Menu

Filter op
content
PONT Data&Privacy

0

ECLI:NL:RBAMS:2022:5506

21 september 2022

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel

zaaknummer / rolnummer: C/13/722086 / KG ZA 22-759 AB/MB

Vonnis in kort geding van 16 september 2022

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres bij dagvaarding van 31 augustus 2022,

advocaat mr. M. de Boorder te 's-Gravenhage,

tegen

de naamloze vennootschap

ING BANK N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde,

advocaat mr. D.J. Posthuma te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [eiseres] en ING worden genoemd.

De procedure

Ter zitting van 7 september 2022 heeft [eiseres] de vordering zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. ING heeft, aan de hand van een vooraf ingezonden stuk ‘uiteenzetting kader’ verweer gevoerd.

Beide partijen hebben schriftelijke stukken en een pleitnota ingediend.

Ter zitting waren aanwezig:

- [eiseres] en mr. de Boorder;

- [naam] namens ING met mr. Posthuma.

Vonnis is bepaald op vandaag.

De feiten

2.1. [eiseres] heeft op 19 juli 2022 een koopcontract appartementsrecht getekend. Het gaat om de woning van de buurman met een woonoppervlakte van 53 m2 in plaats van de 35 m2 waarin zij nu woont.

2.2.Aan financiering van de nieuwe woning staat tot nu toe een door ING bij het Bureau Krediet Registratie (BKR) gemelde registratie in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) in de weg. Het gaat om een achterstandscodering (A), geplaatst op 28 mei 2018, met bijzonderheidscodering 2, geplaatst op 21 februari 2019. De einddatum is 22 september 2020.

Het geschil

3.1. [eiseres] vordert dat ING op straffe van verbeurte van een dwangsom wordt bevolen de registraties op haar naam te doen verwijderen, met verwijzing van ING in de proceskosten.

3.2.ING voert verweer.

3.3.Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hierna nader ingegaan.

De beoordeling

4.1.Aan [eiseres] , van wie persoonsgegevens zijn geregistreerd bij het BKR, komt het recht toe op wissing van gegevens als bedoeld in artikel 17 AVG en het recht van bezwaar als bedoeld in artikel 21 AVG.

4.2.In een enigszins wollige correspondentie met ING heeft Dynamiet.nl namens [eiseres] gevraagd welke gegevens ING nodig had om haar van de aanvankelijke geplaatste A3-codering af te doen komen. ING heeft daarop de A3-codering gewijzigd in A2 en op 28 juli 2022 meegedeeld dat de belangenafweging om de volledige registratie te verwijderen niet in het voordeel van [eiseres] uitviel. Die reactie moet worden aangemerkt als afwijzing van een verzoek als bedoeld in artikel 21 AVG.

4.3. [eiseres] moet op korte termijn over financiering kunnen beschikken voor het door haar gekochte huis. Zij heeft dan ook geen tijd meer om te wachten op de beslissing op een bij de rechtbank in te dienen verzoekschrift als bedoeld in artikel 35 UAVG. Daarmee heeft zij een voldoende spoedeisend belang in dit kort geding, waarin moet worden bezien of voldoende aannemelijk is dat de rechtbank het verzoek zou hebben toegewezen.

4.4.Art. 21 lid 1 AVG bepaalt dat de rechthebbende te allen tijde het recht heeft om bezwaar te maken tegen een gegevensverwerking vanwege redenen die verband houden met zijn ‘specifieke situatie’. Hierin ligt besloten dat het aan de rechthebbende is om specifieke redenen voor dat bezwaar te stellen en zo nodig aan te tonen. Maakt de rechthebbende bezwaar, dan zal degene die verantwoordelijk is voor de verwerking ofwel dwingende gerechtvaardigde gronden voor die verwerking moeten aanvoeren en zo nodig aantonen, die zwaarder wegen dan de belangen, rechten en vrijheden van de betrokken persoon, ofwel de verwerking van de persoonsgegevens moeten staken. Dat is dus in wezen geen andere verdeling van stelplicht en bewijslast dan door de Hoge Raad aangehouden in de Santander-beschikking (ECLI:NL:HR:2011:BQ8097), te weten dat het in eerste instantie aan de rechthebbende is om nadere gegevens te verschaffen die tot een hernieuwde belangenafweging kunnen leiden (verg Conclusie AG, punt 2.34, bij HR 3 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1814).

Die hernieuwde belangenafweging zal specifieker van aard zijn en meer toegespitst op de actuele omstandigheden van de rechthebbende dan de eerdere belangenafweging, die een enigszins algemeen karakter zal hebben gehad. Bij deze afweging kunnen dus ook feiten en omstandigheden die zich na de registratie hebben voorgedaan worden betrokken. Bij een dergelijke registratie en de handhaving daarvan moet verder zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dat wil zeggen dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene niet onevenredig is aan het doel van de verwerking en dat het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt in redelijkheid niet op een andere, voor betrokkene minder nadelige, wijze kan worden bereikt (subsidiariteitsbeginsel). Zie de Santander-beschikking.

De rechter toetst aan de hand van deze belangenafweging uiteindelijk of de verwerkingsverantwoordelijke aannemelijk heeft gemaakt dat zijn dwingende gerechtvaardigde belangen - het tweeledige doel van de kredietregistratie: het beschermen van de consument tegen overkreditering en het waarschuwen van andere kredietinstellingen - in het specifieke geval zwaarder wegen dan de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene.

4.6.Uit de door ING overgelegde overzichten blijkt dat [eiseres] in de jaren 2016 tot en met 2018 structureel rood stond en dat haar van mei 2017 tot en met februari 2019 is verzocht het saldotekort aan te vullen. In april 2019 heeft zij een betalingsregeling getroffen met Vesting Finance. In juli 2020 stond nog een laatste bedrag van € 31 open, dat zij na sommatie op 22 september 2020 heeft betaald. Dit spoort met het verhaal van [eiseres] dat zij een zeer chaotische tijd heeft beleefd, waarin zij na een verbroken relatie, met alle problemen van dien, op het werk was ingestort. Zij begon daarna een lang traject, waarbij zij zowel geestelijke als budget technische ondersteuning kreeg, met als resultaat dat zij deze en andere schulden in mei 2020 volledig had afgelost en sindsdien schuldenvrij is.

4.7.Uit deze gang van zaken blijkt dat er gelet op het tweeledig doel van de kredietregistratie destijds alle reden was om [eiseres] aan te melden. heeft erop gewezen dat zij sinds mei 2020 in een stabiele financiële situatie verkeert, maar een aanmelding wordt nu eenmaal niet meteen doorgehaald op het moment dat de betrokkene kans heeft gezien zijn leven te beteren. Daarvoor geldt in beginsel een termijn van vijf jaar waarin geen nieuwe schulden onbetaald zijn gelaten. Hier zijn pas twee jaar verstreken. Een andere methode van registratie is er niet en die registratie is in dit geval ook niet disproportioneel, gelet op de achtergrond van de aanmelding en op de inbreuk op het belang van [eiseres] , te weten dat zij nog niet naar een betere woning kan verhuizen.

4.8.Al met al weegt het tweeledig doel van kredietregistratie hier zwaarder dan het belang van [eiseres] en de bodemrechter zal daar naar verwachting niet anders over denken. De gevraagde voorzieningen zullen dan ook worden geweigerd.

4.9. [eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de proceskosten. De kosten aan de zijde van ING worden begroot op:

- griffierecht € 676,00

- salaris advocaat 1.016,00

Totaal € 1.692,00

De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.weigert de gevraagde voorzieningen,

5.2.verwijst [eiseres] in de proceskosten aan de zijde van ING gevallen en begroot op € 1.692,00,

5.3.veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,

5.4.verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2022.n

type: MB

coll: EB

Artikel delen