Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9223 WAJONG
gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
In het besluit van 31 januari 2020 (primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat zij geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong).
In het besluit van 23 september 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft, met instemming van haar bewindvoerder, tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 4 mei 2022.
Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde en [naam bewindvoerder] (bewindvoerder). Namens het UWV is verschenen mr. A.P.J. Meijs.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.
Feiten
1. Eiseres, geboren op 18 augustus 2000, heeft in oktober 2018 een aanvraag gedaan voor een uitkering op grond van de Wajong. Deze aanvraag is met het besluit van 22 februari 2019 afgewezen.
In januari 2020 vraagt eiseres weer een Wajong-uitkering aan.
Met het primaire besluit is aan eiseres meegedeeld dat zij geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Geschil
2. In geschil is of het UWV op goede gronden heeft geweigerd terug te komen op het besluit van 22 februari 2019 en terecht heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen.
Wettelijk kader
3. In artikel 4:6, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager gehouden is nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
In het tweede lid is bepaald dat wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag kan afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Standpunt eiseres
4. Eiseres voert aan dat aan de weigering een uitkering toe te kennen geen medisch onderzoek ten grondslag heeft gelegen. In 2017 is de diagnose PTSS gesteld, waardoor eiseres veel beperkingen ervaart. Ook is er sprake van narcolepsie. Eiseres stelt dat de door haar overgelegde informatie terzijde is gelegd. Verder heeft eiseres nog opgemerkt dat er bij de bijstandsuitkering geen arbeidsverplichtingen zijn opgelegd. Dat is volgens eiseres strijdig met het standpunt van het UWV. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres in beroep een brief van 8 december 2020 van kliniek [naam kliniek] (centrum voor slaapgeneeskunde) overgelegd.
5. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. De medische grondslag van de oorspronkelijke beslissing is juist, zodat ook geen aanleiding bestaat om voor de toekomst terug te komen op die beslissing.
Beoordeling rechtbank
6. Het gaat in deze zaak om een afwijzing van een verzoek om terug te komen op het besluit van 22 februari 2019. Naar vaste rechtspraak moet een dergelijk verzoek naar zijn strekking worden beoordeeld.n
ECLI:NL:CRVB:2021:765
7. De beoordeling van een verzoek om terug te komen op een eerder besluit (in dit geval het besluit van 22 februari 2019) omvat in beginsel geen nieuw volledig medisch onderzoek. Alleen als het UWV er zelf voor kiest om inhoudelijk een volledige beoordeling te doen, kan de bestuursrechter het besluit toetsen als ware het een eerste aanvraag. In zaken waarbij het UWV geen volledige inhoudelijke beoordeling heeft gedaan, zoals in het geval van eiseres, is de toets van de bestuursrechter beperkt tot de vraag of het UWV zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Ook zal de bestuursrechter aan de hand van wat de rechtzoekende heeft aangevoerd toetsen of de weigering terug te komen op een eerder besluit evident onredelijk is. n
ECLI:NL:CRVB:2021:2954
8. Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandig-heden die weliswaar voor het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar niet voor dat besluit konden worden aangevoerd. Ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden die eerder niet konden worden overgelegd kunnen aangemerkt worden als nieuw gebleken feiten.
9. Eiseres heeft bij haar verzoek om terug te komen brieven van universitair ziekenhuis [plaats 2] (Uzg) van 18 juni 2009 en 8 mei 2009 overgelegd. Verder heeft zij een overzicht gegeven van de hulp die zij nu ontvangt en een beschrijving van de ervaringen van gemachtigde (tevens haar vertrouwenspersoon) met eiseres. Uit de in beroep overgelegde brief van kliniek [naam kliniek] van 8 december 2020 blijkt dat eiseres gediagnosticeerd is met Narcolepsie type 1 (met kataplexie).
10. Ter zitting is gebleken dat de door eiseres overgelegde brieven van Uzg niet eerder bekend waren bij het UWV. Bij de beoordeling op grond van artikel 4:6 van de Awb is het echter ook van belang of de inhoud van de overgelegde brieven nieuwe feiten of omstandigheden vermeldt. De rechtbank kan het UWV volgen in zijn stelling dat hiervan geen sprake is. Zoals blijkt uit de rapportage van de verzekeringsarts van 22 februari 2019 waren de psychische klachten van eiseres ook al bekend bij de beoordeling van de eerste aanvraag van eiseres. Uit die rapportage blijkt verder dat de verzekeringsarts de beschikking had over informatie van Uzg van september 2009. Omdat deze datum ligt na de stukken die door eiseres zijn overgelegd moet ervan uitgegaan worden dat de verzekeringsarts de beschikking had over de meest recente informatie.
Met betrekking tot de informatie die door de gemachtigde van eiseres is opgesteld en de informatie van het Fact-team van Amarant kan de rechtbank zich vinden in wat de verzekeringsarts b&b daarover heeft overwogen in haar rapportage van 19 augustus 2020. De brief van de gemachtigde is geen medisch stuk en daarin wordt ook geen andere situatie geschetst van eiseres op het 18e jaar dan waarvan het UWV bij de eerste aanvraag is uitgegaan. Het stuk van het Fact-team ziet niet op datum waarop eiseres 18 jaar werd en bevat overigens ook geen wezenlijk andere informatie dan waarvan de verzekeringsarts is uitgegaan.
Bij de beoordeling van een weigering om terug te komen op het eerder genomen besluit kan met de pas in beroep overgelegde gegevens geen rekening worden gehouden omdat die niet bij het UWV bekend waren ten tijde van het nemen van het bestreden besluitn
ECLI:NL:CRVB:2015:3582.
Voor zover eiseres is vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen in het kader van de bijstand betekent dit niet dat de beoordeling van destijds onjuist was. Een beoordeling in het kader van de bijstand is immers een wezenlijk andere beoordeling dan die in het kader van de Wajong.
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het UWV zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die aanleiding zouden moeten geven om terug te komen op het besluit van 22 februari 2019.
12. Het voorgaande neemt niet weg dat al hetgeen eiseres heeft aangevoerd betrokken kan worden bij de beoordeling of de afwijzing van het verzoek tot herziening van het besluit van 22 februari 2019 evident onredelijk is. Daarbij kan de brief van kliniek [naam kliniek] wel worden betrokken. Deze brief bevat echter geen informatie waarmee bij de eerdere beoordeling al niet rekening is gehouden. Van de diagnose narcolepsie en het feit dat eiseres overdag soms 2 minuten ‘knock-out’ gaat, is namelijk ook al melding gemaakt in de rapportage van de verzekeringsarts van 22 februari 2019. In hetgeen door eiseres is aangevoerd ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
13. Nu uit het voorgaande volgt dat uit de overgelegde informatie niet blijkt dat aanleiding bestaat om de beperkingen van eiseres op haar 18e verjaardag anders vast te stellen, heeft het UWV terecht geen aanleiding gezien om voor de toekomst terug te komen van het besluit van 22 februari 2019.
14. Gelet op alles wat hiervoor is overwogen zal het beroep ongegrond worden verklaard. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 27 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.