De Raad van State heeft op 3 september 2025 advies uitgebracht over de Uitvoeringswet verordening transparantie en gerichte politieke reclame. Het advies is op 8 september gepubliceerd.
De Europese verordening stelt regels voor politieke reclame, zowel offline, bijvoorbeeld in kranten, als online, zoals op sociale media. Ook zijn er regels voor zogenoemde targeting: het gericht tonen van politieke advertenties aan specifieke groepen. Het doel daarvan is om duidelijk te maken wie verantwoordelijk is voor de reclame, hoe die wordt betaald en hoe die bij burgers terechtkomt. Zo kunnen kiezers beter geïnformeerde keuzes maken en wordt toezicht eenvoudiger.
De uitvoeringswet regelt hoe dit toezicht in Nederland wordt georganiseerd. Het Commissariaat voor de Media krijgt hierin de hoofdrol, terwijl de Autoriteit Persoonsgegevens toezicht houdt op het gebruik van targeting. De Autoriteit Consument & Markt coördineert het toezicht op platforms en andere tussenpersonen, aansluitend op haar rol binnen de Europese Digital Services Act.
Volgens de Raad van State is de verordening van groot belang voor de democratische rechtsstaat. Zij raakt aan verkiezingen en kiesrecht, aan de vrijheid en diversiteit van de media, aan de vrijheid van meningsuiting en vereniging en aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Tegelijkertijd kan er spanning ontstaan. Politieke reclame is immers een vorm van vrije meningsuiting, maar moet tegelijk worden gereguleerd om de integriteit van het democratische proces te waarborgen. Het is daarom cruciaal om telkens een zorgvuldige balans te vinden en hierover ook publiek debat te voeren.
De Raad van State begrijpt dat de keuze is gemaakt om het Commissariaat voor de Media als toezichthouder aan te wijzen, maar vraagt de regering dit beter te motiveren. Daarnaast wijst zij erop dat de uitvoeringswet de ministeriële verantwoordelijkheid beperkt. Normaal gesproken kan een minister het beleid van toezichthouders sturen en daarover verantwoording afleggen aan het parlement. In dit geval wordt daarvan afgeweken, waardoor ook de parlementaire controle wordt ingeperkt. Volgens de Raad is de huidige motivering daarvoor onvoldoende, zeker omdat het gaat om gevoelige taken die raken aan de werking van de democratie.
Als de regering toch vasthoudt aan deze beperking, dan moet zij volgens de Raad duidelijk maken hoe publieke verantwoording over deze keuzes wél wordt vormgegeven. Daarbij is het belangrijk dat de discussie over de toepassing van de verordening niet beperkt blijft tot een juridisch-technisch debat, maar onderwerp wordt van bredere publieke discussie.
De Raad van State adviseert de regering om met deze opmerkingen rekening te houden voordat het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.