Hoe moeilijk de bestrijding van het COVID-19 virus is, blijkt wel uit de cijfers van afgelopen zaterdag 27 maart: 8868 nieuwe besmettingen, het hoogste aantal sinds 7 januari 2021. Voor ons allen betekent het hoge aantal besmettingen forse beperkingen in de sociale contacten en beperking in onze bewegingsvrijheid. De overheid zoekt wegen om haar burgers - op een zo verantwoord en veilig mogelijke wijze - toch weer zoveel mogelijk bewegingsvrijheid te geven.
Een oplossing zou gelegen kunnen zijn in de introductie van testbewijzen. Deze testbewijzen kunnen tijdelijk worden benut bij het gefaseerd afschalen van maatregelen ter bestrijding van de covid-19-pandemie. De context waarin de mogelijkheid van het gebruik van de testbewijzen zich ontwikkelt, betreft het advies van de Gezondheidsraad "Testbewijzen voor SARS-CoV-2: ethische en juridische voorwaarden" van 14 januari 2021, nr. 2021/02. Het voorstel van 17 maart 2021 getiteld "Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council on a framework for the issuance, verification and acceptance of interoperable certificates on vaccination, testing and recovery to facilitate free movement during the COVID-19 pandemic (Digital Green Certificate) (1) en in ons land de Tijdelijke wet testbewijzen covid-19 die zal worden verankerd in de Wet publieke gezondheid.
Het gaat nadrukkelijk niet om een vaccinatiebewijs. Immers, vaccinaties zijn niet verplicht. Met dit testbewijs moet de bezitter ervan aantonen dat hij of zij op het moment van tonen blijk geeft niet te zijn besmet. Dit kan zijn omdat iemand is gevaccineerd. Als iemand dat niet wil of kan, moet er recent een test zijn afgenomen met een negatieve testuitslag.
Het is nu te prematuur om te spreken over de vorm en voorwaarden van het testbewijs. Wel is het van belang om aandacht te besteden aan de fundamentele beginselen die door deze ontwikkelingen worden geraakt. In het bijzonder het recht op privacy. Burgers moeten immers medische gegevens vrijgeven inhoudende dat zij niet zijn besmet. Dat roept de vraag op of dit niet in strijd is met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
Het antwoord luidt nee, zie artikel 9 lid 2 i AVG. De AVG bepaalt dat bijzondere gegevens mogen worden verwerkt, indien de verwerking noodzakelijk is om redenen van algemeen belang op het gebied van de volksgezondheid, zoals bescherming tegen ernstige grensoverschrijdende gevaren voor de gezondheid en op grond van Unierecht of lidstatelijk recht passende en specifieke maatregelen zijn opgenomen ter bescherming van de rechten en vrijheden van de betrokkene. Aan deze eis voldoet de wetgever door zorgvuldigheid te betrachten en het gebruik van het testbewijs een tijdelijke wettelijke verankering te geven en aan strikte voorwaarden te verbinden, in overeenstemming met de eisen van de AVG.
In de publieke discussie lijkt telkens uit het oog te worden verloren dat het wezenlijke gereedschap van Vrouwe Justitia de weegschaal is, waarop de in het geding zijnde belangen telkens weer moeten worden gewogen.
De eenzijdige belichting van schendig van het recht op privacy, verliest uit het oog dat er meer in het geding is, namelijk het sociaal grondrecht dat ons allen als burgers toekomt en dat is verankerd in artikel 22 Grondwet: de Nederlandse overheid is verplicht om maatregelen te treffen ter bevordering van de volksgezondheid. Deze verplichting staat niet op zich, maar komt overeen met wat is bepaald in internationale verdragen, zoals art. 12 van het Internationaal verdrag inzake economische en sociale en culturele rechten (IVESCR), artikel 11 van het Europees Sociaal Handvest, artikel 35 van het Europees Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en artikel 2 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mensen en de fundamentele vrijheden (EVRM). Er is dus een grond- en mensenrechtelijke opdracht voor de overheid om op te treden ter bescherming van de volksgezondheid. De inzet van een testbewijs draagt daaraan bij.
Een nauwelijks gehoord argument in de huidige discussie is de ruimte die het EVRM in artikel 8 biedt. Het uitgangspunt is dat eenieder recht heeft op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. Geen inmenging daarvan is toegestaan in de uitoefening van dit recht, tenzij dit in overeenstemming is met het recht en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Uiteraard moet de inbreuk steunen op een deugdelijk doel en worden getoetst aan de hand van de principes subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid.
De in het geding zijnde grondrechten behoren in hun onderling verband en samenhang te worden gewogen en beschouwd. Het dwingt om stil te staan bij wat het betekent om samen te leven, om daadwerkelijk met elkaar zorg te dragen voor de mogelijkheid dat wij allen weer meer vrijheid kunnen krijgen en ons veilig en vrij kunnen bewegen. Dit kan betekenen dat van eenieder van ons wordt geëist dat wij in bepaalde situaties en onder bepaalde omstandigheden blijk geven niet te zijn besmet door middel van het tonen van een testbewijs. Zo kunnen we allen vrijheid terug krijgen. Dat kan niet door een eenzijdige gerichtheid louter op het individuele belang.
Laten we met elkaar de balans niet uit het oog verliezen; het recht geeft ons de gereedschappen.