Het Nederlandse kabinet ziet geen noodzaak om de wetgeving aan te passen om deepfakes te bestrijden naar Deens voorbeeld, waarbij burgers ‘copyright’ zouden krijgen op hun eigen gezicht en stem. Demissionair minister van Justitie en Veiligheid, Foort van Oosten, heeft dit standpunt bevestigd in antwoorden op schriftelijke vragen van de Tweede Kamer.
De vragen werden ingediend door de leden Van der Werf (D66), Six Dijkstra (Nieuw Sociaal Contract), Kathmann (GroenLinks-PvdA) en Michon-Derkzen (VVD) naar aanleiding van een bericht over de Deense aanpak.
Volgens het kabinet biedt het Nederlandse recht al een breed scala aan instrumenten om ongewenste deepfakes aan te pakken, zowel civiel-, straf- als bestuursrechtelijk. De minister stelt dan ook dat er geen aanleiding is om over te gaan tot aanpassing van wetgeving. Eerdere constatering op basis van WODC-onderzoek bevestigde al dat het wettelijk kader voldoende mogelijkheden biedt om onwenselijk gebruik van deepfaketechnologie te adresseren.
Het gebruik van auteursrecht op een stem of beeltenis om openbaarmaking te voorkomen, staat bovendien haaks op het kernidee van het auteursrecht, dat bedoeld is om de maker van een werk (letterkunde, wetenschap of kunst) in staat te stellen het werk te exploiteren.
Beschikbare juridische instrumenten omvatten:
• De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG): Deze is van toepassing bij de verwerking van persoonsgegevens, zoals gezichtskenmerken of stem, in deepfakes. Het maken of verspreiden van deepfakes zonder verwerkingsgrondslag, zeker met gevoelige (seksuele) content, is in de praktijk strijdig met de AVG.
• Strafrecht: Artikel 254ba van de Wet seksuele misdrijven (in werking getreden per 1 juli 2024) stelt het maken of verspreiden van seksueel beeldmateriaal zonder instemming strafbaar, ongeacht of dit door een persoon of AI is vervaardigd.
• Portretrecht: De Auteurswet (artikel 21) verbiedt de publicatie van een portret dat niet in opdracht is gemaakt (wat vaak het geval is bij deepfakes) als een redelijk belang van de geportretteerde zich tegen de openbaarmaking verzet.
Grote techbedrijven hebben de verantwoordelijkheid om illegale inhoud tegen te gaan. De Digitale Diensten Act (DSA) beoogt de verspreiding van illegale inhoud en systeemrisico’s aan te pakken. Zeer grote online platforms en zoekmachines zijn verplicht om risicoanalyses uit te voeren en passende maatregelen te nemen tegen systeemrisico’s, zoals schadelijke deepfakes.
Platformen kunnen al aansprakelijk worden gesteld als zij nalaten actie te ondernemen op meldingen van illegale content, mits aan de voorwaarden is voldaan. Als een platform systematisch tekortschiet in de afhandeling van meldingen, kunnen nationale toezichthouders of de Europese Commissie handhaven door bijvoorbeeld boetes op te leggen.
Het kabinet erkent de grote impact van deepfakes en online misbruik op slachtoffers. Er is echter kritiek van de stichting Stop Online Shaming dat de politie, justitie en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) "blijkbaar niet de capaciteit en prioriteit" hebben voor de aanpak van verspreiders.
Het kabinet wijst erop dat effectieve handhaving bemoeilijkt wordt doordat aanbieders van deepfake-websites vaak niet transparant zijn over hun identiteit, of niet in Nederland of zelfs niet in de EU gevestigd zijn.
Als ondersteuning voor burgers en effectieve handhaving ondersteunt het Ministerie van Justitie en Veiligheid het meldpunt Helpwanted van stichting Offlimits. Offlimits heeft op 15 juli jl. de status van betrouwbare flagger (Trusted Flagger) gekregen van de Autoriteit Consument en Markt (ACM), waarmee haar rol in het melden van illegale inhoud onder de DSA is geformaliseerd.
De beleidsreactie op het rapport ‘Online seksueel geweld’ van 21 maart 2025, waarin gereflecteerd wordt op de capaciteit en prioriteit van onder andere de politie en het Openbaar Ministerie (OM), wordt in het najaar verwacht