Menu

Filter op
content
PONT Data&Privacy

0

ECLI:NL:GHARL:2024:2978

30 april 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

PIJ P24/19

Beslissing van 25 april 2024

De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van

[Verdachte] ,

geboren te [Geboorteplaats] op [Geboortedag] 2002,

verblijvende bij [Locatie 1] in [JJI] te [Plaats] ,

verder te noemen: de jeugdige.

Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 11 december 2023. Deze beslissing houdt in de verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) met een termijn van vierentwintig maanden.

Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:

  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;

  • de beslissing waarvan beroep;

  • de akte van 22 december 2023 waarbij de jeugdige beroep heeft ingesteld;

  • de registratiekaart van 18 januari 2024;

  • de aanvullende informatie van de instelling per e-mail van 8 april 2024.

Het hof heeft ter zitting van 11 april 2024 gehoord de advocaat-generaal, mr. V. Smink, en de jeugdige, bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, advocaat te Utrecht. Tevens heeft het hof de volgende personen verbonden aan de instelling gehoord als deskundige:

  • [Gedragsdeskundige] , gedagsdeskundige/psycholoog;

  • [Gedragswetenschapper 1] , gedragswetenschapper.

Overwegingen

Het standpunt van de jeugdige

De jeugdige heeft zich op het standpunt gesteld dat de PIJ-maatregel dient te worden verlengd met niet meer dan twaalf maanden. De raadsman heeft aangevoerd dat beperking van de duur van de verlenging past bij de recente positieve ontwikkelingen. Sinds de overplaatsing van de jeugdige gaat het beter en het is mogelijk om in kortere tijd stappen te zetten richting het scholings- en trainingsprogramma (STP-) traject. De jeugdige verdient een kans op basis van wat hij heeft laten zien de afgelopen periode.

Het standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechtbank dient te worden bevestigd. De grondslagen voor verlenging van de PIJ-maatregel zijn aanwezig. De jeugdige heeft grote stappen gezet en de kliniek helpt hem bij het toewerken naar het leven buiten de instelling. Een periode van vierentwintig maanden past bij de huidige situatie, waarin ook nog de nodige stappen gezet moeten worden.

Het oordeel van het hof

Vernietiging van de beslissing waarvan beroep

Uit het proces-verbaal van de rechtbank van 27 november 2023 blijkt dat de zaak achter gesloten deuren is behandeld, terwijl de jeugdige toen 21 jaar oud was.

Bij een zaak over de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing, zoals de onderhavige zaak, is de hoofdregel dat het onderzoek plaatsvindt ter openbare terechtzitting (artikel 6:6:4, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv)). Deze hoofdregel geldt niet indien de veroordeelde op het tijdstip dat de zaak dient, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. In dat geval is de hoofdregel dat de zaak achter gesloten deuren wordt behandeld (artikel 6:6:3, zesde lid, Sv in verbinding met artikel 495b, eerste lid, Sv). Het hof ziet in de systematiek van het Wetboek van Strafvordering en in de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van artikel 6:6:3, zesde lid, Sv geen reden om deze bepaling anders uit te leggen dan overeenkomstig de duidelijke tekst van de wet.

Omdat de jeugdige ten tijde van de behandeling van de zaak door de rechtbank 21 jaar oud was, had de zaak toen in het openbaar behandeld dienen te worden. Daarom zal het hof de beslissing van de rechtbank vernietigen. Enig ander rechtsgevolg hoeft daaraan niet te worden verbonden nu het gebrek is hersteld door de openbare behandeling van de zaak in beroep.

Indexdelict

Bij vonnis van 23 november 2021 heeft de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, aan de jeugdige de PIJ-maatregel is opgelegd ter zake van de voortgezette handeling van: ‘diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl dit feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’ en ‘afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’. Dit is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, waardoor verlenging van de PIJ-maatregel mogelijk is.

Criterium voor verlenging van de PIJ-maatregel

Het hof stelt bij de beoordeling van de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel voorop dat verlenging mogelijk is als:

  1. de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de maatregel eist en

  2. de verlenging van de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige.

Stoornis en recidivegevaar

De jeugdige is onderzocht door kinder- en jeugdpsychiater drs. D. Matser en

GZ-psycholoog drs. A.J. van den Dorpel, die naar aanleiding van dat onderzoek gezamenlijk een rapport hebben uitgebracht op 7 oktober 2021. Zij concluderen dat er bij de jeugdige sprake van een anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Zijn middelengebruik voldoet in classificerende zin aan de criteria van een stoornis in cannabisgebruik, een stoornis in het gebruik van een inhalantium (lachgas) en een stoornis in alcoholgebruik. Tevens voldoet het gedrag van de jeugdige in classificerende zin aan de criteria van een aandachtdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis, overwegend hyperactief/impulsief beeld.

De deskundigen omschrijven dat de alertheid op dreiging, de verhoogde krenkbaarheid (vermeend onrecht, zelfgevoel), het ontbreken van remming (empathie en geweten) en het ontbreken van adequate copingvaardigheden, zorgen dat er een verhoogd risico is op soortgelijke feiten als de feiten als waarvoor de PIJ-maatregel is opgelegd. Daarbij is de jeugdige impulsief en reageert sterk op prikkels en door zijn geldingsdrang is hij vaak in onrustige situaties, waarin zijn overzicht op een situatie verminderd is en zijn handelingsalternatieven beperkt.

Verder wordt omschreven dat gelet op de voorgeschiedenis van (ambulant) ingrijpen duidelijk is geworden dat de ambulante mogelijkheden uitgeput zijn en de jeugdige zich hieraan niets gelegen heeft laten liggen. Zo werd eerder een ambulant traject met stevige kaders geprobeerd in te zetten en is dat niet gelukt. Bovendien wordt het recidivegevaar als hoog ingeschat.

Het hof verbindt aan voorgenoemde bevindingen de conclusie dat dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist.

Verlenging van de PIJ-maatregel

De tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel is aangevangen op 8 december 2021. In het verlengingsadvies van 28 september 2023 is geadviseerd te verlengen met vierentwintig maanden. Het verlengingsadvies houdt onder meer het volgende in:

Aanvankelijk verbleef [Verdachte] in [FC] . OP 22 november

2021 is [Verdachte] overgeplaatst naar [RJJI] , vanwege conflicten met en

bedreigingen van verschillende jongeren. Er zijn daar grote zorgen ontstaan over zijn

welbevinden (hij werd zeer angstig. achterdochtig. kreeg betrekkingsideeën, weigerde eten

en drinken, sliep zeer weinig en bewapende zichzelf). Er was sprake van een angstig

paranoïde toestandsbeeld, in het kader van PTSS, met een risico op decompensatie. Gelet

hierop is [Verdachte] op 11 februari 2022 opgenomen op de ernstige crisis-afdeling [Locatie 2]

(FOBA). Omdat hij daar snel stabiliseerde, werd hij na enkele weken binnen de FOBA

overgeplaatst naar de vervolg- en meer groepsgerichte afdeling [Locatie 3] . Hier is hij gestart met traumabehandeling van een geweldsincident waarbij hij in elkaar is geslagen. Op 2 mei 2022 is er een verzoek ingediend de FOBA-indicatie op te heffen en [Verdachte] te plaatsen op een VIC-afdeling (‘very intensive care’). Vanwege plaatsingsgebrek is [Verdachte] op 12 augustus 2022 geplaatst op de VIC-afdeling [Locatie 4] . Op de afdeling zijn er geen aanwijzingen gezien voor een angstig-paranoïde toestandsbeeld.

[Verdachte] wilde in eerste instantie niet deelnemen aan intern onderwijs tut angst voor

geweld vanuit jeugdigen van andere afdelingen. Hij heeft deze angst echter overwonnen en is sindsdien onder ijs gaan volgen. Een gedragstherapeutische aanpak en het verbinden van

consequenties aan het weigeren van onderwijs hebben eraan bijgedragen de vermijding te

doorbreken. Hoewel [Verdachte] behoeftig is aan structuur en duidelijkheid, was de hoge mate van structuur en duidelijkheid die op de VIC-afdeling geboden wordt, niet langer

noodzakelijk. Sinds 27 december 2022 verbleef [Verdachte] dan ook op een reguliere

langverblijf-afdeling, te weten [Locatie 5] .

Op [Locatie 5] wordt, net als op [Locatie 4] , een beeld gezien van een jongen die emotioneel

weinig laat zien. Zijn mentaliserende vermogens lijken beperkt. Soms kan [Verdachte] echter

opgewekt, druk en spontaan zijn. Desalniettemin is hij vaak geneigd de regels te overtreden

en grenzen op te zoeken. Dit hangt dan samen met zijn impulsiviteit, maar ook met zijn

gerichtheid op eigen behoeften. [Verdachte] kan het lastig vinden als iets anders loopt dan hij

heeft bedacht en kan zich dwingend en manipulatief opstellen op het moment dat hij zijn zin niet krijgt. Verder vermoedt men dat [Verdachte] andere jeugdigen negatief beïnvloedt.

Tot slot is er sprake van externalisatie en weinig probleeminzicht. Vanuit zijn beperkte

probleemoplossingsvaardigheden ziet [Verdachte] vrijwel geen mogelijkheid om

probleemsituaties op te lossen. Daarnaast weigert hij veelal adviezen op te volgen. Mogelijk

wegens een gebrek aan vertrouwen. vermijding of angst. Evenals op de voorgaande

afdelingen wordt gezien dat [Verdachte] zich op [Locatie 5] comfortabel voelt en zich wil gaan

nestelen. Dit lijkt ook te leiden tot het vermijden van het aangaan van leersituaties.

Tegelijkertijd wordt er wel kwetsbaarheid gezien in het gevoel van onveiligheid, hetgeen

snel op lijkt te lopen bij [Verdachte] . Uit zijn voorgeschiedenis volgt dat hij herhaaldelijk in de problemen komt in de interactie met groepsgenoten. Gedurende zijn verblijf op [Locatie 5]

hebben zich op dit vlak echter geen bijzonderheden voorgedaan. Daarnaast worden daar ook juist de doelen gezien ten behoeve van zijn ontwikkeling en traject. In verband met een

resocialisatie op den duur zal [Verdachte] zich staande moeten houden in de maatschappij.

Ten aanzien van relatievorming heeft [Verdachte] afgelopen periode gevoelens ontwikkeld

voor een stagiaire bij onderwijs in [Locatie 6] . De stagiaire is inmiddels niet meer werkzaam in [Locatie 6] , omdat haar de toegang is ontzegd. Desondanks is er tussen

[Verdachte] en de stagiaire tot op heden sprake van telefonisch contact. [Verdachte] heeft

aangegeven dat er sprake is van een relatie.

Met betrekking tot zijn behandeling dient te worden vermeld dat [Verdachte] snel na zijn

komst op de VIC-afdeling is gestopt met het volgen van traumabehandeling. Hoewel er

wordt geadviseerd, en ook met [Verdachte] is afgesproken, door te gaan met het verwerken

van ingrijpende levensgebeurtenissen, staat [Verdachte] hier tot op heden niet voor open.

Verder is [Verdachte] op de FOBA aangevangen met sociale vaardigheidstraining. gericht op

sociale interactie, angst en eerbaarheid. Dit is echter stopgezet vanwege onvoldoende

toewijding van [Verdachte] . Zo zegde hij veelal zijn afspraken af.

[Verdachte] is vervolgens gestart met Mentalised Based Therapy’ (MBT), gericht op het

versterken van zijn mentaliserend vermogen, coping mechanisme en het vergroten van zijn

inzicht in wat zijn gedrag oproept bij anderen. De MBT is afgelopen periode tijdelijk

stopgezet vanwege onvoldoende motivatie bij [Verdachte] . Na het stopzetten van de therapie.

leek de lijdensdruk bij [Verdachte] verhoogd, waarna er op verzoek van [Verdachte] , en in

overleg met zijn therapeut en behandelcoördinator een doorstart is gemaakt.

Op 22 september 2023 is [Verdachte] vanwege veiligheidsredenen overgeplaatst naar

[Locatie 1] JJI [Plaats] . Er was sprake van een conflict tussen [Verdachte] en een lid van zijn

behandelteam. Het adres van laatstgenoemde werd op de kamer van [Verdachte] gevonden.

Toen [Verdachte] hiermee geconfronteerd werd, beschuldigde hij de desbetreffende

medewerker van niet integer-gedrag. Uit onderzoek bleek dat deze beschuldiging

ongefundeerd was.

Tot slot volgt uit het advies dat [Verdachte] ten tijde van zijn overplaatsing nog aan het begin

van zijn behandeltraject stond en er net een ingang leek te ontstaan. De daadwerkelijke

problematiek moet echter nog bewerkt worden. Het recidiverisico wordt ingeschat op hoog.

Ter terechtzitting van de rechtbank van 27 november 2023 hebben deskundigen [Gedragsdeskundige] , gedragsdeskundige bij [Locatie 1] JJI [Plaats] , en [Gedragswetenschapper 2] , gedragswetenschapper bij RJJI locatie [Locatie 6] , het advies tot verlenging van de PIJ-maatregel met vierentwintig maanden gehandhaafd. Beiden hebben aangegeven dat de jeugdige zich nog bevindt in de beginfase van zijn behandeling.

Uit de e-mail van 8 april 2024 en uit het verhandelde ter terechtzitting van het hof van

11 april 2024 blijkt dat er bepaald positieve ontwikkelingen zijn en dat er geen incidenten hebben plaatsgevonden. De JJI wil toewerken naar een STP-traject en het einde van de PIJ-maatregel. Hiervoor moeten nog wel stappen worden gezet, zoals het meer van de afdeling afkomen, onbegeleid en begeleid verlof. Bij het onbegeleid verlof kan gezocht worden naar werk en een woning, omdat dit beschermende factoren zijn. Hiervoor is volgens de JJI zeker nog een periode van achttien maanden nodig.

Conclusie

Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat niet alleen de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de maatregel eist, maar dat deze tevens in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige. De jeugdige heeft weliswaar een positieve ontwikkeling laten zien, maar hij bevindt zich nog in de beginfase van zijn behandel- en resocialisatie- traject. Het is van belang dat hij stapsgewijs leert omgaan met vrijheden. Hiervoor is tijd nodig. Het hof zal daarom de PIJ-maatregel overeenkomstig het advies van de JJI met vierentwintig maanden verlengen.

Fictieve einddatum PIJ

Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, derde volzin, van het Wetboek van Strafvordering stelt het hof vast dat, tenzij beslist wordt tot verdere verlenging, de maatregel voorwaardelijk zal eindigen op 8 december 2024 en onvoorwaardelijk zal eindigen op 8 december 2025.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad , van

11 december 2023 met betrekking tot de jeugdige, [Verdachte].

Verlengt de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van vierentwintig maanden.

Aldus gedaan door

mr. M.J. Vos, voorzitter,

mr. O.G. Schuur en mr. E.A.K.G. Ruys, raadsheren,

en drs. I.A.M. Breukel en drs. H.J. Beintema, raden,

in tegenwoordigheid van mr. M.A. Valé, griffier,

en op 25 april 2024 in het openbaar uitgesproken.

De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Artikel delen