In het eerste artikel van dit drieluik is besproken dat een zogenaamde ‘niet medisch-inhoudelijke laatste wijziging van het medisch dossier’ niet tot gevolg kan hebben dat het dossier langer dan de standaardtermijn van 20 jaar mag of moet worden bewaard. Verlenging op grond van de regeling van artikel 7:454 lid 3 BW is enkel aan de orde wanneer daarvoor medisch-inhoudelijke redenen die de patiënt betreffen aanwezig zijn.
Artikel 7:455 lid 2 BW.
De wettelijke regeling inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomstBoek 7, titel 7, afdeling 5.
, doorgaans aangeduid met WGBOWet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst.
, bevat niet een algemene bepaling dat het dossier langer mag worden bewaard ten behoeve van de belangen van een ander dan de patiënt. Genoemd ‘bewaarartikel’ 7:454 lid 3 BW, noemt immers alleen het goed hulpverlenerschap als reden om het dossier langer te bewaren en dit begrip ziet gezien de aard en inhoud van de geneeskundige behandelingsovereenkomst op de relatie patiënt – hulpverlener.Dit volgt uit de samenhang van artikel 7:446 lid 1 BW en artikel 7:454 lid 1 BW. Zie ook hierna, paragraaf 1.
Kamerstukken II 1989/1990, 21561, nr. 3
Volgens de Gezondheidsraad die in 2004 een grondige analyse van de bewaartermijn en -regeling van de WGBO uitbracht, blijkt uit de formuleringen van de bepalingen inzake de dossier- en bewaarplicht dat deze betrekking hebben op degene van wie de gegevens, ten behoeve van diens eigen gezondheidsbelang zijn verkregen, op de patiënt zelf dus. Het goed hulpverlenerschap op grond van artikel 7:453 BW heeft uitsluitend op deze betrekking. ‘Een mogelijk gezondheidsbelang van verwanten heeft het karakter van een ‘derdenbelang’, dat in beginsel geen grond biedt voor langer bewaren’.Gezondheidsraad. Bewaartermijn patiëntengegevens. Den Haag: Gezondheidsraad, 2004; publicatie nr. 2004/08, p. 72
Bij de latere wetswijziging van 2006 waarbij de bewaartermijn van het dossier van 10 naar 15 jaar ging, nam de wetgever deze analyse als uitgangspunt.Kamerstukken II, 2004/2005, 30049, nr. 3, p. 3.
En ten aanzien van de latere verlenging van de bewaartermijn van 15 naar 20 jaar merkte de wetgever op dat deze uitsluitend bedoeld is om het belang van de patiënt zelf te dienen. Kortom, uit de wettelijke bewaarregeling en wetsgeschiedenis volgt dat het medisch dossier niet met het oog op de belangen van verwantenDe Gezondheidsraad geeft aan dat ook wanneer een dergelijke bewaarplicht wel zou gelden, het om de belangen van aanwijsbare verwanten zou moeten gaan en niet om het mogelijke belang van toekomstige familieleden. Ibidem, p. 73.
van de patiënt, bijvoorbeeld in verband met erfelijke ziektenDerde belangen zouden bijvoorbeeld ook niet ziekte gerelateerde erfelijkheids- of afstammingsvragen kunnen betreffen.
, langer dan de standaard termijn van 20 jaar mag worden bewaard. De KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens (hierna: de Richtlijn) is in overeenstemming met deze conclusie.KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens, KNMG, 2024, hoofdstuk 8.
Door in lid 3 van artikel 7: 454 BW toe te voegen dat medische gegevens bewaard moeten blijven zolang een ander dan de patiënt daarbij een zwaarwegend gezondheidsbelang heeft
van de Gezondheidsraad uit 2004 om dat wettelijk mogelijk te maken en de bewaar- en vernietigingsregeling op dat punt gelijk te trekkenGezondheidsraad, ibidem, p. 95.
, bij de volgende wijziging van de WGBO eindelijk serieus in overweging genomen te worden.Gezondheidsraad, ibidem, p. 74.
Artikel 7:455 lid 2 BW.
De wettelijke regeling inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomstBoek 7, titel 7, afdeling 5.
, doorgaans aangeduid met WGBOWet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst.
, bevat niet een algemene bepaling dat het dossier langer mag worden bewaard ten behoeve van de belangen van een ander dan de patiënt. Genoemd ‘bewaarartikel’ 7:454 lid 3 BW, noemt immers alleen het goed hulpverlenerschap als reden om het dossier langer te bewaren en dit begrip ziet gezien de aard en inhoud van de geneeskundige behandelingsovereenkomst op de relatie patiënt – hulpverlener.Dit volgt uit de samenhang van artikel 7:446 lid 1 BW en artikel 7:454 lid 1 BW. Zie ook hierna, paragraaf 1.
Kamerstukken II 1989/1990, 21561, nr. 3
Volgens de Gezondheidsraad die in 2004 een grondige analyse van de bewaartermijn en -regeling van de WGBO uitbracht, blijkt uit de formuleringen van de bepalingen inzake de dossier- en bewaarplicht dat deze betrekking hebben op degene van wie de gegevens, ten behoeve van diens eigen gezondheidsbelang zijn verkregen, op de patiënt zelf dus. Het goed hulpverlenerschap op grond van artikel 7:453 BW heeft uitsluitend op deze betrekking. ‘Een mogelijk gezondheidsbelang van verwanten heeft het karakter van een ‘derdenbelang’, dat in beginsel geen grond biedt voor langer bewaren’.Gezondheidsraad. Bewaartermijn patiëntengegevens. Den Haag: Gezondheidsraad, 2004; publicatie nr. 2004/08, p. 72
Bij de latere wetswijziging van 2006 waarbij de bewaartermijn van het dossier van 10 naar 15 jaar ging, nam de wetgever deze analyse als uitgangspunt.Kamerstukken II, 2004/2005, 30049, nr. 3, p. 3.
En ten aanzien van de latere verlenging van de bewaartermijn van 15 naar 20 jaar merkte de wetgever op dat deze uitsluitend bedoeld is om het belang van de patiënt zelf te dienen. Kortom, uit de wettelijke bewaarregeling en wetsgeschiedenis volgt dat het medisch dossier niet met het oog op de belangen van verwantenDe Gezondheidsraad geeft aan dat ook wanneer een dergelijke bewaarplicht wel zou gelden, het om de belangen van aanwijsbare verwanten zou moeten gaan en niet om het mogelijke belang van toekomstige familieleden. Ibidem, p. 73.
van de patiënt, bijvoorbeeld in verband met erfelijke ziektenDerde belangen zouden bijvoorbeeld ook niet ziekte gerelateerde erfelijkheids- of afstammingsvragen kunnen betreffen.
, langer dan de standaard termijn van 20 jaar mag worden bewaard. De KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens (hierna: de Richtlijn) is in overeenstemming met deze conclusie.KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens, KNMG, 2024, hoofdstuk 8.
Door in lid 3 van artikel 7: 454 BW toe te voegen dat medische gegevens bewaard moeten blijven zolang een ander dan de patiënt daarbij een zwaarwegend gezondheidsbelang heeft
van de Gezondheidsraad uit 2004 om dat wettelijk mogelijk te maken en de bewaar- en vernietigingsregeling op dat punt gelijk te trekkenGezondheidsraad, ibidem, p. 95.
, bij de volgende wijziging van de WGBO eindelijk serieus in overweging genomen te worden.Gezondheidsraad, ibidem, p. 74.
Er kan zelfs van het tegendeel sprake zijn.Uit mijn eigen praktijk als ziekenhuisjurist herinner ik mij het vernietigingsverzoek van een patiënt die de aanduiding ‘mentaal labiel’ uit het dossier verwijderd wilde zien. Zij gaf aan dat dit niet meer op haar v Er kan zelfs van het tegendeel sprake zijn.
Uit mijn eigen praktijk als ziekenhuisjurist herinner ik mij het vernietigingsverzoek van een patiënt die de aanduiding ‘mentaal labiel’ uit het dossier verwijderd wilde zien. Zij gaf aan dat dit niet meer op haar van toepassing was, maar dat deze aanduiding er wel voor zorgde dat de oorzaak van haar fysieke klachten ten onrechte op het psychische vlak werd gezocht. Hierdoor was er sprake geweest van een te late juiste diagnose.
Het volgt ook uit de inhoud en aard van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. De hulpverlener heeft zich op grond artikel 7:446 lid 1 BW verbonden tot het verrichten van ‘handelingen op het gebied van de geneeskunst, rechtstreeks betrekking hebbende op de patiënt’. De geneeskundige behandelingsovereenkomst is een species van de overeenkomst tot opdracht en dat betekent dat de hulpverlener zich aan de genoemde specifiek geformuleerde opdracht heeft te houden.Asser/Tjong Tjin Tai 7-IV 2022/83
Daaraan wordt mijns inziens niet voldaan wanneer het medisch dossier (langer) wordt bewaard ten behoeve van een ander doel dan geneeskundige handelingen die de patiënt betreffen, zoals wetenschappelijk onderzoek. En omdat langer bewaren voor de patiënt extra privacyrisico’s, hoe theoretisch wellicht ook, met zich meebrengt, zou de hulpverlener bij langer bewaren ook om die reden niet voldoen aan de norm van het goed hulpverlenerschap.Artikel 7:453 BW.
Uit de wettelijke bewaarregeling volgt dus evenmin dat het medisch dossier ten behoeve van wetenschappelijk langer dan de standaard termijn van 20 jaar mag worden bewaard. De Richtlijn doet over dit vraagstuk geen uitspraak. Uiteraard kan de patiënt wel om toestemming worden gevraagd om het medisch dossier ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek langer te mogen bewaren. En voor het geval dat het wetenschappelijk onderzoek daadwerkelijk gaat plaatsvinden, zal ook toestemming voor verstrekking van de medische gegevens aan de onderzoekers, dus voor doorbreking van het beroepsgeheim moeten worden gevraagd. Maar dit zal in de praktijk tegelijkertijd (kunnen) gebeuren. De vraag is vervolgens hoe lang deze gegevens met het oog op een eventueel wetenschappelijk onderzoek na het verstrijken van de standaard termijn mogen worden bewaard. Deze termijn dient in zijn algemeenheid op grond van de AVG beperkt te worden tot datgene wat gezien het mogelijke wetenschappelijk onderzoek noodzakelijk is.Artikel 5 lid 1 sub c AVG.
Probleem daarbij is echter dat soms pas met het verstrijken van de tijd op basis van voortschrijdend inzicht duidelijk wordt dat gegevens relevant zijn voor een medisch onderzoek.Vgl. Gezondheidsraad, ibidem, p. 64.
Moet, zoals de Gezondheidsraad voorstaat, met het oog op dit aan de (medische) wetenschap inherente fenomeen standaard voor lange bewaartermijnen worden gekozen?Gezondheidsraad, ibidem, p. 91
Aan beide situaties zijn uit oogpunt van informatiebeveiliging diverse voor- en nadelen verbonden.
De in het onderzoeksdossier opgeslagen gegevens vallen niet onder de omschrijving van artikel 7:454 lid 2 BW inzake het medisch dossier en maken daar dus geen onderdeel van uit. Ten aanzien van deze gegevens zal dus een specifieke, voor het betreffende wetenschappelijke onderzoek noodzakelijke bewaartermijn moeten worden vastgesteld. ‘Betreffende’; met name uit artikel 7:458 lid 1 sub b. en lid 2 sub b. BW komt naar voren dat artikel 7:458 BW geen vrijbrief vormt om patiëntgegevens voor wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de volksgezondheid in het algemeen – dus ook voor toekomstige onderzoeken - te verstrekken. De toets die op grond van de beide leden moet plaatsvinden, respectievelijk ‘aard en doel onderzoek’ en ‘het onderzoek kan niet zonder de desbetreffende gegevens worden uitgevoerd’ kan immers niet anders dan op een specifiek onderzoek betrekking hebben.Met dank aan collega Jantien Hovingh voor het meelezen en voor de kritisch vraag hierover.
De Richtlijn lijkt dit wel te impliceren maar zou hierover meer helderheid kunnen verschaffen.Gedragscode Gezondheidsonderzoek januari 2022, Stichting Commissie Regelgeving Onderzoek, COREON, p. 155 en 156.
Vervolgens wordt verwezen naar de wettelijke bewaarregeling van artikel 7:454 lid 3 BW.Gezondheidsraad, ibidem, p. 94.
In de huidige tijd waarin gezondheidsgegevens voor internationaal wetenschappelijk onderzoek wereldwijd worden verstrektZie bijvoorbeeld Laura Bradford, Mateo Aboy, Kathleen Liddell, International transfers of health data between the EU and USA: a sector-specific approach for the USA to ensure an ‘adequate’ level of protection, Journal of Law and the Biosciences, Volume 7, Issue 1, January-June 2020, lsaa055, https://doi.org/10.1093/jlb/lsaa055
, zal in het kader van de informatie- en transparantieverplichtingen daaraan ook de nodige aandacht moeten worden besteed.Richtlijn, ibidem, p. 39.
Mijns inziens wordt terecht niet gesteld dat medische gegevens/ dossiers in zijn algemeenheid voor wetenschappelijk onderzoek geanonimiseerd mogen worden. Wanneer er eenmaal een juridische grondslag is - toestemming van de patiënt, of op grond van artikel 7:458 BW - om medische gegevens voor wetenschappelijk onderzoek te gebruiken, dan zullen deze inderdaad zo veel mogelijk geanonimiseerd moeten worden. Maar of in zijn algemeenheid, tijdens of op het einde van de bewaartermijn, medische gegevens voor wetenschappelijk onderzoek geanonimiseerd mogen worden, hangt af van het antwoord op meerdere vragen. Wordt met anonimiseren voldaan aan de opdracht om geneeskundige handelingen te verrichten? Vloeit uit de redelijkheid en billijkheid voort dat het (desondanks toch) mag of toch juist niet? Er zijn immers patiënten die op geen enkele wijze hun medewerking aan wetenschappelijk onderzoek willen verlenen. Zou er privacyrechtelijk gezien met betrekking tot het anonimiseren sprake zijn van verenigbaar verder gebruik zodat een nieuwe verwerkingsgrondslag niet vereist is? Of zou indien nodig een beroep gedaan kunnen worden op het gerechtvaardigd bedrijfsbelang van het ziekenhuis als verwerkingsgrondslag? Het voert te ver om daar nu op in te gaan, maar het zijn wel vragen die mijns inziens bij de totstandkoming van een apart bewaarregime voor wetenschappelijk onderzoek ook beantwoord moeten worden. Voor nu – in het kader van de EHDS zal een ander regime gelden - moge duidelijk zijn dat er sprake is van een risico voor patiënten en hulpverleners wanneer medische gegevens wel standaard, zonder toestemming van de patiënt of toepasselijkheid van artikel 7:458 BW worden geanonimiseerd voor wetenschappelijk onderzoek.Op grond van artikel 7:468 BW is het mogelijk om (in het kader van professionele richtlijnen) de geneeskundige behandelingsovereenkomst ten voordele van de patiënt in te vullen.
en dat de grondslag sowieso het goed hulpverlenerschap is. Het goed hulpverlenerschap brengt immers ook met zich mee dat de hulpverlener zich aan de voor deze geldende professionele standaard houdt en de Richtlijn maakt daar deel van uit.Artikel 7:453 BW.