Psychologen en psychiaters moeten HONOS-lijsten aanleveren aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De actiegroep Vertrouwen in de GGZ spande een kort geding aan om dit tegen te gaan, omdat de privacy van cliënten en het medisch beroepsgeheim in het geding zouden zijn. Daar ging de rechter niet in mee. Dat blijkt uit het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, dat donderdag is gepubliceerd.
De geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg in Nederland kennen lange wachtlijsten, in het bijzonder voor patiënten met een complexe zorgvraag. Om daar iets aan te doen bedacht de NZa in 2022 een nieuwe bekostigingsstructuur: het zorgprestatiemodel. De bekostiging van de zorg wordt in dit model gebaseerd op de daadwerkelijke inzet van zorgverleners. Verder gaat het model uit van de zorgvraag van patiënten.
Om dit laatste aspect in kaart te brengen, bedacht de NZa het concept ‘zorgvraagtypering’. Hiermee wil de Zorgautoriteit een verband leggen tussen de zorgvraag van de patiënt en de inzet van zorgverleners die daarvoor nodig is. Om de zorgvraagtypering te berekenen heeft de NZa data van behandelaars nodig. Sinds 1 juli 2022 zijn psychologen en psychiaters daarom verplicht om HONOS-lijsten aan te leveren aan de NZa.
HONOS is een onderzoeksinstrument dat behandelaars gebruiken om de psychische gezondheid en het functioneren van mensen met psychische klachten te onderzoeken. Aan de hand van deze vragen maken psychologen en psychiaters een inschatting welke zorg een patiënt nodig heeft, en hoe het met hem of haar gaat tijdens de behandeling.
Met de HONOS-lijsten verzamelen behandelaars zeer privacygevoelige en vertrouwelijke informatie van hun patiënten over bijvoorbeeld medicijngebruik, gok- of alcoholverslaving, zelfmoordgedachtes en zelfverminking. Behandelaars vinden het onacceptabel dat ze dergelijke gegevens moeten uitwisselen met de NZa. Om te beginnen is de privacy van cliënten in het geding: zij hebben geen toestemming gegeven aan hun behandelaar om persoonlijke en medische gegevens te delen met de NZa. Daarnaast vindt men dat het verplicht delen van patiëntgegevens indruist tegen het medisch beroepsgeheim.
Om dit tegen te gaan spande actiegroep Vertrouwen in de GGZ een bodemprocedure aan tegen de Nederlandse Zorgautoriteit. In afwachting van een uitspraak in deze zaak, spande de actiegroep een kort geding aan om een stokje te steken voor de verplichte aanlevering van HONOS-lijsten. Zorgaanbieders hadden tot 31 augustus de tijd om deze gegevens, over de periode 1 juli 2022 tot 1 juli 2023, door te geven aan de NZa.
De rechtbank Midden-Nederland gaat daar niet in mee, zo blijkt uit het vonnis dat donderdag openbaar is gemaakt. De rechter stelt dat ‘op de persoon betrekking hebbende gegevens’ als naam, adres, woonplaats en burgerservicenummer geen onderdeel uitmaken van de gegevensaanlevering aan de NZa. “Er is dus hoogstens sprake van indirect identificerende gegevens”, aldus de rechtbank.
Verder oordeelt de rechter dat het medisch beroepsgeheim niet in het geding is als behandelaars HONOS-lijsten aanleveren aan de NZa. “Het medisch beroepsgeheim houdt kortgezegd in dat het een hulpverlener niet is toegestaan om tegen anderen iets te zeggen over patiënten. Het medisch beroepsgeheim is evenwel niet absoluut. Indien wet- of regelgeving daartoe verplichten móet de hulpverlener gegevens verstrekken en is hij niet gebonden aan zijn beroepsgeheim”, zo staat er in het vonnis.
Kortom, zorgaanbieders moeten gegevens om de zorgvraagtypering in kaart te brengen aanleveren aan de Nederlandse Zorgautoriteit.
Vertrouwen in de GGZ is niet blij met de uitspraak van de rechtbank. “Vandaag werd bekend dat er geen tijdelijke stopzetting zal komen. Dat is teleurstellend, omdat behandelaren voorlopig door zullen moeten gaan met het aanleveren van vragenlijsten over de problematiek van GGZ-cliënten”, zo schrijft de actiegroep in een reactie op de uitspraak.
De protestgroep is niet bang dat het vonnis van het kort geding gevolgen heeft voor de uitkomst van de bodemprocedure. “We zien de behandeling van de kernbezwaren in onze rechtszaak dan ook vol vertrouwen tegemoet. In die procedure is immers ruimte voor een uitgebreide behandeling van onze dagvaarding die deze zomer bij de civiele rechter is ingediend.” De actiegroep verwacht dat de bodemprocedure over een half wordt behandeld en dat de uitspraak binnen zes maanden volgt.
De NZa reageert opgewekt op het vonnis. “De uitspraak van de rechtbank maakt dat we met zorgaanbieders, zorgverzekeraars en zorgprofessionals verder kunnen werken aan een toegankelijke GGZ waar mensen op tijd de zorg krijgen die ze nodig hebben.” De Zorgautoriteit belooft zorgvuldig om te springen met de aangeleverde gegevens.