De Nationaal Rapporteur Mensenhandel Herman Bolhaar meldt dat door de privacywet de slachtoffers van mensenhandel niet in beeld komen. Dit kan makkelijk tot het misverstand leiden dat hulpverleners vermoedens van mensenhandel niet door mogen geven aan de bevoegde instanties. Maar hulpverleners zijn altijd bevoegd om een melding van mensenhandel te doen. Ook zonder toestemming van de betrokkene.
Aanleiding voor de opmerking van de heer Bolhaar is de recent verschenen ‘Slachtoffermonitor mensenhandel 2014-2018’. Herman Bolhaar is de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen. Onder zijn verantwoordelijkheid is de monitor verschenen.(1) ‘Het aantal geregistreerde slachtoffers van mensenhandel is de afgelopen jaren bijna gehalveerd. De daling wordt veroorzaakt doordat niet-opsporingsinstanties, zoals hulpverleningsinstanties, veel minder melden. In de periode 2014-2017 deden deze melders jaarlijks gemiddeld 550 meldingen, in 2018 waren dit er nog slechts 150. Deze instanties melden minder omdat zij vanwege privacywetgeving niet zonder expliciete toestemming van het slachtoffer gegevens mogen delen voor registratie.’
De monitor spreekt hier over het verzamelen van gegevens voor statistiek en beleidsdoeleinden, niet over het melden aan instanties om mensenhandel in een bepaald geval aan te pakken. De krantenkoppen zorgen voor extra verwarring: ‘Jonge slachtoffers mensenhandel volledig uit beeld door privacywet: ‘dramatisch’ en ‘onacceptabel’.’ Deze kop suggereert dat privacy de aanpak van mensenhandel in de weg staat, dat een verstrekking van persoonsgegevens zonder toestemming niet mogelijk is.(2)
Met de invoering van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) in mei 2018, is er voor de hulpverlening weinig gewijzigd. De juridische normen en de interpretatie daarvan is nagenoeg gelijk gebleven. Wat wel gewijzigd is, is de onzekerheid rond het onderwerp privacy en de misverstanden. Die zijn toegenomen.(3)
In mijn blog van vorige maand ‘Toestemming: een groot misverstand’ zijn vijf situaties opgesomd waarbij gegevens verwerkt mogen worden zonder toestemming;
Twee van die situaties zijn hier van toepassing:
als de verantwoordelijke verplicht of bevoegd is persoonsgegevens te verstrekken op grond van een wet;
bij conflict van plichten, waarbij de geheimhoudingsplicht botst met het recht om gegevens te verstrekken vanwege zwaarwegende belangen van de cliënt of een ander.
In diverse wetten is de mogelijkheid beschreven om gegevens te verstrekken. In een aantal gevallen moet verstrekt worden, dat is de ‘mededelingsplicht’. In veel situaties mag verstrekt worden.
Als gegevens verstrekt moeten worden dan is in de wet precies omschreven wie voor welke doeleinden welke informatie aan wie moet verstrekken. Die verplichting is te herkennen aan in de wet gebruikte werkwoorden als ‘verstrekt’, ‘levert’ en ‘geeft’. Dat betekent dat in die gevallen, die in de wet genoemd worden, verstrekt moet worden. Zo is een groot aantal instanties verplicht om in het kader van de Participatiewet gegevens te verstrekken als dat door de gemeente gevraagd wordt.(4) Zo heeft een ambtenaar bijvoorbeeld een mededelingsplicht bij een gegrond vermoeden van misbruik van een sociale voorziening.(5) Ook voor het CIZ geldt een dergelijke mededelingsplicht op grond van de Wmo 2015.(6)
Voor hulpverleners is een mededelingsplicht zeldzaam. We vinden deze meestal in de ‘verplichte’ relaties; bij de Jeugdwet in geval van ondertoezichtstelling en een soortgelijke verplichting is te vinden in de Reclasseringsregeling.(7)
Daarnaast zijn er veel situaties waar geen verplichting, maar een bevoegdheid bestaat om persoonsgegevens te verstrekken: een meldrecht.
Verstrekken op grond van een wettelijke bevoegdheid is complex, omdat men bij deze bevoegdheid om een schrijnende situatie te melden in elk individueel geval een beslissing moet nemen.
De melder, de verstrekker van persoonsgegevens, maakt zelf de afweging of de informatie waarover hij beschikt, verstrekt wordt. Dit is in de wet terug te vinden als een ‘kan-bepaling’, zoals bij de bevoegdheid om te melden aan de Verwijsindex risicojongeren of om een melding te doen bij Veilig Thuis. De beroepsbeoefenaar maakt daarbij een afweging en houdt een eigen verantwoordelijkheid. In het uiterste geval kan hij daar persoonlijk op worden aangesproken op grond van tuchtrechtelijke bepalingen van de beroepsgroep. Voorbeelden van de bevoegdheid om te melden zijn ondermeer te vinden in de Wmo 2015 en de Jeugdwet.(8)
Voor elke professional bestaat daarnaast altijd de mogelijkheid om bij een ‘conflict van plichten’ de geheimhoudingsplicht te doorbreken. ‘Conflict van plichten’ betekent dat er ondanks de geheimhoudingsplicht toch een dringende reden kan zijn om informatie te verstrekken. De plicht om te zwijgen botst met het recht om te spreken vanwege zwaarwegende belangen van de cliënt of een ander. De beslissing om de geheimhoudingsplicht te doorbreken kan alleen in een concreet geval gemaakt worden. Vaak is in die situaties sprake van een dilemma en een ongelijke machtsverhouding; een kind moet beschermd worden tegen een ouder, een hulpbehoevende tegen een hulpverlener met verkeerde motieven enzovoorts.
Er moet een belangenafweging plaatsvinden waarbij de volgende aspecten een rol spelen:
Is er echt geen toestemming te verkrijgen;
Welk zwaarwegend belang speelt hier een rol dat maakt dat de hulpverlener in gewetensnood verkeerd;
Kan het probleem ook opgelost worden zonder de geheimhoudingsplicht te doorbreken (subsidiariteit);
Duidelijk moet zijn dat het niet-doorbreken van het geheim voor een ander ernstige schade op levert én dat het vrijwel zeker is dat die schade kan worden voorkomen of beperkt door de zwijgplicht te doorbreken.
Een gedetailleerde belangenafweging die in elk individueel geval gemaakt moet worden, helpt dan om tot een juist oordeel te komen.(9)
Bij serieuze signalen en meldingen van mensenhandel kan door hulpverleners dus gebruik gemaakt worden van de bevoegdheid om te melden, bijvoorbeeld bij Veilig Thuis, of een andere instantie, ondanks de verwarrende aankondigingen in de media.
Tot slot doet zich nog de vraag voor wat de rechtmatige grondslag is bij dergelijke verstrekkingen. Dit vergt nader onderzoek en een afzonderlijke bespreking. Het hangt ondermeer af van de hoedanigheid van degene die gegevens verstrekt.
Voor hulpverleners en ambtenaren met een bevoegdheid om te melden vormt de wet die die bevoegdheid toekent, de rechtmatige grondslag. Daarnaast kan soms ‘vitaal belang’ houvast bieden of een ‘conflict van plichten’.
(1) https://www.nationaalrapporteur.nl/actueel/2019/effectieve-aanpak-mensenhandel-staat-op-losse-schroeven.aspx
(2) Volkskrant van 18 oktober
(3) Zie de teksten over 'Toestemming' en de 'Verwerker'
(4) Art. 63 en 64 Participatiewet
(5) Art. 66 Participatiewet
(6) Art. 5.2.5. lid 3 Wmo 2015
(7) Art. 7.3.11 lid 4 Jeugdwet en art. 12 Reclasseringsregeling
(8) 5.2.6. Wmo 2015 en 7.1.4.1 Jeugdwet
(9) Zie Privacy in het sociaal domein, Corrie Ebbers e.a., p. 41 en Bijlage 2
Samen met Paulien Bunt, Sophie Vastenhout en Micha Venderbos schreef Corrie Ebbers het boek Privacy in het sociaal domein. Bekijk ook de eerdere blogs van Corrie Ebbers over privacy in het sociaal domein.
Dit artikel is ook te vinden in het dossier Privacy in het sociaal domein