De Stichting Stop5GNL is niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen gericht op het tegengaan van het gebruik van 5G technologie. Dat heeft het gerechtshof Den Haag vandaag bepaald. Naar het oordeel van het hof had de Stichting bij de bestuursrechter op kunnen komen tegen de besluiten van de Staat inzake de uitrol van 5G, of kan de Stichting dat alsnog doen. Dan is er geen plaats voor een oordeel van de civiele rechter.
De Stichting Stop5GNL stelt zich ten doel om de inwoners van Nederland te beschermen tegen gezondheidsrisico’s als gevolg van elektromagnetische velden die worden gebruikt voor mobiele communicatie. 5G is de nieuwste standaard voor mobiele communicatie. De Stichting is een procedure begonnen tegen de Staat, waarin zij vordert dat de rechter de Staat verbiedt om het gebruik van 5G toe te staan. Volgens de Stichting zijn aan het gebruik van 5G risico’s voor de volksgezondheid verbonden, die de Staat onvoldoende heeft onderzocht. De voorzieningenrechter had de vorderingen van de Stichting afgewezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gaven de rapporten van deskundigen waarop de Staat zijn beleid ten aanzien van 5G baseert, geen aanleiding tot een verbod op de uitrol van 5G.
De Stichting heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de voorzieningenrechter. Het Haagse gerechtshof heeft de Stichting vandaag niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen. Een eiser in een civiele procedure wordt niet-ontvankelijk verklaard als hij zijn doel ook kan bereiken, of had kunnen bereiken, door op te komen tegen besluiten van de overheid bij de bestuursrechter. De gedachte achter deze regel is dat tegenstrijdige uitspraken van de civiele rechter en de bestuursrechter over dezelfde kwestie zoveel mogelijk moeten worden vermeden. Naar het oordeel van het hof had de Stichting langs bestuursrechtelijke weg bezwaar en beroep kunnen instellen tegen besluiten waarbij de Staat het gebruik van bepaalde frequenties voor mobiele communicatie met behulp van 5G mogelijk heeft gemaakt. Voor andere frequenties moeten deze besluiten nog worden genomen en kan de Stichting daar dus nog tegen opkomen bij de bestuursrechter. Bij de bestuursrechter had de Stichting aan de orde kunnen stellen dat ter bescherming van de volksgezondheid beperkingen dienden te worden gesteld aan het gebruik van 5G, of kan zij dat alsnog doen. Omdat de bestuursrechtelijke weg voldoende rechtsbescherming biedt, kan de Stichting met haar vorderingen niet bij de civiele rechter terecht.