Indien in een bedrijf of inrichting een of meer jeugdige werknemers werkzaam zijn of plegen te zijn wordt in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, in het bijzonder aandacht besteed aan:
de specifieke gevaren op het gebied van arbeidsomstandigheden als gevolg van een gebrek aan werkervaring, het niet goed kunnen inschatten van gevaren en het niet voltooid zijn van de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige werknemer;
de uitrusting en inrichting van de arbeidsplaats;
de aard, de mate en de duur van de blootstelling aan stoffen, agentia en fysische factoren;
de keuze en het gebruik van arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen;
het geheel van werkzaamheden in het bedrijf of de inrichting en de organisatie daarvan, en
het opleidingsniveau van de jeugdige werknemers en de aan hen te geven voorlichting.
Voorts wordt in de risico-inventarisatie en -evaluatie bijzondere aandacht besteed aan de niet-volledige lijst van agentia, procédés en werkzaamheden, opgenomen in de bijlage bij de richtlijn.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
(03-06-2020)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
wijziging |
05-12-2006 |
11-12-2006 |
||||||
wijziging |
17-12-2002 |
17-12-2002 |
||||||
wijziging |
10-09-1999 |
25-10-1999 |
||||||
nieuwe-regeling |
15-01-1997 |
20-06-1997 |
Opmerkingen
1) Artikel 4.8, tweede en zesde lid, treedt voor zover het de aanwezigheid van het certifcaat van vakbekwaamheid betreft, in werking op 1 oktober 1997.