Menu

Filter op
content
PONT Data&Privacy

0

HOOFDSTUK VII

TOEZICHT EN HANDHAVING

Artikel 31

Algemene aspecten van het toezicht en de handhaving

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde autoriteiten effectief toezicht houden op en de noodzakelijke maatregelen nemen om te zorgen voor de naleving van deze richtlijn.

2.   De lidstaten kunnen hun bevoegde autoriteiten toestaan prioriteit te geven aan toezichtstaken. Deze prioritering is gebaseerd op een risicogebaseerde benadering. Daartoe kunnen de bevoegde autoriteiten bij de uitvoering van hun in de artikelen 32 en 33 bedoelde toezichthoudende taken toezichtmethoden vaststellen aan de hand waarvan dergelijke taken volgens een risicogebaseerde benadering kunnen worden geprioriteerd.

3.   Bij de aanpak van incidenten die leiden tot inbreuken in verband met persoonsgegevens, werken de bevoegde autoriteiten nauw samen met de toezichthoudende autoriteiten uit hoofde van Verordening (EU) 2016/679, onverminderd de bevoegdheid en taken van de toezichthoudende autoriteiten krachtens die verordening.

4.   Onverminderd de nationale wettelijke en institutionele kaders zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten bij het toezicht op de naleving door overheidsinstanties van deze richtlijn en bij het opleggen van handhavingsmaatregelen inzake inbreuken op deze richtlijn over passende bevoegdheden beschikken om bij de uitvoering van deze taken operationeel onafhankelijk te zijn van de overheidsinstanties waarop zij toezicht houden. De lidstaten kunnen besluiten passende, evenredige en doeltreffende toezichts- en handhavingsmaatregelen ten aanzien van die instanties te nemen in overeenstemming met de nationale wetgevings- en institutionele kaders.

Artikel 32

Toezichts- en handhavingsmaatregelen met betrekking tot essentiële entiteiten

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichts- of handhavingsmaatregelen die met betrekking tot de in deze richtlijn vastgestelde verplichtingen aan essentiële entiteiten worden opgelegd, doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, rekening houdend met de omstandigheden van elk afzonderlijk geval.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten bij de uitoefening van hun toezichthoudende taken met betrekking tot essentiële entiteiten de bevoegdheid hebben om deze entiteiten te onderwerpen aan ten minste:

a)

inspecties ter plaatse en toezicht elders, met inbegrip van steekproefsgewijze controles die worden uitgevoerd door daartoe opgeleide professionals;

b)

regelmatige en gerichte beveiligingsaudits die worden uitgevoerd door een onafhankelijke instantie of een bevoegde autoriteit;

c)

ad-hocaudits, ook in gevallen waarin dat gerechtvaardigd is op grond van een significant incident of inbreuk op deze richtlijn door de essentiële entiteit;

d)

beveiligingsscans op basis van objectieve, niet-discriminerende, eerlijke en transparante risicobeoordelingscriteria, indien nodig in samenwerking met de betrokken entiteit;

e)

verzoeken om informatie die nodig is om de door de betrokken entiteit genomen maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s te beoordelen, met inbegrip van gedocumenteerd cyberbeveiligingsbeleid, alsmede de naleving van de verplichting op grond van artikel 27 om bij de bevoegde autoriteiten informatie in te dienen;

f)

verzoeken om toegang tot gegevens, documenten en informatie die nodig zijn voor de uitoefening van hun toezichthoudende taken;

g)

verzoeken om bewijs van de uitvoering van het cyberbeveiligingsbeleid, zoals de resultaten van beveiligingsaudits die door een gekwalificeerde auditor zijn uitgevoerd en de respectieve onderliggende bewijzen.

De in de eerste alinea, punt b), bedoelde gerichte beveiligingsaudits zijn gebaseerd op door de bevoegde autoriteit of de gecontroleerde entiteit verrichte risicobeoordelingen of op andere beschikbare risicogerelateerde informatie.

De resultaten van een gerichte beveiligingsaudit worden ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteit. De kosten van een dergelijke gerichte door een onafhankelijke instantie uitgevoerde beveiligingsaudit worden betaald door de gecontroleerde entiteit, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen waarin de bevoegde autoriteit anders besluit.

3.   Bij de uitoefening van hun bevoegdheden uit hoofde van lid 2, punt e), f) of g), vermelden de bevoegde autoriteiten het doel van het verzoek en specificeren zij de gevraagde informatie.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde autoriteiten bij de uitoefening van hun handhavingsbevoegdheden ten aanzien van essentiële entiteiten, de bevoegdheid hebben om ten minste:

a)

waarschuwingen te geven over inbreuken door de betrokken entiteiten op deze richtlijn;

b)

bindende aanwijzingen vast te stellen, met inbegrip van aanwijzingen inzake de noodzakelijke maatregelen om een incident te voorkomen of te verhelpen alsook uiterste termijnen voor de uitvoering van dergelijke maatregelen en voor verslaggeving over de uitvoering ervan, of een bevel uit te vaardigen waarin de betrokken entiteiten worden verplicht de vastgestelde tekortkomingen of de inbreuken op deze richtlijn te verhelpen;

c)

de betrokken entiteiten te gelasten een einde te maken aan gedragingen die inbreuk maken op deze richtlijn en af te zien van herhaling van die gedragingen;

d)

de betrokken entiteiten te gelasten er op een gespecificeerde wijze en binnen een gespecificeerde termijn voor te zorgen dat hun maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s in overeenstemming zijn met artikel 21 of te voldoen aan de in artikel 23 vastgestelde rapportageverplichtingen;

e)

de betrokken entiteiten te gelasten de natuurlijke of rechtspersonen aan wie zij diensten verlenen of voor wie zij activiteiten uitvoeren die mogelijkerwijs door een significante cyberdreiging worden beïnvloed, in kennis te stellen van de aard van de dreiging en alle mogelijke beschermings- of herstelmaatregelen die deze natuurlijke of rechtspersonen kunnen nemen als reactie op die dreiging;

f)

de betrokken entiteiten te gelasten de naar aanleiding van een beveiligingsaudit gedane aanbevelingen binnen een redelijke termijn uit te voeren;

g)

een controlefunctionaris aan te wijzen die gedurende een bepaalde periode duidelijk omschreven taken heeft om erop toe te zien dat de betrokken entiteiten aan de artikelen 21 en 23 voldoen;

h)

de betrokken entiteiten te gelasten aspecten van inbreuken op deze richtlijn op een bepaalde manier openbaar te maken;

i)

op grond van artikel 34 een administratieve geldboete op te leggen of de oplegging ervan door de bevoegde organen of rechterlijke instanties overeenkomstig het nationale recht te verzoeken bovenop een of meer van de in punten a) tot en met h) van dit lid bedoelde maatregelen.

5.   Indien de op grond van lid 4, punten a) tot en met d) en punt f), genomen handhavingsmaatregelen ondoeltreffend zijn, zorgen de lidstaten ervoor dat hun bevoegde autoriteiten de bevoegdheid hebben om een termijn vast te stellen waarbinnen de essentiële entiteit wordt verzocht de noodzakelijke maatregelen te nemen om de tekortkomingen te verhelpen of aan de eisen van die autoriteiten te voldoen. Indien de gevraagde actie niet binnen de gestelde termijn wordt ondernomen, zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid hebben om:

a)

een certificering of vergunning tijdelijk op te schorten of een certificerings- of vergunningsinstantie of een rechterlijke instantie overeenkomstig het nationale recht te verzoeken deze tijdelijk op te schorten met betrekking tot alle of een deel van de relevante door de essentiële entiteit verleende diensten of verrichte activiteiten;

b)

verzoeken dat de bevoegde organen of rechterlijke instanties overeenkomstig het nationale recht een natuurlijke persoon met leidinggevende verantwoordelijkheden op het niveau van de algemeen directeur of de wettelijke vertegenwoordiger in de essentiële entiteit tijdelijk verbieden leidinggevende functies in die entiteit uit te oefenen.

Op grond van dit lid opgelegde tijdelijke opschortingen of verboden worden slechts toegepast totdat de betrokken entiteit de noodzakelijke maatregelen neemt om de tekortkomingen te verhelpen of voldoet aan de vereisten van de bevoegde autoriteit waarvoor dergelijke handhavingsmaatregelen zijn opgelegd. Het opleggen van dergelijke tijdelijke opschortingen of verboden moet worden onderworpen aan passende procedurele waarborgen overeenkomstig de algemene beginselen van het Unierecht en het Handvest, waaronder het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, het vermoeden van onschuld en de rechten van de verdediging.

De in dit lid bedoelde handhavingsmaatregelen zijn niet van toepassing op onder deze richtlijn vallende overheidsinstanties.

6.   De lidstaten zorgen ervoor dat elke natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor of optreedt als wettelijke vertegenwoordiger van een essentiële entiteit op basis van de bevoegdheid om deze te vertegenwoordigen, de bevoegdheid om namens deze entiteit beslissingen te nemen of de bevoegdheid om controle uit te oefenen op deze entiteit, de bevoegdheid heeft om ervoor te zorgen dat deze entiteit deze richtlijn nakomt. De lidstaten zorgen ervoor dat dergelijke natuurlijke personen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor het niet nakomen van hun verplichtingen om te zorgen voor de naleving van deze richtlijn.

Wat overheidsinstanties betreft, doet dit lid geen afbreuk aan het nationale recht inzake de aansprakelijkheid van ambtenaren en gekozen of benoemde overheidsfunctionarissen.

7.   Bij het nemen van de in lid 4 of 5 bedoelde handhavingsmaatregelen eerbiedigen de bevoegde autoriteiten de rechten van de verdediging en houden zij rekening met de omstandigheden van elk afzonderlijk geval, en houden zij ten minste naar behoren rekening met:

a)

de ernst van de inbreuk en het belang van de geschonden bepalingen, waarbij onder meer het volgende in ieder geval een ernstige inbreuk vormt:

i)

herhaalde inbreuken;

ii)

niet melden of niet verhelpen van significante incidenten;

iii)

niet verhelpen van tekortkomingen naar aanleiding van bindende aanwijzingen van de bevoegde autoriteiten;

iv)

het belemmeren van audits of monitoringsactiviteiten waartoe de bevoegde autoriteit opdracht heeft gegeven naar aanleiding van de vaststelling van een inbreuk;

v)

het verstrekken van valse of zeer onnauwkeurige informatie met betrekking tot de in de artikelen 21 en 23 vastgelegde cyberbeveiligingsrisicobeheersmaatregelen of rapportageverplichtingen;

b)

de duur van de inbreuk;

c)

eventuele relevante eerdere inbreuken door de betrokken entiteit;

d)

elke veroorzaakte materiële of immateriële schade, met inbegrip van elke financiële of economische schade, effecten op andere diensten en het aantal getroffen gebruikers;

e)

opzet of nalatigheid van de pleger van de inbreuk;

f)

door de entiteit genomen maatregelen om de materiële of immateriële schade te voorkomen of te beperken;

g)

de naleving van goedgekeurde gedragscodes of goedgekeurde certificeringsmechanismen;

h)

de mate waarin de aansprakelijk gestelde natuurlijke of rechtspersonen meewerken met de bevoegde autoriteiten.

8.   De bevoegde autoriteiten geven een gedetailleerde motivering van hun handhavingsmaatregelen. Alvorens dergelijke maatregelen vast te stellen, stellen de bevoegde autoriteiten de betrokken entiteiten in kennis van hun voorlopige bevindingen. Ook geven zij die entiteiten een redelijke termijn om opmerkingen te maken, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen waarin onmiddellijk optreden om incidenten te voorkomen of erop te reageren anders zou worden belemmerd.

9.   De lidstaten zorgen ervoor dat hun uit hoofde van deze richtlijn bevoegde autoriteiten de relevante uit hoofde van Richtlijn (EU) 2022/2557 bevoegde autoriteiten binnen dezelfde lidstaat in kennis stellen wanneer zij hun toezichts- en handhavingsbevoegdheden uitoefenen om ervoor te zorgen dat een entiteit die op grond van Richtlijn (EU) 2022/2557 als kritieke entiteit wordt aangemerkt, voldoet aan deze richtlijn. In voorkomend geval kunnen de uit hoofde van Richtlijn (EU) 2022/2557 bevoegde autoriteiten de uit hoofde van deze richtlijn bevoegde autoriteiten verzoeken hun toezichts- en handhavingsbevoegdheden uit te oefenen ten aanzien van een entiteit die is aangemerkt als kritieke entiteit uit hoofde van Richtlijn (EU) 2022/2557.

10.   De lidstaten zorgen ervoor dat hun uit hoofde van deze richtlijn bevoegde autoriteiten samenwerken met de relevante uit hoofde van Verordening (EU) 2022/2554 bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat. De lidstaten zorgen er met name voor dat hun uit hoofde van deze richtlijn bevoegde autoriteiten het oversightforum dat is opgericht op grond van artikel 32, lid 1, van Verordening (EU) 2022/2554 in kennis stellen wanneer zij hun toezichts- en handhavingsbevoegdheden uitoefenen om ervoor te zorgen dat een essentiële entiteit die op grond van artikel 31 van Verordening (EU) 2022/2554 als kritieke derde aanbieder van ICT-diensten is aangewezen, voldoet aan deze richtlijn.

Artikel 33

Toezichts- en handhavingsmaatregelen met betrekking tot belangrijke entiteiten

1.   Wanneer het bewijs, de aanwijzing of informatie wordt geleverd dat een belangrijke entiteit beweerdelijk deze richtlijn, en met name de artikelen 21 en 23, niet nakomt, zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten zo nodig maatregelen nemen door middel van toezichtmaatregelen achteraf. De lidstaten zorgen ervoor dat die maatregelen doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, rekening houdend met de omstandigheden van ieder afzonderlijk geval.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten bij de uitoefening van hun toezichthoudende taken met betrekking tot belangrijke entiteiten de bevoegdheid hebben om deze entiteiten te onderwerpen aan ten minste:

a)

inspecties ter plaatse en toezicht elders achteraf, uitgevoerd daartoe door opgeleide professionals;

b)

door een onafhankelijke instantie of een bevoegde autoriteit uitgevoerde gerichte beveiligingsaudits;

c)

beveiligingsscans op basis van objectieve, niet-discriminerende, eerlijke en transparante risicobeoordelingscriteria, indien nodig in samenwerking met de betrokken entiteit;

d)

verzoeken om informatie die nodig is om de door de betrokken entiteit genomen maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s achteraf te beoordelen, met inbegrip van gedocumenteerd cyberbeveiligingsbeleid, alsmede de naleving van de verplichting op grond van artikel 27 om informatie in te dienen bij de bevoegde autoriteiten;

e)

verzoeken om toegang tot gegevens, documenten en informatie die nodig zijn voor de uitoefening van hun toezichthoudende taken;

f)

verzoeken om bewijs van de uitvoering van het cyberbeveiligingsbeleid, zoals de resultaten van beveiligingsaudits die door een gekwalificeerde auditor zijn uitgevoerd en de respectieve onderliggende bewijzen.

De in de eerste alinea, punt b), bedoelde gerichte beveiligingsaudits zijn gebaseerd op door de bevoegde autoriteit of de gecontroleerde entiteit uitgevoerde risicobeoordelingen of op andere beschikbare risicogerelateerde informatie.

De resultaten van een gerichte beveiligingsaudit worden ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteit. De kosten van een dergelijke gerichte door onafhankelijke instantie uitgevoerde beveiligingsaudit, worden betaald door de gecontroleerde entiteit, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen waarin de bevoegde autoriteit anders besluit.

3.   Bij de uitoefening van hun bevoegdheden uit hoofde van lid 2, punt d), e) of f), vermelden de bevoegde autoriteiten het doel van het verzoek en de gevraagde informatie.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten bij de uitoefening van hun handhavingsbevoegdheden ten aanzien van belangrijke entiteiten, ten minste de bevoegdheid hebben om:

a)

waarschuwingen te geven over inbreuken op deze richtlijn door de betrokken entiteiten;

b)

bindende aanwijzingen vast te stellen of een bevel uit te vaardigen waarin de betrokken entiteiten worden verplicht de vastgestelde tekortkomingen of de inbreuk op deze richtlijn te verhelpen;

c)

de betrokken entiteiten te gelasten een einde te maken aan gedragingen die inbreuk maken op deze richtlijn en af te zien van herhaling van die gedragingen;

d)

de betrokken entiteiten te gelasten er op een gespecificeerde wijze en binnen een gespecificeerde termijn voor te zorgen dat hun maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s in overeenstemming zijn met artikel 21 of te voldoen aan de in artikel 23 vastgestelde rapportageverplichtingen;

e)

de betrokken entiteiten te gelasten de natuurlijke of rechtspersonen ten aanzien van wie zij diensten verlenen of activiteiten uitvoeren die mogelijkerwijs door een significante cyberdreiging worden beïnvloed, in kennis te stellen van de aard van de dreiging en alle mogelijke beschermings- of herstelmaatregelen die deze natuurlijke of rechtspersonen kunnen nemen als reactie op die dreiging;

f)

de betrokken entiteiten te gelasten de naar aanleiding van een beveiligingsaudit gedane aanbevelingen binnen een redelijke termijn uit te voeren;

g)

de betrokken entiteiten te gelasten aspecten van inbreuken op deze richtlijn op een bepaalde manier openbaar te maken;

h)

op grond van artikel 34 een administratieve geldboete op te leggen of de oplegging ervan door de bevoegde organen of rechterlijke instanties overeenkomstig het nationale recht te verzoeken bovenop een van de in de punten a) tot en met g) van dit lid bedoelde maatregelen.

5.   Artikel 32, leden 6 tot en met 8, is van overeenkomstige toepassing op de toezichts- en handhavingsmaatregelen waarin dit artikel voorziet voor belangrijke entiteiten.

6.   De lidstaten zorgen ervoor dat hun uit hoofde van deze richtlijn bevoegde autoriteiten samenwerken met de relevante uit hoofde van Verordening (EU) 2022/2554 bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat. De lidstaten zorgen er met name voor dat hun uit hoofde van deze richtlijn bevoegde autoriteiten het oversightforum dat is opgericht op grond van artikel 32, lid 1, van Verordening (EU) 2022/2554 in kennis stellen wanneer zij hun toezichts- en handhavingsbevoegdheden uitoefenen om ervoor te zorgen dat een belangrijke entiteit die op grond van artikel 31 van Verordening (EU) 2022/2554 als kritieke derde aanbieder van ICT-diensten is aangewezen, voldoet aan deze richtlijn.

Artikel 34

Algemene voorwaarden voor het opleggen van administratieve geldboeten aan essentiële en belangrijke entiteiten

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de administratieve geldboeten die uit hoofde van dit artikel aan essentiële en belangrijke entiteiten worden opgelegd wegens inbreuken op deze richtlijn, doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, rekening houdend met de omstandigheden van elk afzonderlijk geval.

2.   Administratieve geldboeten worden opgelegd bovenop een of meer van de in artikel 32, lid 4, punten a) tot en met h), artikel 32, lid 5, en artikel 33, lid 4, punten a) tot en met g), bedoelde maatregelen.

3.   Bij het besluit om een administratieve geldboete op te leggen en bij de vaststelling van het bedrag ervan in elk afzonderlijk geval wordt er ten minste naar behoren rekening gehouden met de in artikel 32, lid 7, genoemde elementen.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat essentiële entiteiten die inbreuk maken op artikel 21 of 23 overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel onderworpen worden aan administratieve geldboeten met een maximumbedrag van ten minste 10 000 000 EUR of ten minste 2 % van de totale wereldwijde jaaromzet in het voorgaande boekjaar van de onderneming waartoe de essentiële entiteit behoort, afhankelijk van welk bedrag hoger is.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat belangrijke entiteiten die inbreuk maken op artikel 21 of 23 overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel onderworpen worden aan administratieve geldboeten met een maximumbedrag van ten minste 7 000 000 EUR of ten minste 1,4 % van de totale wereldwijde jaaromzet in het voorgaande boekjaar van de onderneming waartoe de belangrijke entiteit behoort, afhankelijk van welk bedrag hoger is.

6.   De lidstaten kunnen voorzien in de bevoegdheid om dwangsommen op te leggen om een essentiële of belangrijke entiteit te dwingen een inbreuk op deze richtlijn te staken in overeenstemming met een voorafgaand besluit van de bevoegde autoriteit.

7.   Onverminderd de bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten uit hoofde van de artikelen 32 en 33 kan elke lidstaat bepalen of en in welke mate administratieve geldboeten kunnen worden opgelegd aan overheidsinstanties.

8.   Indien het rechtsstelsel van een lidstaat niet in administratieve geldboeten voorziet, zorgt die lidstaat ervoor dat dit artikel aldus wordt toegepast dat de geldboete wordt geïnitieerd door de bevoegde autoriteit en wordt opgelegd door de bevoegde nationale rechterlijke instanties, waarbij wordt gewaarborgd dat die wettelijke voorzieningen doeltreffend zijn en van gelijke werking zijn als de door bevoegde autoriteiten opgelegde administratieve geldboeten. De opgelegde geldboeten zijn in elk geval doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaat stelt de Commissie uiterlijk op 17 oktober 2024 in kennis van de wettelijke bepalingen die hij op grond van dit lid vaststelt, en onverwijld van eventuele latere wijzigingswetten of wijzigingen die daarop van invloed zijn.

Artikel 35

Inbreuken die een inbreuk in verband met persoonsgegevens inhouden

1.   Wanneer de bevoegde autoriteiten er bij toezicht of handhaving kennis van krijgen dat de inbreuk door een essentiële of belangrijke entiteit op de in de artikelen 21 en 23 van deze richtlijn vastgestelde verplichtingen een inbreuk in verband met persoonsgegevens zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 12, van Verordening (EU) 2016/679 kan inhouden, die op grond van artikel 33 van die verordening moet worden gemeld, stellen zij de bevoegde toezichthoudende autoriteiten als bedoeld in de artikelen 55 en 56 van die verordening daarvan onverwijld in kennis.

2.   Indien de toezichthoudende autoriteiten als bedoeld in artikel 55 of 56 van Verordening (EU) 2016/679 een administratieve geldboete op grond van artikel 58, lid 2, punt i), van die verordening opleggen, leggen de bevoegde autoriteiten geen administratieve geldboete op grond van artikel 34 van deze richtlijn op voor een inbreuk als bedoeld in lid 1 van dit artikel die voortvloeit uit dezelfde gedraging als die waarvoor de administratieve geldboete uit hoofde van artikel 58, lid 2, punt i), van Verordening (EU) 2016/679 is opgelegd. De bevoegde autoriteiten kunnen echter de handhavingsmaatregelen opleggen waarin artikel 32, lid 4, punten a) tot en met h), artikel 32, lid 5, en artikel 33, lid 4, punten a) tot en met g), van deze richtlijn voorzien.

3.   Wanneer de op grond van Verordening (EU) 2016/679 bevoegde toezichthoudende autoriteit in een andere lidstaat dan de bevoegde autoriteit is gevestigd, stelt de bevoegde autoriteit de in haar eigen lidstaat gevestigde toezichthoudende autoriteit in kennis van de in lid 1 bedoelde potentiële inbreuk in verband met persoonsgegevens.

Artikel 36

Sancties

De lidstaten stellen regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en nemen alle noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden uitgevoerd. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 17 januari 2025 in kennis van deze regels en maatregelen en stellen haar onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen daarvan.

Artikel 37

Wederzijdse bijstand

1.   Wanneer een entiteit diensten verricht in meer dan één lidstaat, of indien zij diensten verricht in een of meer lidstaten en haar netwerk- en informatiesystemen zich in een of meer andere lidstaten bevinden, werken de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten met elkaar samen en verlenen ze elkaar indien nodig bijstand. Die samenwerking houdt ten minste in dat:

a)

de bevoegde autoriteiten die in een lidstaat toezichts- of handhavingsmaatregelen toepassen, via het centrale contactpunt de bevoegde autoriteiten in de andere betrokken lidstaten informeren en raadplegen over de genomen toezichts- en handhavingsmaatregelen;

b)

een bevoegde autoriteit een andere bevoegde autoriteit kan verzoeken toezichts- of handhavingsmaatregelen te nemen;

c)

een bevoegde autoriteit, na ontvangst van een gemotiveerd verzoek van een andere bevoegde autoriteit, de andere bevoegde autoriteit wederzijdse bijstand verleent in verhouding tot haar eigen middelen, zodat de toezichts- of handhavingsmaatregelen op een effectieve, efficiënte en consistente wijze kunnen worden uitgevoerd.

De in punt c) van de eerste alinea bedoelde wederzijdse bijstand kan betrekking hebben op verzoeken om informatie en toezichtsmaatregelen, met inbegrip van verzoeken om inspecties ter plaatse of toezicht elders of gerichte beveiligingsaudits uit te voeren. Een bevoegde autoriteit waaraan een verzoek om bijstand is gericht, mag dat verzoek niet weigeren, tenzij wordt vastgesteld dat zij niet bevoegd is om de gevraagde bijstand te verlenen, dat de gevraagde bijstand niet in verhouding staat tot de toezichthoudende taken van de bevoegde autoriteit, of dat het verzoek betrekking heeft op informatie of activiteiten inhoudt die, indien ze openbaar zouden worden gemaakt of zouden worden uitgevoerd, in strijd zouden zijn met de wezenlijke belangen van zijn nationale veiligheid, de openbare veiligheid of de defensie van die lidstaat. Alvorens een dergelijk verzoek af te wijzen, raadpleegt de bevoegde autoriteit de andere betrokken bevoegde autoriteiten alsmede, op verzoek van een van de betrokken lidstaten, de Commissie en Enisa.

2.   In voorkomend geval kunnen de bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten in onderlinge overeenstemming gezamenlijke toezichtsacties uitvoeren.