H.C. Vermaseren, strekt tot:
het vaststellen van het bedrag waarop het door de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat op € 285.094,50;
het opleggen aan de verdachte van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een bedrag van € 285.094,50.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte is vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat het Openbaar Ministerie, gelet op de vrijspraak in de onderliggende strafzaak, in de vordering tot ontneming niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De vervolging van de verdachte heeft niet tot een veroordeling geleid en het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit staat aan de ontvankelijkheid van de ontnemingsvordering in de weg (vgl. Hoge Raad 17 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG4258).
De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De rechtbank:
verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mr. A. van Luijck en mr. drs. D.M. Douwes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 februari 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.