Menu

Filter op
content
PONT Data&Privacy

0

ECLI:NL:OGEAA:2024:131

4 juni 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

Vonnis van 29 mei 2024

Behorend bij A.R. AUA202103531 AR

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

VONNIS

in de zaak van:

NEW INDIA ASSURANCE REPRESENTATIVE N.V.,

te Aruba,

eiseres, hierna ook te noemen: NIA,

gemachtigde: de advocaat mr. A.F. Kuster,

tegen:

[Gedaagde],

te Aruba,

gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde],

gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff.

DE PROCEDURE

1.1Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift van 18 november 2021 met producties A tot en met E;

- de conclusie van antwoord van 6 juli 2022;

- de conclusie van repliek van 12 oktober 2022 met producties F en G;

- de conclusie van dupliek in conventie en eis in reconventie van 9 november 2022;

- de conclusie van antwoord in reconventie van 21 mei 2023 met producties H en I;

- de conclusie van repliek in reconventie van 11 oktober 2023;

- de conclusie van dupliek in reconventie van 28 februari 2024.

1.2De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1Op 10 februari 2019 is [gedaagde] als bestuurder van een auto betrokken geweest bij een auto-ongeval. Toen [gedaagde] in zuidelijke richting over de L.G. Smith Boulevard reed en linksaf de Maria Christinastraat in wilde rijden, botste zijn auto tegen een motor die in de tegenovergestelde richting over de L.G. Smith Boulevard reed. De motorrijder is daarbij ernstig gewond geraakt.

2.2 [Gedaagde] had zijn auto met “third party”-dekking verzekerd bij NIA. De maximale verzekerde som bedroeg Afl. 150.000.

2.3In de polisvoorwaarden is het volgende bepaald:

“Article 5. EXCLUSIONS

The insured is not entitled to indemnity or damage sustained

a) (…) if he was driving the motor vehicle while due to the consumption of alcohol or any other intoxicant or drugs he was in a state where the risk of sustaining damage was obviously enhanced. (…)”

2.4Het Korps Politie Aruba heeft een aanrijdingsrapport opgesteld, waarin is opgenomen dat [gedaagde] onder invloed van alcohol was en dat hij door de politie is meegenomen voor een ademtest. Ook staat opgetekend dat [gedaagde] “in opdracht van de dienstdoende hulp officier van Justitie [...] ter ontnuchtering [werd] opgehouden”.

2.5De materiële schade aan de motor is vastgesteld op Afl. 11.123. AZV heeft de medische kosten van de motorrijder als gevolg van het ongeval geschat op Afl. 407.059,55. Daarnaast is sprake van blijvende invaliditeit van de motorrijder. NIA heeft aan de motorrijder tot nog toe Afl. 53.542,18 vergoed.

2.6NIA heeft [gedaagde] bij brief van 19 augustus 2019 laten weten dat zij op dat moment Afl. 18.000 aan de motorrijder had vergoed, maar dat de schade niet is gedekt onder de verzekering omdat [gedaagde] het ongeval onder invloed van alcohol heeft veroorzaakt. NIA heeft daarom aangekondigd dat zij de schade op [gedaagde] zal verhalen. Daarop heeft [gedaagde] een schuldbekentenis onderteken, waarin hij erkent dat hij NIA Afl. 18.000 schuldig is.

2.7Tussen 22 november 2019 en 23 maart 2022 heeft [gedaagde] (door middel van vijf afzonderlijke betalingen) Afl. 1.000 aan NIA betaald.

DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

de eis in conventie

3.1NIA vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van Afl. 150.000 aan hoofdsom en Afl. 613,90 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten.

3.2NIA legt aan haar vordering de stelling ten grondslag dat zij als WA-verzekeraar van [gedaagde] weliswaar de schade van de motorrijder moet vergoeden, maar dat deze schade niet verzekerd is. [Gedaagde] heeft de schade immers veroorzaakt toen hij onder invloed was van alcohol. Daarom kan NIA de schade die zij aan het slachtoffer vergoedt, verhalen op [gedaagde].

3.3 [Gedaagde] voert hiertegen gemotiveerd verweer.

de eis in reconventie

3.4 [Gedaagde] heeft (in zijn conclusie van dupliek) gevorderd dat het Gerecht de uitsluitingsclausule als opgenomen in artikel 5 van de polisvoorwaarden vernietigt, omdat deze uitsluitingsclausule onredelijk bezwarend is.

3.5NIA heeft verweer gevoerd tegen de reconventionele vordering van [gedaagde].

3.6Het Gerecht zal hierna, zo nodig, ingaan op de standpunten van partijen.

DE BEOORDELING

in conventie en in reconventie

procedureel: de eis in reconventie

4.1 [Gedaagde] heeft bij conclusie van dupliek in conventie een tegenvordering ingesteld. Dat is te laat: in artikel 183 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is immers bepaald dat een vordering in reconventie bij conclusie van antwoord moet worden ingesteld. Nu NIA echter geen bezwaar heeft gemaakt tegen (het tijdstip van indiening van) de vordering in reconventie en NIA daartegen ook uitvoerig inhoudelijk verweer heeft gevoerd, zal het Gerecht de vordering in reconventie beoordelen.

Heeft [gedaagde] erkend dat het ongeval zijn schuld is?

4.2In deze procedure ontkent [gedaagde] om verschillende redenen dat hij geld aan NIA moet betalen. Volgens NIA heeft [gedaagde] erkend dat hij de uitkeringen die NIA aan de motorrijder heeft betaald, moet terugbetalen en kan hij daar niet meer op terugkomen. NIA baseert dit op het feit dat [gedaagde] al vijf betalingen aan NIA heeft gedaan. Dit standpunt gaat echter niet op. Weliswaar heeft [gedaagde] een schuldbekentenis ondertekend en heeft hij (naar aanleiding daarvan) ook betalingen gedaan aan NIA, maar er is geen sprake van een gerechtelijke erkentenis in de zin van artikel 133 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Alleen op een gerechtelijke erkentenis kan niet worden teruggekomen. In alle andere gevallen blijft de hoofdregel van artikel 129 Rv gelden. Dit betekent dat NIA moet stellen (en bij voldoende betwisting door [gedaagde] moet bewijzen) dat [gedaagde] haar geld moet betalen.

Heeft [gedaagde] schuld aan het ontstaan van het ongeval?

4.3 [Gedaagde] heeft betwist dat hij het ongeval heeft veroorzaakt. Hij trekt hieruit – zo begrijpt althans het Gerecht – de conclusie dat NIA de schade van de motorrijder helemaal niet hoeft te vergoeden en dat NIA die schade daarom ook niet op hem kan verhalen.

4.4Het Gerecht gaat aan het verweer van [gedaagde] voorbij. [Gedaagde] betoogt dat uit het feit dat de motor tegen het linker spatbord van de auto van [gedaagde] gebotst, blijkt dat het ongeval niet aan zijn verkeersfout te wijten is. [Gedaagde] ziet daarmee echter over het hoofd dat Meuwissen Verkeers Ongevallen Analyse op verzoek van NIA een toedrachtsonderzoek heeft uitgevoerd. Daarbij heeft Meuwissen – aan de hand van het schadebeeld en de eindposities van de voertuigen op het wegdek – onderzocht of het ongeval is ontstaan doordat [gedaagde] bij het afslaan geen voorrang verleende aan de motorrijder (de lezing van de politie en NIA), of doordat de motorrijder teveel naar links reed en daarbij de auto van [gedaagde], die voorgesorteerd stond om af te slaan, heeft geraakt (de lezing van [gedaagde]). Meuwissen heeft vastgesteld dat het schadebeeld geen uitsluitsel geeft over de toedracht van het ongeval. Deze schade kan volgens Meuwissen zowel duiden op een aanrijding door een verkeersfout van [gedaagde] als op een aanrijding door een fout van de motorrijder. Op basis van de eindpositie van de auto van [gedaagde] heeft Meewissen echter wel kunnen vaststellen dat het ongeval moet zijn ontstaan doordat [gedaagde] bij het linksafslaan de motorrijder geen voorrang heeft verleend. De lezing van [gedaagde] heeft Meuwissen als niet aannemelijk terzijde geschoven: “Het is uiteindelijk de eindpositie van de Toyota die de ene stelling wel en de andere stelling niet toelaat.”

4.5Gelet op de uitgebreide en goed onderbouwde stellingname van NIA over de toedracht van het ongeval, kon [gedaagde] niet volstaan met het enkele poneren van zijn eigen lezing van de feiten en zijn – niet onderbouwde – conclusies aan de hand van het schadebeeld. [Gedaagde] heeft echter de door hem gestelde toedracht op geen enkele manier onderbouwd. Het Gerecht gaat er daarom vanuit dat het ongeval is ontstaan doordat [gedaagde] geen voorrang heeft verleend aan de motorrijder toen hij linksaf sloeg.

4.6 [Gedaagde] heeft ook nog aangevoerd dat de motorrijder zonder licht reed. Waarop [gedaagde] die stelling baseert, is het Gerecht niet duidelijk geworden. [Gedaagde] onderbouwt zijn standpunt niet en ook in de stukken van de politie of Meuwissen valt nergens te lezen dat de motorrijder zonder licht reed. Het Gerecht gaat daarom aan dit verweer voorbij.

4.7Dit betekent dat [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd heeft bestreden dat het ongeval het gevolg is van zijn verkeersfout. Dit betekent ook dat hij aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval en dat NIA (als zijn verzekeraar) de schade van de motorrijder moet vergoeden.

Was [gedaagde] ten tijde van het ongeluk onder invloed van alcohol?

4.8De volgende vraag is of NIA zich terecht op het stanpdunt stelt dat de schade niet is gedekt onder de verzekering, omdat [gedaagde] ten tijde van het ongeval onder invloed was van alcohol. [Gedaagde] betwist dat dat het geval is. Hij voert in dit verband aan dat hij na de ademtest direct naar huis is gezonden. Ook dit standpunt heeft [gedaagde] niet onderbouwd, terwijl dat wel op zijn weg ligt.

4.9In het rapport van de politie is opgenomen dat [gedaagde] dronken was, dat hij daarom op het politiebureau een ademtest moest ondergaan en dat hij ter ontnuchtering is opgehouden. In het licht daarvan mag van [gedaagde] worden verwacht dat hij zijn standpunt dat hij nuchter was en door de politie is heengezonden, onderbouwt. Dat geldt te meer omdat het voor NIA als buitenstaander niet mogelijk is de resultaten van de ademtest bij de politie op te vragen, terwijl [gedaagde] dat als betrokkene wel kan. Dit betekent dat het Gerecht [gedaagde] op de voet van artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering opdraagt om de resultaten van de ademtest die na afloop van het ongeval bij hem is afgenomen, in het geding te brengen. Als [gedaagde] daaraan niet voldoet, kan het Gerecht daaraan gevolgen verbinden in het nadeel van [gedaagde].

Is de polisvoorwaarde vernietigbaar?

4.10 [Gedaagde] heeft zich bij conclusie van dupliek nog op het standpunt gesteld dat artikel 5 onder a van de toepasselijke polisvoorwaarden onredelijk bezwarend en daarom vernietigbaar is. [Gedaagde] stelt zich in dit verband op het standpunt dat de polisvoorwaarden (die bepalen dat geen dekking wordt verleend als door alcoholgebruik van de verzekerde een aanzienlijk groter risico op het ontstaan van ongevallen bestond) strenger zijn dan de Landsverordening houdende regelen met betrekking tot het wegverkeer (die een specifieke grens stelt aan de hoeveelheid alcohol per liter uitgeademde lucht of milliliter bloed).

4.11Naar het voorlopig oordeel van het Gerecht moet artikel 5 onder a van de polisvoorwaarden in principe zo worden begrepen dat geen dekking bestaat onder de polis als de verzekerde meer alcohol heeft gedronken dan wettelijk is toegestaan. Een redelijke uitleg van de uitsluitingsclausule brengt immers met zich dat voor uitsluiting van dekking onder de polis alleen plaats is, als de verzekerde ten tijde van het ongeval zodanig onder invloed van alcohol was, dat hij niet in staat moet worden geacht het motorrijtuig behoorlijk te besturen. In de Landsverordening houdende regelen met betrekking tot het wegverkeer is een grenswaarde van het maximaal toegestane alcoholpromillage van bestuurders bepaald. De wetgever heeft daarbij, op basis van onderzoek, vastgesteld bij welke hoeveelheden alcohol een gemiddelde bestuurder niet meer in staat is een motorvoertuig te besturen (en dus verkeerde “in a state where the risk of sustaining damage was obviously enhanced” in de zin van de polisvoorwaarden). Waarom NIA meent een strengere norm te moeten hanteren, en in hoeverre zij dat aan haar verzekerden kenbaar heeft gemaakt, heeft NIA vooralsnog niet duidelijk gemaakt.

4.12Naar het Gerecht begrijpt, is de vordering van [gedaagde] tot vernietiging van artikel 5 van de polisvoorwaarden gegrond op de aanname dat hij ten tijde van het ongeval niet dronken was. Zoals het Gerecht hiervoor overwoog, heeft [gedaagde] dat standpunt echter niet onderbouwd en ligt het wel op zijn weg dat te doen. Iedere beslissing over de reconventionele vordering wordt daarom aangehouden.

Hoogte van de schade

4.13Ten overvloede overweegt het Gerecht alvast dat [gedaagde] de hoogte van het gevorderde bedrag niet heeft betwist. Dit betekent dat de vordering kan worden toegewezen, als zou komen vast te staan dat [gedaagde] ten tijde van het ongeval onder invloed was van alcohol als bedoeld in (een redelijke uitleg van) de polisvoorwaarden. Wel is het Gerecht het met NIA eens dat van de hoofdsom van Afl. 150.000 het bedrag van Afl. 1.000, dat [gedaagde] al heeft betaald, moet worden afgetrokken. De vordering kan dus ten hoogste tot een bedrag van Afl. 149.000 worden toegewezen.

DE UITSPRAAK

Het Gerecht:

in conventie en in reconventie

bepaalt dat [gedaagde] op de rolzitting van woensdag 26 juni 2024 het rapport met daarin de uitkomst van de ademtest die op 10 februari 2019 bij hem is afgenomen moet verstrekken,

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door J. Brandt, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29 mei 2024 in aanwezigheid van de griffier.

Artikel delen