De werknemer die is geboren voor 8 juli 1954 en die onmiddellijk voorafgaand aan een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3, 4 of 5, welke is aangevangen vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, en gedurende ten minste 52 weken recht had op een uitkering op grond van hoofdstuk II van de Werkloosheidswet, heeft vanaf de eerste dag van zijn ongeschiktheid tot werken wegens ziekte recht op ziekengeld over perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte die zijn aangevangen in de vijf jaren na aanvang van zijn dienstbetrekking. Voor het bepalen van de perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte is artikel 29, vijfde lid, tweede en derde zin, van overeenkomstige toepassing. De uitbetaling van het ziekengeld, bedoeld in de eerste zin, vindt niet eerder plaats dan de eerste dag van de veertiende week van de ongeschiktheid tot werken.
Het ziekengeld, bedoeld in het eerste lid, bedraagt 70% van het dagloon van de werknemer.
In afwijking van het tweede lid wordt het ziekengeld in het tijdvak van 52 weken vanaf de eerste dag van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte van de werknemer, bedoeld in artikel 3, op verzoek van de werkgever gesteld op het dagloon, met dien verstande dat het ziekengeld niet meer kan bedragen dan de aanspraak van de werknemer op het loon dat de werkgever verschuldigd zou zijn, indien daarop geen ziekengeld in mindering zou zijn gebracht.
Dit artikel is niet van toepassing indien de werknemer werkzaam is in een dienstbetrekking in de zin van artikel 2 of 7 van de Wet sociale werkvoorziening.
Voor het bepalen van het tijdvak van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, worden onderbrekingen van het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet van ten hoogste vier weken gelijkgesteld met perioden waarin de werknemer recht had op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
De werknemer die is geboren voor 1 januari 1962 en die onmiddellijk voorafgaand aan een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3, 4 of 5, welke is aangevangen in de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2019, gedurende ten minste 52 weken recht had op een uitkering op grond van hoofdstuk II van de Werkloosheidswet, heeft vanaf de eerste dag van zijn ongeschiktheid tot werken wegens ziekte recht op ziekengeld over perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte die zijn aangevangen in de vijf jaren na aanvang van zijn dienstbetrekking.
Met uitzondering van de eerste volzin van het eerste lid, zijn het eerste tot en met vijfde lid van overeenkomstige toepassing op het zesde lid.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Beleidsregels verwerking persoonsgegevens gezondheid zieke werknemers
tekst: tekst
Besluit passende arbeid WW en ZW
artikel: 2
Regeling werkzaamheden, administratieve voorschriften en kosten eigenrisicodragen ZW
artikel: 6
Tijdelijk besluit experiment vervroegde inzet no-riskpolis Ziektewet
artikel: 3
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
artikel: 82a
(01-07-2020)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
vervallen |
02-07-2009 |
Stb. 2009, 287
|
||||||
wijziging |
29-11-2017 |
06-12-2017 |
||||||
wijziging |
13-12-2010 |
23-12-2010 |
||||||
nieuw |
02-07-2009 |
02-07-2009 |