De bevindingen van de Autoriteit Persoonsgegevens over de Fraude Signalering Voorziening (FSV) zijn “hard en onmiskenbaar”. Ze laten zien dat er grondige en diepgaande veranderingen nodig zijn bij de Belastingdienst. De fiscus gaat daarom niet in hoger beroep tegen de boete.
Dat schrijft staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst Marnix van Rij in een brief aan de Tweede Kamer.
Deze overtredingen beging de fiscus met de FSV
Tussen 4 november 2013 en 27 februari 2020 verzamelde en verwerkte de Belastingdienst onrechtmatig persoonsgegevens in de FSV-systemen. Dat was de belangrijkste conclusie van de Autoriteit Persoonsgegevens, die de FSV binnenstebuiten keerde. Er was volgens de toezichthouder geen wettelijke grondslag voor deze gegevensverwerking, zoals de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) voorschrijft. Ook bevatte de FSV onjuiste en niet-geactualiseerde gegevens. Daardoor kregen mensen onterecht het stempel van fraudeur opgeplakt.
Verder was de beveiliging van de FSV niet orde, waardoor duizenden medewerkers van de Belastingdienst toegang hadden tot de gegevens in de systemen. Tot slot werden gegevens te lang bewaard en werd de functionaris gegevensbescherming (FG) van het ministerie van Financiën te laat betrokken bij de gegevensbeschermingseffectbeoordeling (GEB of DPIA) van het systeem.
De Autoriteit Persoonsgegevens deelde dinsdag daarom een boete van 3,7 miljoen euro uit aan de Belastingdienst. Het is de hoogste boete ooit die de toezichthouder tot op heden heeft uitgedeeld. En dat was niet voor niets.
Aleid Wolfsen, bestuursvoorzitter van de Autoriteit Persoonsgegevens, was snoeihard in zijn oordeel. “De Belastingdienst heeft met FSV de rechten van de 270.000 mensen die op die lijst stonden op ongekende wijze geschonden. Ruim 6 jaar lang. Mensen werden vaak onterecht als fraudeur bestempeld, met vreselijke gevolgen. Stond je in FSV, dan kregen sommigen geen betalingsregeling of kwam je niet in aanmerking voor schuldsanering. De Belastingdienst heeft met FSV levens overhoop gehaald”, aldus Wolfsen.
De Belastingdienst mocht in hoger beroep gaan tegen de uitspraak van de toezichthouder. Dat doet de fiscus niet, zo laat staatssecretaris Van Rij weten. In een brief aan de Tweede Kamer schrijft de bewindsman dat het oordeel van de Autoriteit Persoonsgegevens “hard en onmiskenbaar” is. Het laat volgens hem tegelijkertijd zien dat er “fundamentele verbeteringen” bij de Belastingdienst noodzakelijk zijn.
“Zoals mijn voorgangers en ik al vaker hebben aangegeven deel ik het oordeel van de AP dat FSV nooit op deze manier ingezet had mogen worden. De opgelegde boetes ervaar ik als een pijnlijke, maar begrijpelijke gevolgtrekking gezien de ernst van de bevindingen”, aldus de staatssecretaris. Om die reden verzet hij zich niet tegen de boete en zal deze betalen.
“Ik beschouw het handhavingsbesluit als bevestiging van de noodzaak om de gegevensverwerking in het signalenproces voor het toezicht anders in te richten, zodat wordt voldaan aan de wet- en regelgeving. De verwerking van persoonsgegevens bij het signalenproces moet passen binnen de wettelijke grondslagen.”
De staatsecretaris erkent dat risicoselectie niet altijd centraal heeft gestaan bij de FSV. Daardoor was het mogelijk dat burgers werden gediscrimineerd op basis van nationaliteit en donatiegedrag. Om dit op ore te brengen, is de Belastingdienst verschillende onderzoeken en verbetertrajecten gestart. Van Rij stuurt binnenkort een voortgangsrapportage daarvan naar de Tweede Kamer.
De FSV werd begin 2020 stilgelegd. In de tussentijd is een tijdelijke signalenvoorziening ontwikkeld. Hiervoor is een GEB opgesteld en aangeboden aan de functionaris gegevensbescherming van het ministerie van Financiën en Autoriteit Persoonsgegevens. Aan de hand van de reactie van de toezichthouder worden het proces en de GEB indien nodig aangepast.
Staatssecretaris Van Rij trekt het boetekleed aan. “FSV had nooit gebruikt mogen worden op de manier waarop dat gebeurd is.” Hij belooft dan ook beterschap. “Om af te sluiten, wil ik aangeven hoezeer ik het betreur dat de AP dit handhavingsbesluit heeft moeten nemen. Burgers hebben er recht op dat de overheid zorgvuldig met hun gegevens omgaat. De Belastingdienst zal er alles aan doen om overtreding van de privacywetgeving in de toekomst te voorkomen”, aldus Van Rij.