Het Openbaar Ministerie (OM) wil een beroep doen op burgers met specialistische digitale kennis om cybercrimezaken op te lossen. Hoever het OM daarbij mag gaan, is juridisch gezien een grijs gebied. Daarom stuurt het OM aan op een proefproces, waarbij de rechter zich over dit vraagstuk buigt.
Cybercriminaliteit neemt al jaren een vlucht, zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het aantal aangiftes bij de politie. Steeds meer Nederlanders zijn het slachtoffer van helpdeskfraude, phishing, WhatsApp-fraude, identiteitsfraude en andere vormen van online oplichting.
De impact van digitale criminaliteit is groter dan bij traditionele misdaad. Slachtoffers worden namelijk niet alleen in hun portemonnee geraakt, maar verliezen ook het vertrouwen in financiële instanties en de medemens. Het bestrijden internetoplichters heeft voor het Openbaar Ministerie dan ook een hoge prioriteit.
Om de strijd met cybercriminelen aan te binden is specialistische kennis over het digitale domein onmisbaar. Michael Berndsen, een advocaat met een specialisatie in cybercrime, vertelt aan de NOS dat de kennis van dit vakgebied aanwezig is bij de politie, maar dat de capaciteit onvoldoende is. “Het oplossen is intensief, je kan ze vaak pas pakken als ze een fout maken”, aldus Berndsen.
Om iets aan het capaciteitsprobleem te doen, heeft het Openbaar Ministerie een creatieve oplossing bedacht. Door burgers die niet voor de politie werken in te schakelen, wil het OM meer cybercrimezaken oplossen. Daarmee zijn in het verleden goede resultaten geboekt. Zo organiseerde de politie samen met Europol in oktober een hackathon om mogelijke mensenhandelaren te ontmaskeren. Een jaar eerder werkten de politie en burgers ook al samen om onopgeloste cybercrimezaken op te lossen.
Hoever mag het Openbaar Ministerie hierin gaan? Dat is volgens Sven Brinkhoff, hoogleraar strafrecht aan de Universiteit van Amsterdam, een relevante vraag. “Het is heel moeilijk om nu te bepalen waar de grenzen liggen. Mag je bijvoorbeeld al het opsporingsonderzoek uitbesteden aan een burger, of mag ik hem of haar een deel van het dossier laten zien, zoals nu gebeurt in dit voorbeeld?”, zo vertelt hij aan de NOS.
Om meer helderheid te krijgen over wat precies wel en niet mag, stuurt het Openbaar Ministerie aan op een proefproces. Door onderzoeksinformatie te delen met burgers met kennis over het digitale domein, hopen de politie en het OM verdachten in beeld te krijgen en te vervolgen. “In deze vorm zijn cyberzaken nog niet opgelost. Een rechter moet zich hierover uitspreken, omdat het redelijk onontgonnen terrein is”, vertelt Van den Eshof.
Brinkhoff is het volledig eens met de officier van justitie. Tegelijkertijd erkent de hoogleraar dat het moeilijk is om burgers te controleren. “Hoe houd je de burger in bedwang, dat ‘ie niet te ver gaat in de manier van informatieverzameling? En wat doet een strafrechter als blijkt dat informatie niet volgens de privacyregels is verkregen?”
Van den Eshof zegt dat het onmogelijk is om volledig uit te sluiten dat burgers met opsporingsinformatie aan de haal gaan. “Maar we zitten er bovenop, en als ze de regels niet volgen dan kunnen ze strafrechtelijk worden vervolgd”, zo zegt hij.