De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft kennisgenomen van het officiële Omnibusvoorstel van de Europese Commissie. De Commissie zegt hiermee verschillende wetten, waaronder de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de AI-verordening, te willen aanpassen om digitale regelgeving te vereenvoudigen. Dat streven is te begrijpen, zolang het de rechten van mensen niet aantast.

Het voorstel bevat wijzigingen die doorwerken in de manier waarop privacy en persoonlijke informatie worden beschermd. Wat op papier soms als een beperkte aanpassing oogt, kan in de praktijk impact hebben op iets heel fundamenteels: het recht van mensen om zelf te bepalen wat er met hun privégegevens gebeurt.
Voordat zulke ingrijpende wijzigingen worden doorgevoerd, moet helder zijn wat de gevolgen zijn voor burgers, bedrijven en toezichthouders. Die gevolgen heeft de Commissie niet onderzocht. Wetten die zo belangrijk zijn voor de bescherming van mensen, moeten niet overhaast worden aangepast. Zorgvuldigheid dient voorop te staan.
De rechtszekerheid moet behouden blijven. Europese regels werken omdat lidstaten dezelfde spelregels volgen. Zodat mensen en bedrijven van tevoren weten waar zij aan toe zijn. Wanneer definities of begrippen worden aangepast – bijvoorbeeld wat wel of geen persoonsgegeven is – of bepaalde regels worden veranderd, is het belangrijk dat de regels voor iedereen in de EU duidelijk en uitvoerbaar blijven.
Nieuwe toepassingen met data en kunstmatige intelligentie (AI) zijn mogelijk, zolang mensen zelf de regie houden over hun gegevens en de toepassingen veilig zijn. Innovatie en rechtsbescherming kunnen samengaan. Nieuwe toepassingen met data en AI bieden kansen, maar alleen als zij vanaf het begin zijn ontworpen met oog voor privacy en autonomie van mensen. Eventuele voorstellen om ruimere mogelijkheden te creëren voor bijvoorbeeld het trainen van AI-systemen, vragen daarom om duidelijke waarborgen.
De AP gaat het volledige Commissievoorstel verder bestuderen. Zodra die analyse klaar is, deelt de AP die met het publiek en met de relevante ministeries en de Europese collega-toezichthouders.
