In 2014 valt Rusland het oosten van Oekraïne binnen. In februari 2022 doet Rusland een poging Kiev te veroveren en probeert zij het hele land in te nemen. Het is het begin van de grootste oorlog op Europees grondgebied sinds 1945.
Een oorlog in deze tijd wordt allang niet meer alleen aan het front uitgevochten. Rusland start ook een (des)informatie oorlog, en probeert onder andere verkiezingen en de politiek in de EU en de VS te beïnvloeden. De EU maakt zich daar terecht zorgen over en wil snel haar spierballen laten zien. Enkele dagen na de grootscheepse Russische invasie in 2022 introduceert de EU voor het eerst in haar bestaan sancties op het gebied van media.
De Raad van de EU verbiedt het uitzenden en doorgeven van bepaalde Russische mediakanalen waaronder Russia Today (RT) en Sputnik. De lijst met verboden kanalen blijft zich tot op de dag van vandaag uitbreiden.
In principe is het evident dat de sancties een gerechtvaardigd doel hebben. Russische desinformatie en propaganda ontwrichten de samenleving van de EU-lidstaten. De vraag is alleen of de geïntroduceerde maatregelen ook een gerechtvaardigd middel zijn. Verschillende partijen, waaronder de internet service providers (ISP’s) die de blokkades moeten uitvoeren, maken zich zorgen. Het gaat om ongekend vergaande maatregelen, die haastig zijn ingevoerd (binnen 5 dagen na de invasie) en beperkt zijn gemotiveerd. En dat terwijl de sancties een ernstige inperking zijn op de vrijheid van meningsuiting van media en ISP’s in de EU en het recht op informatie van Europese burgers. Juist in deze tijd, waarin de fundamenten van de rechtsstaat zo onder druk staan, is het belangrijk niet te makkelijk fundamentele rechten in te perken onder het mom van het beschermen van diezelfde fundamentele vrijheden.
Met deze principiële inzet start een coalitie Nederlandse ISP’s, die bestaat uit A2B Internet, BIT en Freedom Internet en gesteund wordt door de Nederlandse Vereniging van Journalisten, Bits of Freedom, the European Federation of Journalists en de Association of the Internet Industry, een nietigheidsactie bij het Gerecht van het Hof van Justitie van de Europese Unie, met de volgende argumentatie:
De Raad is niet bevoegd de sancties vast te stellen op basis van haar Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB). De Raad is hier in essentie mediabeleid aan het voeren en moet daarvoor de gewone, democratische wetgevingsprocedure volgen waarbij ook het Europese Parlement betrokken wordt.
De richtlijn en verordening in kwestie (waarin de sancties zijn neergelegd) vormen een ontoelaatbare inbreuk op de vrijheid van meningsuiting en het recht op informatie. Het verbod is ongelimiteerd in tijd en omvat elke soort content van de verboden mediakanalen, ongeacht voor welk doel, in welke context en door wie gepubliceerd. Niet al deze content is bovendien per definitie onrechtmatig. Ook zijn de maatregelen en de effectiviteit van de doelen die de blokkade moet bereiken onvoldoende gemotiveerd. Deze inperking op EU grondrechten is dan ook niet voorzien bij wet, niet proportioneel en niet noodzakelijk.
De Raad heeft het recht op behoorlijk bestuur geschonden, waaronder de motiverings- en documentatieplicht. De Raad heeft nagelaten uit te leggen waarom de maatregelen noodzakelijk en proportioneel zijn en op welke wijze ze in overeenstemming zijn met de fundamentele rechten. De Raad heeft ook nagelaten transparant te zijn over het besluitvormingsproces en de documenten die tot de maatregelen hebben geleid openbaar te maken. Dat de Raad onder tijdsdruk stond, omdat de EU onmiddellijk op de Russische agressie wilde reageren, kan haar niet excuseren van deze plichten. Dat is nou eenmaal hoe een rechtstaat werkt, en bovendien zijn de maatregelen sinds de invoering alleen maar verder uitgebreid, in plaats van zorgvuldig gemotiveerd en onderbouwd.
De Raad, gesteund door de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, de Europese Commissie en de lidstaten Estland, Letland en Litouwen, zet vooral in op het punt dat de coalitie niet ontvankelijk zou zijn omdat zij niet aan het vereiste van ‘rechtstreekse geraaktheid’ voldoen. Verder stelt de Raad dat het verbod helemaal niet zo breed geïnterpreteerd moet worden en verwijst zij vooral naar een eerdere uitspraak van de Europese rechter, die werd gevoerd door een van de Russische media instellingen geraakt door de maatregelen in kwestie. In deze zaak, waar de feiten en inzet wezenlijk anders waren, werd de nietigheid van de maatregelen afgewezen.
Bijna drie jaar later doet het Gerecht van het HvJEU uitspraak in deze zaak en wijst de nietigheidsactie van de ISP’s af. De Raad had volgens het Gerecht de bevoegdheid om de restrictieve maatregelen, waaronder een verbod op doorgifte van door de Russische staat gecontroleerde media, vast te stellen. Volgens het Gerecht zijn de maatregelen noodzakelijk en proportioneel om desinformatie en destabilisatie na de Russische invasie in Oekraïne te bestrijden en heeft de Raad de maatregelen voldoende gemotiveerd.
De coalitie is teleurgesteld dat het Gerecht de Russische agressie als rechtvaardiging ziet voor een vergaande en disproportionele beperking van de fundamentele rechten die in de EU gelden, en vindt dat veel van haar argumenten onvoldoende zijn meegewogen.
Joran Spauwen , Lotte Oranje, Jens van den Brink en Else Groen stonden de ISP coalitie bij in deze procedure. Volgens hen is de uitspraak van het Gerecht “teleurstellend, met name in een tijd waarin democratische waarden wereldwijd onder druk staan”.
De coalitie beraadt zich nog op een mogelijk hoger beroep bij het HvJEU.