We leven in een tijd waarin data als het nieuwe goud wordt gezien. Iedere organisatie verzamelt, meet, modelleert en bewaart — alsof méér data vanzelf leidt tot méér kennis. Maar data is geen doel. Het is slechts de grondstof voor begrip. Pas wanneer we van data de creator kennen en het kunnen ordenen, duiden en plaatsen in context, ontstaat echte informatie. En wanneer die informatie voor de gebruiker betekenis krijgt, ontstaat intelligence — inzicht waarop je kunt handelen.

Stel: op radar verschijnen vijf onbekende schepen voor de kust. Dat is data: vijf stippen op een scherm. Wanneer blijkt dat het marineschepen zijn die zich in formatie bewegen, wordt het informatie. Vervolgens wordt deze informatie geanalyseerd in samenhang met eerdere rapporten en communicaties: het blijkt te gaan om een vooraf aangekondigde oefening. En dán pas ontstaat intelligence: geen dreiging, maar routine.
Op basis daarvan volgt de beslissing: geen alarm, wel observatie. Dat is de OODA-loop in actie: Observe – Orient – Decide – Act. Een voortdurend draaiende cyclus van waarnemen, begrijpen, beslissen en handelen. Elke fase voedt de volgende — en de uitkomst wordt weer nieuwe data.
In de wereld van defensie en veiligheid spreken we van de intelligence cycle: collection – processing – analysis – dissemination. Data wordt verzameld, geordend, geïnterpreteerd en gedeeld. Het is een continu proces waarin rauwe observaties worden omgevormd tot bruikbare inzichten. Het doel is niet om meer data te hebben, maar om sneller en beter te begrijpen wat die data betekent — en wat ermee gedaan moet worden. En te weten dat die data origineel en betrouwbaar is.
De Amerikaanse gevechtspiloot John Boyd ontwikkelde zijn OODA-loop tijdens de Koreaanse oorlog. In luchtgevechten gold: wie sneller zijn observatie-, oriëntatie- en besluitcyclus doorliep dan de tegenstander, won het gevecht. Boyd’s model werd later breder toegepast — van militaire strategie tot bedrijfsvoering. Het draait om situational awareness: weten wat er gebeurt, begrijpen waarom en adequaat reageren.
De intelligence-cyclus voedt die OODA-loop. Zonder intelligence geen oriëntatie, zonder oriëntatie geen beslissing. De twee cirkels draaien naast elkaar, elkaar versterkend in een continue beweging van waarnemen en handelen.
Waar Boyd zich richtte op snelheid en adaptatie, legde W. Edwards Deming met zijn Plan – Do – Check – Act nadruk op verbetering en leren. Beide modellen zijn spiegels van elkaar. De ene versnelt de reactie, de andere verdiept het inzicht. Samen maken ze duidelijk dat intelligence geen eindpunt is, maar een middel tot voortdurende aanpassing en groei.
In onze tijd speelt kunstmatige intelligentie (AI) een nieuwe rol in deze dynamiek. AI helpt om enorme hoeveelheden data te verwerken, patronen te herkennen en verbanden te ontdekken die mensen zouden missen. Maar AI creëert geen intelligence — dat doet de mens. AI kan analyseren, maar niet interpreteren; het kan voorspellen, maar niet begrijpen. De echte waarde ontstaat pas wanneer menselijke ervaring en technologische kracht elkaar aanvullen. Intelligence blijft uiteindelijk een menselijke vaardigheid: het vermogen om betekenis te geven aan wat we zien. En vervolgens te handelen op wat we begrijpen en (gevoelsmatig) vertrouwen.
De check-act-fase van Deming wordt in de wereld van AI steeds belangrijker. AI-resultaten zijn grotendeels statistische schattingen — berekende waarschijnlijkheden, geen waarheden. Daarom is feedback cruciaal: het voortdurend toetsen, corrigeren en verbeteren van modellen. Wat AI leert, hangt volledig af van de kwaliteit van haar data en de terugkoppeling. En daar komt ‘data-trust’ om de hoek kijken: de zekerheid dat brondata betrouwbaar, traceerbaar en integer is en was. Zonder die betrouwbaarheid ontstaat schijnintelligentie — mooie grafieken zonder betekenis. Denk aan de stikstof-affaire. Met betrouwbare data sluit de kring zich: de uitkomst van intelligence voedt de volgende observatie, de check voedt de volgende act en leren wordt een continu proces van verbeteren en begrijpen.
Zoals Jozua van der Deijl van Digicorp Labs onlangs in het artikel ‘The Digital War: The real gold rush and the forgotten truth of ownership’ zo mooi stelde:
‘Data vertrouwen is de morele kern van het digitale tijdperk.’
De echte digitale held vertrouwt immers niemand anders dan de originele creator van de data. Alles wat er daarna met die data gebeurde en gebeurt, is bijna niet meer te controleren. Het verschil tussen truth & fake.
In deze voortdurende cirkel vormen data en intelligence samen de yin en yang van inzicht. Data is het objectieve, het meetbare; intelligence is het subjectieve, het duidende. De één kan niet zonder de ander. Te veel data zonder duiding leidt tot blindheid, te veel interpretatie zonder feiten tot illusie. In hun balans ligt wijsheid — de gesloten cirkel waarin waarnemen, begrijpen en handelen in harmonie draaien.
En daarmee komen we bij de kern: data is noodzakelijk, maar nooit het doel. De waarde ontstaat pas wanneer vertrouwde data wordt vertaald naar betekenis. En betekenis naar actie. De echte kracht zit niet in wat we meten, maar in wat we vertrouwen, begrijpen — en doen.
