De interesse, het gebruik en het vertrouwen in het nieuws nemen af in Nederland. Tegelijkertijd neemt de invloed van grote online platforms steeds meer toe en bepalen platforms in toenemende mate welke content zichtbaar is. Gepersonaliseerde aanbevelingen en AI zorgen ervoor dat gebruikers vooral zien wat bij hun voorkeuren past. Dit zet de pluriformiteit van het nieuwsaanbod (de verscheidenheid aan perspectieven, bronnen en meningen in de media) onder druk.
Als reactie op de toenemende invloed van Big Tech en de zorgen over afnemende persvrijheid in sommige Europese landen is de European Media Freedom Act (“EMFA”) op 7 mei 2024 in werking getreden. De EMFA heeft tot doel mediavrijheid, pluralisme en onafhankelijkheid van de media in de Europese Unie te waarborgen. De EMFA versterkt Europese samenwerking en richt zich op een eerlijk speelveld voor mediaorganisaties, met regels over transparantie, eigenaarschap en de omgang met journalistieke content op grote platforms (Very Large Online Platforms; “VLOPs”).
De EMFA sluit nauw aan bij de Digital Services Act (“DSA”) en vult deze aan, met extra waarborgen voor erkende aanbieders van mediadiensten, vanwege het publieke belang van onafhankelijke journalistiek. Zo mogen VLOPs mediacontent niet zonder meer verwijderen. Een uitgebreid stappenplan over de DSA is hier te vinden op onze website.
Sinds 8 augustus 2025 zijn de bepalingen uit de EMFA van toepassing. Hieronder bespreken we enkele relevante bepalingen.
De EMFA bevat verschillende verplichtingen aan lidstaten om de feitelijke en redactionele vrijheid en onafhankelijkheid van aanbieders van mediadiensten te eerbiedigen en te waarborgen. Zo wordt lidstaten onder meer verboden maatregelen te nemen die ertoe strekken journalistieke bronnen bekend te maken. Daarnaast moeten lidstaten bijvoorbeeld waarborgen dat de financieringsprocedures voor aanbieders van mediadiensten met een publieke opdracht (in NL: de publieke omroep) gebaseerd zijn op vooraf opgestelde transparante en objectieve criteria.
Artikels 6 EMFA bevat daarnaast enkele verplichtingen voor de aanbieders van mediadiensten. Aanbieders moeten onder meer contactgegevens en actuele informatie over eigendomsstructuren en jaarlijkse inkomsten uit overheidsreclames beschikbaar maken voor het publiek. Voorts moeten aanbieders van mediadiensten maatregelen nemen die passend zijn om de onafhankelijkheid van redactionele beslissingen te waarborgen.
De EMFA bevat bepalingen om Europese samenwerking tussen toezichthouders te versterken. Hiertoe is een nieuw coördinerend toezichtsorgaan opgericht: de Europese Raad voor mediadiensten (de “Raad”), die bestaat uit vertegenwoordigers van nationale mediatoezichthouders.
Artikel 7 en 8 EMFA beschrijven de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Raad:
Het stimuleren van samenwerking tussen lidstaten en met de Europese Commissie;
Het monitoren van de toepassing van de EMFA in de lidstaten;
De coördinatie van grensoverschrijdende kwesties, zoals mediaconcentraties of verwijdering van content;
Het faciliteren van samenwerking bij handhaving; en
Het uitbrengen van adviezen aan nationale of Europese instanties.
Daarnaast verplicht artikel 9 EMFA tot actieve samenwerking en informatie-uitwisseling tussen nationale toezichthouders, met bijzondere aandacht voor afstemming bij grensoverschrijdende gevallen. Nationale wetgeving die de samenwerking belemmert is verboden. In Nederland is het Commissariaat voor de Media (het “Commissariaat”) de betrokken nationale toezichthouder.
Artikel 22 EMFA gaat over mediaconcentraties waarbij lidstaten worden verplicht om bij belangrijke overnames of fusies in de mediasector elkaar te raadplegen bij grensoverschrijdende gevolgen. Hier worden de Raad en de Europese Commissie bij betrokken. In de beoordeling wordt rekening gehouden met het behoud van redactionele onafhankelijkheid en pluralisme, ook in andere lidstaten. Artikel 23 EMFA versterkt deze verplichting door de Raad een adviesrol te geven in dergelijke fusie- en overnamegevallen. Bij de advisering over de overname van RTL Nederland door DPG heeft het Commissariaat artikel 22 al als uitgangspunt gebruikt voor de invulling van de pluriformiteitstoets.
Een belangrijke bepaling in de EMFA is artikel 18, dat is gericht op de regulering van VLOPs. Dit artikel verplicht grote platforms zoals TikTok, Meta en Google tot specifieke maatregelen ten aanzien van aanbieders van mediadiensten. In artikel 2 lid 2 van de EMFA wordt een aanbieder van mediadiensten gedefinieerd als “een natuurlijke of rechtspersoon die als beroepsactiviteit een mediadienst aanbiedt, die de redactionele verantwoordelijkheid draagt voor de keuze van de inhoud van de mediadienst en die bepaalt hoe deze wordt georganiseerd’’.
VLOPs moeten een functie aanbieden voor deze aanbieders om zich als zodanig te registreren, onder opgave van:
Een verklaring, waarin de aanbieder aangeeft dat zij:
Mediadiensten aanbiedt;
Voldoet aan de eerder genoemde transparantieverplichting van artikel 6 lid 1 EMFA;
Redactioneel onafhankelijk zijn van lidstaten, politieke partijen en derde landen;
Zijn onderworpen aan regelgeving voor de uitoefening van redactionele verantwoordelijkheid en aan het toezicht van een bevoegde toezichthouder, dan wel dat zij zich conformeren aan een zelfreguleringsmechanisme;
Geen inhoud verstrekken die is gegeneerd door AI, en, indien dat wel het geval is, deze eerst door een mens is getoetst of redactioneel is gecontroleerd.
Juridische naam en contactgegevens, waaronder een e-mailadres, zodat de VLOP snel contact kan opnemen; en
Contactgegevens van de bevoegde nationale toezichthouder of van het betrokken co‑/zelfreguleringsorgaan.
De VLOP moet deze gegevens, met uitzondering van contactinformatie, openbaar toegankelijk maken op het platform.
De content van een geregistreerde aanbieder van mediadiensten krijgt een andere behandeling dan reguliere content, gelet op de speciale positie die deze partijen innemen in de democratische informatievoorziening:
Wanneer content van een geregistreerde aanbieder van mediadiensten wordt beperkt of verwijderd door de VLOP, moet de VLOP eerst een verklaring van redenen geven. De aanbieder krijgt vervolgens 24 uur de tijd om te reageren. Pas na deze stappen mag de VLOP overgaan tot verwijdering of beperking van de content.
Dit is alleen anders als sprake is van een crisissituatie, bijvoorbeeld bij een acute dreiging voor de openbare veiligheid of volksgezondheid zoals ten tijde van een pandemie. Hierbij heeft de aanbieder van mediadiensten korter de tijd om te reageren. De verplichting voor de VLOP geldt daarnaast niet bij wettelijke verplichtingen om illegale content te verwijderen, zoals strafbare inhoud of maatregelen ter bescherming van minderjarigen (bijvoorbeeld terroristisch materiaal of kinderporno).
Klachten van aanbieders van mediadiensten moeten daarnaast met prioriteit en zonder onnodige vertraging worden behandeld. Zij mogen zich daarbij laten vertegenwoordigen door een beroepsorganisatie.
Indien een aanbieder van mediadiensten meent dat content herhaaldelijk ten onrechte wordt beperkt, is de VLOP verplicht in dialoog te treden. De aanbieder van mediadiensten kan van de uitkomst van een dialoog melding maken bij de Raad en de Europese Commissie waarna vervolgens een opinie of aanbeveling kan worden uitgebracht. Als de dialoog mislukt of de registratie wordt afgewezen, kunnen deze aanbieders een beroep doen op mediation onder de Platform-to-Business (P2B) Verordening of op buitengerechtelijke geschilbeslechting via de DSA.
Tot slot moet de VLOP’s jaarlijks rapporteren over:
Het aantal verwijderingen of beperkingen van content van geregistreerde aanbieders van mediadiensten, met opgaaf van de motieven en verwijzingen naar platformvoorwaarden;
Het aantal gevoerde dialogen met geregistreerde aanbieders van mediadiensten; en
Het aantal afgewezen of ongeldig verklaarde registraties.
De EMFA vormt een belangrijke stap in het versterken van persvrijheid, mediapluriformiteit en redactionele onafhankelijkheid. De EMFA legt gemeenschappelijke normen op die lidstaten, VLOPs en aanbieders van mediadiensten verplichten tot meer transparantie en bescherming van journalisten. Dat is belangrijk in een digitale omgeving waarin platforms steeds meer bepalen wat zichtbaar is, en AI-gegenereerde content zonder redactionele toetsing toeneemt.