Menu

Filter op
content
PONT Data&Privacy

0

Facebook en Google bepalen steeds vaker de spelregels in de digitale publieke ruimte

Met een themareeks over de splinternieuwe vaste Kamercommissie voor Digitale Zaken diept Data&Privacyweb de terreinen waar de Kamercommissie op actief is, verder uit. Verschillende experts delen hun visie over kwesties op het gebied van digitalisering. Het tweede thema waar de commissie zich op zal concentreren is ‘Digitaal burgerschap en democratie’. In dit opiniestuk laten wij dr. Tom Dobber, mr. Paddy Leerssen en prof. dr. Natali Helberger van de Universiteit van Amsterdam aan het woord over de geconcentreerde macht van online platforms in de digitale openbare ruimte en waarom dat vanuit democratisch oogpunt zorgwekkend is.

13 september 2021

Hoewel het stof nog niet is neergedaald is de verkiezingscampagne ruimschoots voorbij. Veel politieke partijen gebruikten de grote online platformen Facebook en Google. Niet dat ze veel keuze hadden: door covid-19 konden partijen immers lastig de zeepkist op. Het geld dat partijen niet aan rozen, flyers en campagnebussen uitgaven, belandde in de zakken van de online platformen.

Gelukkig lijken de verkiezingen zonder grote incidenten te zijn verlopen. Dat was verre van vanzelfsprekend. In oktober uitte de Kamer nog haar zorgen over buitenlandse inmenging, en riep op tot transparantie in de online campagne. Daarop tekenden politieke partijen en de (grote) online platforms (Facebook, Google, Snapchat, Tiktok) samen een gedragscode over online politieke advertenties.

Maar wat valt op? Het allereerste waar politieke partijen zich in de gedragscode aan committeren is: “zich strikt te houden aan het advertentiebeleid en de advertentiemechanismen van online platforms (…)”. De politieke partijen laten de online platformen bepalen wat acceptabele vormen van politieke reclame zijn. Bij gebrek aan regulering zijn het de richtlijnen van de platformen die bepalen hoe politieke partijen online met hun kiezers communiceren.

Ook de Europese Unie besteedt overheidstaken steeds vaker uit aan machtige platforms. In de Digital Services Act (DSA) die de Europese Commissie onlangs presenteerde, laten onze wetgevers het aan de platformen om te bepalen wanneer politieke advertenties een ‘systemisch risico’ voor verkiezingen en het publieke debat vormen. Bovendien bepalen die zeer grote platformen vervolgens zelf hoe ze met die risico’s omgaan. Hoewel de Europese Commissie suggesties mag doen ligt het initiatief bij de platformen, die bepalen wat zij wel en niet toestaan.

Facebook en Google nestelen zich steeds verder in de machtsstructuren van onze samenleving. Steeds vaker bepalen zij de regels en hebben ‘wetgevers’ zich er maar aan te houden. Door dit toe te staan en zelfs te bevorderen bevestigen de wetgevers dat de platformen de nieuwe makers én handhavers van onze online publieke sfeer zijn. Dat lijkt ons de omgekeerde wereld.

Natuurlijk, we hebben het over een complex ecosysteem van commerciële belangen en platformen die in eerste instantie geen democratische verantwoordelijkheid dragen. Gezien de technologische complexiteit is kennisuitwisseling en afstemming met de platformen ook nodig. Maar de realiteit is dat deze Amerikaanse bedrijven onze digitale publieke sfeer vormen, onze politieke processen faciliteren, en in toenemende mate de regels bepalen.

Dat gebruikers van Facebook en Google bijdragen aan maatschappelijke problemen door op grote schaal schadelijke content als misinformatie en haatzaaiende taal te delen weet iedereen, daarom cureren de platformen hun diensten ook uitvoerig. Maar het is tijd dat we beleid maken dat erkent dat Facebook en Google zelf ook politieke spelers zijn. En dat die platformen door hun invloed op beleid zelf een maatschappelijk probleem kunnen vormen als we ons niet kritischer opstellen. Op dit moment staan we steeds vaker toe dat Facebook en Google de spelregels van de digitale democratie dicteren. Dat is onacceptabel.

Zo zijn politieke partijen steeds afhankelijker van de platformen om hun boodschap te verspreiden. Net als de pers, die de platformen nodig heeft om hun lezers te bereiken. Een kleine wijziging aan het algoritme en lokale media verliezen hun omzet. Een recente verandering van het Facebook-algoritme zorgde er al voor dat de gratis posts van politieke partijen vrijwel niet meer bij gebruikers terechtkwamen. Daardoor móéten de politieke partijen nu wel advertenties kopen om de kiezer te bereiken.

Dit betekent niet dat de platformen bewust hun macht misbruiken, of dat ze alleen maar negatief bijdragen aan de democratie. Maar het bestaan van zoveel geconcentreerde economische en politieke macht is vanuit democratisch oogpunt zorgwekkend.

Onze overheid zou juist een tegenmacht voor platforms moeten zijn, niet hun zoveelste cliënt. Dit vereist dat de politiek zijn eigen beleidsregels durft op te stellen, ook op controversiële onderwerpen zoals verkiezingscampagnes, in plaats van Facebook en Google de dienst te laten uitmaken. Op de lange termijn betekent tegenmacht ook het cultiveren van alternatieven, voordat onze digitale publieke sfeer volledig in het bezit komt van winstjagende wereldmonopolies. De wetenschap, journalistiek en het maatschappelijk middenveld, ondersteund door de overheid, spelen hierbij een belangrijke rol.

De Kamer waarschuwde voor buitenlandse inmenging. Dat bleek terecht. Het gevaar kwam dit keer alleen niet uit Moskou, maar uit Silicon Valley.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.