Menu

Filter op
content
Data&Privacyweb
0

Het bestrijden van illegale inhoud op het internet: een lidstaat mag een communicatieplatformprovider die gevestigd is in een andere lidstaat niet onderwerpen aan algemene en abstracte verplichtingen

Zo'n nationale aanpak staat haaks op het EU-recht, dat de vrije beweging van informatiemaatschappijdiensten waarborgt via het controlebeginsel in de lidstaat van oorsprong van de betrokken dienst.

HvJEU 9 november 2023

Jurisprudentie – Samenvattingen

In 2021 voerde Oostenrijk een wet in die binnenlandse en buitenlandse aanbieders van communicatieplatforms verplicht om mechanismen in te stellen voor het melden en verifiëren van potentieel illegale inhoud. Die wet voorziet ook in regelmatige en transparante publicatie van rapporten over illegale inhoud. Een administratieve autoriteit zorgt voor naleving van de wet en kan boetes opleggen tot € 10 miljoen.

Google Ireland, Meta Platforms Ireland en Tiktok, drie platforms gevestigd in Ierland, beweren dat de Oostenrijkse wet in strijd is met het EU-recht, namelijk de richtlijn inzake informatiemaatschappijdiensten.

Op vragen over dit onderwerp door een Oostenrijkse rechtbank herhaalde het Hof van Justitie het doel van de richtlijn: het creëren van een juridisch kader om het vrije verkeer van informatiemaatschappijdiensten tussen lidstaten te waarborgen. Met dit in gedachten elimineert de richtlijn de obstakels die worden gevormd door de verschillende nationale regels die van toepassing zijn op die diensten, dankzij het principe van controle in de lidstaat van oorsprong.

Het is waar dat onder strikte voorwaarden en in specifieke gevallen lidstaten anders dan de lidstaat van oorsprong van de betrokken dienst maatregelen kunnen nemen om de openbare orde, de bescherming van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of de bescherming van consumenten te waarborgen. Die specifieke uitzonderingen moeten worden gemeld aan de Europese Commissie en de lidstaat van oorsprong.

Echter mogen lidstaten anders dan de lidstaat van oorsprong van de betrokken dienst geen maatregelen van algemene en abstracte aard aannemen die zonder onderscheid van toepassing zijn op elke aanbieder van een categorie van informatiemaatschappijdiensten. De term 'zonder onderscheid' betekent aanbieders die zijn gevestigd in die lidstaat en aanbieders die zijn gevestigd in andere lidstaten.

Inderdaad zou de mogelijkheid voor die lidstaten om dergelijke algemene en abstracte verplichtingen aan te nemen het principe van controle in de lidstaat van oorsprong van de betrokken dienst ter discussie stellen, waarop de richtlijn is gebaseerd. Als de lidstaat van bestemming (in dit geval Oostenrijk) gemachtigd zou zijn om dergelijke maatregelen aan te nemen, zou dit inbreuk maken op de regelgevende bevoegdheden van de thuislidstaat (in dit geval Ierland). Bovendien zou het het wederzijdse vertrouwen tussen lidstaten ondermijnen en in strijd zijn met het beginsel van wederzijdse erkenning. Bovendien zouden de betrokken platforms onderworpen zijn aan verschillende wetten, wat ook inbreuk zou maken op de vrijheid om diensten te verlenen en daarmee op het juiste functioneren van de interne markt.

Artikel delen