RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.060326.24
Datum uitspraak : 7 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan de [adres] , [postcode] in [plaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. M.A. Lubbers, advocaat in Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.
Aan verdachte is, na toewijzing van de vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 december 2023 tot en met 21 februari 2024 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of amfetamine-olie, zijnde amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 december 2023 tot en met 21 februari 2024 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van amfetamine(-olie), in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door:
- een woning/schuur/pand te huren (te weten aan de [adres] / [huisnummer 1] en [huisnummer 2] te [plaats] ) en/of voornoemde locatie(s) ter beschikking te stellen voor de productie van amfetamine(-olie) en/of BMK en/of
- het voorhanden hebben van een (grote) hoeveelheid (vloei)stoffen en/of materialen, te weten onder meer:
- onderdelen van een in werking zijnde productieopstelling, bedoeld voor de productie van BMK en/of een grote hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden en/of hardware voorhanden gehad, waaronder een of meerdere (grote) ketel(s), gasflessen, gasbranders, drukhouders, dompelpompen, slakkenhuizen, koolstoffilters, klemdekselvaten, emmers, maskers, verpakkingsmateriaal, overals, (een grote hoeveelheid) jerrycans, scheitrechters, IBC-vaten en/of maatbekers en/of
- chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, waaronder: forforzuur (713 liter), mierenzuur (219 liter), foramide (430 liter), caustic soda (300 kg) en/of caustische soda (300 kg) en/of natriumbicarbonaat (450 kg) en/of een hoeveelheid BMK;
Feit 3
hij op of omstreeks 21 februari 2024 te Terwolde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 3, te weten een hagelgeweer van het merk Husqvarna, nummer 49020\kaliber .16, zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd voorhanden heeft gehad;
Feit 4
hij op of omstreeks 21 februari 2024 te Terwolde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 27 hagelpatronen, Fiocchi en/of Mirage van het kaliber .16 voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
n
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024011490, gesloten op 2 augustus 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle vier de hem ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit verdachte vrij te spreken van feiten 1 en 2, omdat er geen sprake is van medeplegen. Verdachte had namelijk een zeer ondergeschikte rol. Hij heeft enkel zijn schuur ter beschikking gesteld en in opdracht het hek af en toe geopend en gesloten. Deze handelingen hebben naar hun aard meer het karakter van medeplichtigheid, maar dat is niet ten laste gelegd.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 en 2
Op 21 februari 2024 is een onderzoek ingesteld op het adres de [adres] in [plaats] . Dit adres betreft een perceel met meerdere opstallen. Er was een opstal aanwezig die diende als woning. In de gangkast in de woning (ruimte C), in een kamer in de woning (ruimte D) en buiten op het terrein werden goederen aangetroffen (ruimte F).
Los van de woning was er een ander opstal op het perceel aanwezig die weer was verdeeld in een voor- en achterzijde. De voorzijde van deze opstal was te betreden via het betreffende perceel, de achterzijde was te betreden via het magazijn van het aldaar
gevestigde bedrijf. De voorzijde van deze opstal was opgedeeld in drie aparte ruimtes. De
rechter ruimte was voorzien van een garagedeur (ruimte A). Via ruimte A kon men een tweede ruimte betreden (ruimte B). Achter ruimte B bevond zich een kleinere ruimte.
De verbalisanten zagen dat in alle genoemde ruimtes goederen aanwezig waren welke gebruikt kunnen worden bij het vervaardigen en/of bewerken van verdovende middelen of welke gebruikt kunnen worden bij de omzetting van een pre-precursor naar een precursor.
Ruimtes C en D werden gebruikt als opslagplaats van schone chemicaliën. Ruimte A was ingericht voor het opslaan van afval en voor het bewerken van vermoedelijk precursor en/of
het bewerken van vermoedelijk amfetamine. Ruimte B was ingericht als productie- en destillatieruimte van vermoedelijk amfetamine. Ruimte B was tevens ingericht om pre-
precursor om te zetten in een precursor en om deze verkregen precursor vervolgens te
destilleren.
In ruimte A werden onder andere de volgende goederen aangetroffen:
2 Intermediate Bulk Containers (IBC) à 1000 liter per stuk, die beide voor circa de helft waren gevuld met afval van de omzetting van pre-precursor naar een precursor (omzettingsafval);
9 jerrycans à 20 liter per stuk met circa 150 liter aan zuur afval;
4 jerrycans à 20 liter per stuk met circa 80 liter aan basisch afval;
3 emmers à 10 liter per stuk, alle gevuld met omzettingsafval;
3 lege kartonnen dozen die, vermoedelijk, als verpakkingsmateriaal hebben gediend van 20 of 25 kilogram pre-precursor per doos;
84 lege jerrycans à 20 liter per stuk met etiket van 'fosforzuur';
15 lege jerrycans à 20 liter per stuk met etiket van 'mierenzuur';
23 lege jerrycans à 20 liter per stuk met etiket van 'formamide';
4 grote grijze drukhouders;
4 ongeopende zakken met 100 kilogram aan caustische soda;
2 aangebroken zakken van caustische soda;
7 flesjes met in totaal 3,5 kilogram aan caustische soda.
3 kunststofscheitrechters. Hiervan was 1 scheitrechter gevuld met omzettingsafval;
4 maatbekers met in totaal circa 5,15 liter aan een olieachtige vloeistof op een onderlaag. De olieachtige vloeistof testte indicatief als BenzylMethylKeton (BMK);
een emmer met een 2-laagse vloeistof, waarvan 1,5 liter indicatief testte als BMK;
3 losse gasbranders;
een doos met twee ongebruikte halfgelaatsmaskers en een wegwerpoverall;
2 jerrycans à 25 liter per stuk met in totaal circa 40 liter aan afval van het destilleren van, vermoedelijk, amfetamine;
1 dompelpomp;
3 klemdekselvaten à 120 liter. Alle met een restant basische vloeistof;
1 grijze drukhouders à 32 kilogram, 3 grijze drukhouders à 43 kilogram. Hiervan was 1 gasfles voorzien van etiket “Propaan, UN 1965”.
In ruimte B werden onder andere de volgende goederen aangetroffen:
een rvs-reactieketel van 941 liter die gebruikt kan worden voor de omzetting van pre-precursor in een precursor en voor het vervaardigen van verdovende middelen. De ketel was leeg, maar onder de uitloop van de ketel was een zure vloeistof aanwezig. Onder de reactieketel waren twee gasbranders aanwezig die elk op een grijze drukhouder waren aangesloten;
een lege kartonnen doos die, vermoedelijk, als verpakkingsmateriaal heeft gediend van 20 of 25 kilogram pre-precursor per doos;
circa 70 liter aan formamide in jerrycans;
circa 113 liter aan fosforzuur in jerrycans;
circa 39 liter aan mierenzuur in jerrycans;
1 jerrycan à 30 liter met een restant olieachtige vloeistof dat indicatief testte op de aanwezigheid van amfetamine;
een destillatieopstelling bestaande uit een destillatieketel van 198 liter en een opvangketel van 125 liter. Tussen de destillatieketel en de opvangketel bevond zich een destillatiebuis van 2 meter lang. In de destillatieketel bevond zich een restant harde substantie met de geur van BMK. De opvangketel was leeg, maar vervuild;
2 halfgelaatsmaskers en een wegwerp-overall;
2 in werking zijnde slakkenhuizen en 3 koolstoffilters ten behoeve van de ventilatie. Vanuit ruimte B liepen er ventilatieslangen naar de achtergelegen kleinere ruimte. In deze kleinere ruimte was een extra slakkenhuis en een koolstoffilter aanwezig.
In ruimte C werden 18 dozen met in totaal 450 kilogram aan natriumbicarbonaat (indicatief) aangetroffen.
In ruimte D werden de volgende goederen aangetroffen:
600 liter aan fosforzuur in jerrycans;
180 liter aan mierenzuur in jerrycans;
360 liter formamide in jerrycans;
8 zakken met in totaal 200 kilogram aan caustic soda.
In ruimte F werden de volgende goederen aangetroffen:
2 IBC's à 1000 liter per stuk met een restant aan zure vloeistof;
3 grote grijze drukhouders. Alle gasflessen waren niet verzegeld;
3 lege kartonnen dozen die, vermoedelijk, als verpakkingsmateriaal hebben gediend van 20 of 25 kilogram pre-precursor per doos.
Er is nader onderzoek gedaan. Hierbij zijn goederen nader onderzocht, geïnventariseerd, gefotografeerd en deels bemonsterd. Deze monsters zijn ter analyse overgebracht naar het NFI afdeling verdovende middelen te Den Haag.
De voornoemde ruimten waren geheel of gedeeltelijk in gebruik genomen voor het ter plaatse
vervaardigen en/of het bewerken van amfetamine en voor het omzetten van pre-precursor in
de precursor BMK. Een pre-precursor kan met behulp van bijvoorbeeld het aangetroffen fosforzuur, in de aangetroffen reactieketel worden omgezet in BMK. De verkregen BMK kan vervolgens worden gedestilleerd in de aangetroffen destillatieopstelling. BMK is de precursor (essentiële grondstof) voor amfetamine en methamfetamine. Met BMK, formamide en mierenzuur kan, via de Leuckart-methode, amfetamine worden vervaardigd. De verkregen amfetamine kan vervolgens worden gedestilleerd in de aangetroffen destillatieopstelling. n
Het proces-verbaal, p. 579 t/m 582; proces-verbaal, p. 584 t/m 589.
In het onderzoeksmateriaal zijn amfetamine, BMK (benzylmethylketon), N-formylamfetamine,
formamide, mierenzuur, fosforzuur en natriumbicarbonaat aangetoond.n
Rapport Nederlands Forensisch Instituut ‘Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op 21 februari 2024 op de locatie [adres] te [plaats] ’, p. 609 t/m 611.
De eigenaar van het perceel heeft verklaard dat hij sinds 20 juni 2019 woning 1A en een gedeelte van loods 1 verhuurde aan verdachte.n
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 534; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 668.
In het drugslab zijn een aantal goederen bemonsterd.n
Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] [plaats] ), p. 544 t/m 548
in een gelaatsmasker is snot met vermoedelijk bloed aangetroffen (AAQA8423NL), met daarin een enkelvoudig DNA-profiel dat overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] . De frequentie van voorkomen van dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard;
op een bedieningspaneel van een distilleervat (AAQA8429NL) is een DNA-mengprofiel aangetroffen afkomstig van minimaal twee donoren. Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man waarvan de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één miljard. De mogelijke donor van dat DNA is medeverdachte [medeverdachte] ;
op een gelaatsmasker (AAQA8433NL) is een enkelvoudig DNA-profiel aangetroffen van een man waarvan de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één miljard. De mogelijke donor van het DNA is verdachte;
op een zwarte latex handschoen (AAQA8436NL), aangetroffen op een werkbank, is een DNA-mengprofiel aangetroffen afkomstig van minimaal twee donoren. Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man waarvan de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één miljard. De mogelijke donor van dat DNA is verdachte;
- op een koffiemok (AAQA8430NL) is een enkelvoudig DNA-profiel van een man aangetroffen waarvan de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één miljard. De mogelijke donor van het DNA is medeverdachte [medeverdachte] .n
Rapport Forensisch DNA-onderzoek, p. 681 en 682; Rapport Forensisch DNA-onderzoek, p. 687.
Verdachte heeft verklaard dat op alle spullen waar zijn DNA op is aangetroffen, hij die heeft aangeraakt. Hij is meer dan tien keer in het drugslab geweest.n
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 oktober 2024.
Bij de aanhouding van verdachte werden drie Nokia telefoons in beslag genomen, waaronder Nokia TA-1010 met telefoonnummer [telefoonnummer 1] en Nokia TA-1034 met telefoonnummer [telefoonnummer 2] .n
Het proces-verbaal, p. 695.
Vanaf 12 februari 2024 is met telefoonnummer [telefoonnummer 2] 13 keer contact geweest met telefoonnummer [telefoonnummer 3] .
Telefoonnummer [telefoonnummer 1] heeft in de periode van 12 december 2023 tot en met 28 februari 2024 ook contact gehad met telefoonnummer [telefoonnummer 3] .n
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 905 en 906.
In het politieregistratiesysteem stond als gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 3] vermeld medeverdachte [medeverdachte] .n
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 909.
Uit de historische gegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 3] blijkt dat de gebruiker van het nummer in de periode van 12 december 2023 tot en met 20 februari 2024 gebruikmaakte van zendmastlocaties die bij gebruik van de telefoon vanaf de locatie van het drugslab aangestraald kunnen worden.n
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 933.
Tijdens de aanhouding van verdachte op 21 februari 2024 werd € 15.263,10 in contanten aangetroffen.n
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 537.
Uit de iCOV Rapportage Vermogen en Inkomsten blijkt dat verdachte een beperkt eigen vermogen en inkomen heeft.n
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1021 en 1023.
Verdachte kreeg in de P.I. op 4 april 2024 bezoek van zijn partner. Dit gesprek werd opgenomen en uitgewerkt (M=partner van verdachte, B= verdachte):
M: En nog een vraagje; Wat heb jij [naam 1] gezegd, dat [naam 1] al jouw werkgeld mag hebben?
B: Nou weetje wat het is, uhm. In [naam 1] heb ik geïnvesteerd.
M: Ja.
B: In grondstoffen.
B: En uhm, ook buiten mij weten om heeft hij dat gedaan, maar ik heb gezegd dat dat goed was, achteraf. Dus, wat ik daar met werken verdiend heb, daarmee lever ik mijn schuld bij hem in.
M: Maar, dan is die schuld dus geïnd?
B: Ja
M: Op duizend euro na?
B: Ja
M: Maar nou doen ze mogelijk over het andere geld allemaal.
B: Welk ander geld?
M: Van wat er is bij gekomen en op de camping, wat jij [naam 2] en [naam 1] heb ingelegd en (ntv…)
B: Ja
M: En ze hadden mij beloofd mij elke maand duizend euro te geven
B: Ja
M: En daar heb ik nog niks van gehad
(…)
B: Maar je moet nog wel ff tegen [naam 1] zeggen, dat ze er wel ff voor motten zorgen dat jij elke maand een rootje krijgt. (ntv…)
M: ..(ntv..) Dat [naam 2] nog wel wat kreeg, de inleg.
B: Bemoei je daar maar niet mee, (ntv…)
M: Ik zo, maar ik wil wel onderhouden worden. Ik zeg, ik moet dubbele huur betalen.
(…)
B: (ntv..) kankerzooi buiten stond. Als dat er allemaal niet hadden gestaan en over de schutting hadden gekeken was er niets aan de hand geweest. Slechte organisatie.
M: Ja.
B: (ntv..) Ja, met zijn 5en. Zucht…kleine prijs, hoe dan! Dat is een kleine prijs als je dat verdeelt over 5 man.n
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 790 t/m 794.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast. Op 21 februari 2024 is in een schuur aan de [adres] in [plaats] een drugslab aangetroffen. Verdachte was de huurder van deze schuur. Op drugsgerelateerde goederen in het lab is DNA van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen. Verdachte heeft in de periode van 12 december 2023 tot en met 28 februari 2024 meerdere keren telefonisch contact gehad met medeverdachte [medeverdachte] .
De rechtbank stelt op basis van het gesprek tussen verdachte en zijn partner, in samenhang met de overige bewijsmiddelen, vast dat verdachte heeft geïnvesteerd in grondstoffen voor de productie van amfetamine en dat zijn partner, terwijl verdachte vastzat, geld kreeg van een van zijn mededaders.
Verdachte beschikte op de dag van aanhouding over een contact geldbedrag van € 15.263,10, terwijl verdachte een beperkt eigen vermogen en inkomen heeft.
Alternatief scenario
Verdachte heeft verklaard dat hij in eerste instantie niets met het drugslab te maken had. Hij had de schuur onderverhuurd en enige tijd later ontdekte hij dat daar een drugslab in zat. Hij heeft toen tegen de huurder gezegd dat het drugslab eruit moest, waarna hij door de mensen van het drugslab werd bedreigd.
Later heeft verdachte nogmaals tegen hen gezegd dat het lab weg moest. Hij kreeg toen geld van hen aangeboden zodat het lab kon blijven staan. Verdachte stemde hiermee in. Later heeft verdachte hand- en spandiensten verricht door het hek open en dicht te doen. Hij werd dan onder andere gebeld door het nummer van medeverdachte [medeverdachte] .
Ook heeft verdachte een aantal goederen verplaatst om die uit het zicht te houden.
Over de ruim 15.000 euro die bij verdachte is aangetroffen heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij die op de dag van aanhouding had gekregen van de mensen van het drugslab.
De rechtbank acht het alternatieve scenario van verdachte niet aannemelijk geworden. Zijn verklaring is niet concreet en verifieerbaar. Verdachte kan of wil namelijk geen namen noemen aan wie hij de schuur heeft onderverhuurd en ook is er geen onderverhuurcontract en heeft hij wisselend verklaard over de herkomst van het bij zijn aanhouding aangetroffen geldbedrag. Daarbij staat de verklaring van verdachte haaks op de bewijsmiddelen. Het DNA van verdachte is aangetroffen op meerdere goederen in het drugslab, waaronder op een gelaatsmasker, verdachte had meerdere malen telefonisch contact met medeverdachte [medeverdachte] , van wie ook DNA op meerdere goederen in het lab is aangetroffen. Daarbij heeft verdachte geïnvesteerd in grondstoffen voor de productie van amfetamine, had hij een groot contant geldbedrag bij zijn aanhouding onder zich en kreeg zijn partner, terwijl verdachte vastzat, geld van de mededaders van verdachte.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen amfetamine(-olie) heeft vervaardigd en de voorbereidingshandelingen daartoe heeft getroffen.
Feiten 3 en 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 628;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 635;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 639 en 640;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 oktober 2024.
De rechtbank acht op basis van bovenstaande bewijsmiddelen bewezen dat verdachte samen met zijn partner een hagelgeweer met een verkorte loop en 27 hagelpatronen voorhanden heeft gehad.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Feit 1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 december 2023 tot en met 21 februari 2024 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of amfetamine-olie, zijnde amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 december 2023 tot en met 21 februari 2024 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van amfetamine(-olie), in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid en middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, en stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door:
- een woning/schuur/pand te huren (te weten aan de [adres] / [huisnummer 1] en [huisnummer 2] te [plaats] ) en/of voornoemde locatie(s) ter beschikking te stellen voor de productie van amfetamine(-olie) en/of BMK en/of
- het voorhanden hebben van een (grote) hoeveelheid (vloei)stoffen en/of materialen, te weten onder meer:
- onderdelen van een in werking zijnde productieopstelling, bedoeld voor de productie van BMK en/of een grote hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden en/of hardware voorhanden gehad, waaronder een of meerdere (grote) ketel(s), gasflessen, gasbranders, drukhouders, dompelpompen, slakkenhuizen, koolstoffilters, klemdekselvaten, emmers, maskers, verpakkingsmateriaal, overalls, (een grote hoeveelheid) jerrycans, scheitrechters, IBC-vaten en/of maatbekers en/of
- chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, waaronder: fosforzuur (713 liter), mierenzuur (219 liter), formamide (430 liter), caustic soda (300 kg) en/of caustische soda (ongeveer 300 kg) en/of natriumbicarbonaat (450 kg) en/of een hoeveelheid BMK;
Feit 3
hij op of omstreeks 21 februari 2024 te Terwolde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 3, te weten een hagelgeweer van het merk Husqvarna, nummer 49020\kaliber .16, zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd voorhanden heeft gehad;
Feit 4
hij op of omstreeks 21 februari 2024 te Terwolde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 27 hagelpatronen, Fiocchi en/of Mirage van het kaliber .16 voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde levert op:
(t.a.v. feit 1 en 2) De eendaadse samenloop van
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
feit 2:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van art. 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of bevorderen, door
- een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen;
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
- voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
meermalen gepleegd
feit 3:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
feit 4:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
De feiten zijn strafbaar.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest. Er was sprake van een organisatie en de rol van verdachte schuurde aan tegen die van organisator.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd de maatregel kostenverhaal op te leggen tot een bedrag van € 19.122,13. Bij niet betaling de bijbehorende dagen gijzeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in geval van een bewezenverklaring bepleit een veel kortere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie geëist. Zij heeft verzocht rekening te houden met de korte pleegperiode en aansluiting te zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten met betrekking tot enkel het plegen, en dus niet een georganiseerd verband.
De raadsvrouw heeft verder bepleit geen maatregel kostenverhaal op te leggen, omdat dit gelet op de (beperkte) rol van verdachte niet redelijk is. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid voor het lab gehad.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende ruim twee maanden samen met anderen bezig gehouden met het vervaardigen van amfetamine(-olie) en de voorbereidingshandelingen daartoe.
Het is algemeen bekend dat synthetische drugs en verdovende middelen zeer schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Amfetamine heeft bovendien een sterk verslavende werking. Daarnaast veroorzaakt de productie van synthetische drugs schade aan het milieu vanwege illegale afvaldumping en levert het brand- en ontploffingsgevaar op. Voorts bevordert de productie van synthetische drugs de georganiseerde criminaliteit. Verdachte is door zijn handelen mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die door de productie in synthetische drugs worden veroorzaakt.
Verder had verdachte een hagelgeweer met een afgezaagde loop en 27 hagelpatronen in zijn woning liggen. Het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens is maatschappelijk onaanvaardbaar vanwege de grote dreiging die daarvan uitgaat voor anderen. Dergelijke wapens kunnen gebruikt worden voor allerlei (levens)bedreigende activiteiten.
Gelet op de ernst van de feiten ziet de rechtbank geen aanleiding om een andere straf op te leggen dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf en is naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van langere duur op zijn plaats.
De rechtbank kan en zal zich – anders dan de officier van justitie – niet uitlaten over de vraag welke rol verdachte ten opzichte van het lab precies heeft gehad. Het dossier bevat daartoe onvoldoende informatie.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarbij als vertrekpunt bij het vervaardigen van meer dan 20 kilo harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden geldt. Voor het voorhanden hebben van een heimelijk draagbaar vuurwapen geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden. De rechtbank ziet geen reden om van deze oriëntatiepunten af te wijken. Dit maakt samen 55 maanden; door de rechtbank af te ronden naar 54 maanden, zijnde 4,5 jaar.
Alles overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Maatregel Kostenverhaal
De maatregel in artikel 13d van de Opiumwet maakt het mogelijk dat de kosten die ten laste van de Staat komen in verband met de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid, worden verhaald op degene die wordt veroordeeld ter zake van een strafbaar feit dat in verband staat met het voorwerp.
Bij de stukken bevindt zich een rekening voor het ontmantelen van het drugslab. De gemaakte kosten zijn vastgesteld op € 38.244,26.
Verder zit bij de stukken een proces-verbaal van de LFO waaruit blijkt dat productieplaatsen van synthetische drugs een ernstig gevaar voor de leefomgeving of voor de gezondheid opleveren.
De rechtbank overweegt dat vast is komen te staan dat in het drugslab in de schuur van verdachte gevaarlijke goederen aanwezig waren. Eveneens is vast komen te staan dat kosten zijn gemaakt om het drugslab te ontmantelen. Ten aanzien van de hoogte van het gevorderde totaalbedrag overweegt de rechtbank dat deze kosten haar niet irreëel voorkomen. De rechtbank legt daarom de Maatregel Kostenverhaal ter hoogte van € 38.244,26 aan verdachte op. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen gelet op artikel 13d van de Opiumwet in samenhang met artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht 225 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte(n) ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de kosten heeft betaald.
De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10, 10 a en 13d van de Opiumwet;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1 t/m 4, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden;
beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ter vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 13d van de Opiumwet een bedrag van € 38.244,26;
bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste gevorderd kan worden op 225 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Ouweneel (voorzitter), mr. L.J. Saarloos en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J. Schoen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 november 2024. | ||
Mr. Saarloos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. |