Veel organisaties handelen inzageverzoeken van consumenten niet goed af. Dat blijkt uit onderzoek van de Consumentenbond. Volgens de wet moeten bedrijven binnen een maand laten weten welke gegevens ze van iemand verzameld hebben. Maar een kwart haalt die deadline niet of levert verkeerde gegevens.
Onderzoekers van de Consumentenbond vroegen aan 100 organisaties welke persoonsgegevens ze over hen verzameld hadden. Hiervoor werden uiteenlopende instellingen bevraagd, zoals overheden, dienstverleners, goede doelen en webwinkels. Hiervan lukte het 26 organisaties niet om de gevraagde gegevens binnen de wettelijke termijn goed aan te leveren.
Vier bedrijven stuurden wel een ontvangstbevestiging, maar reageerden verder niet. En 6 organisaties gaven alleen een algemeen antwoord over welke gegevens ze verzamelen. Bij bedrijven die wel reageerden, ontbraken er soms belangrijke gegevens. En de websites van AliExpress, Ikea, TikTok en Tuya geven een foutmelding tijdens het invullen van het formulier of het downloaden van de gegevens.
Zeventien organisaties, waaronder de Belastingdienst, Blokker en T-Mobile, leverden de informatie te laat aan. De Belastingdienst had zelfs 54 dagen nodig om het verzoek te behandelen. Die stuurde toen alsnog slechts een deel van de gevraagde gegevens, onder begeleiding van een halve beschuldiging: ‘Ik ben van mening dat uw verzoek om inzage zeer algemeen is geformuleerd’.
T-Mobile ging zelfs op 2 verschillende manieren in de fout. De ene keer leverde het de gegevens te laat aan en de andere keer gaf het alleen een beschrijving van het type gegevens. In een reactie trekken de meeste bedrijven wel het boetekleed aan en beloven ze beterschap.
Sandra Molenaar, directeur Consumentenbond, is hard in haar oordeel over de bedrijven: ‘Het onderzoek laat zien dat veel organisaties bijna 5 jaar na invoering van de AVG nog altijd niet in staat zijn te voldoen aan hun wettelijke verplichtingen. Zelfs onze eigen overheid lukt het niet. Dat kan echt niet en we zullen dit dan ook bij de Autoriteit Persoonsgegevens en op Europees niveau aankaarten.’