Hengelo is twee uur met de trein vanaf Den Haag. Bomen, rivieren en weilanden nemen steeds meer de plaats in van wegen en strakke hoogbouw. In Deventer stapt een groepje middelbare scholieren in en ik werp een laatste blik op de presentatie die ik gevraagd ben te geven over het WRR-rapport 'Voorbereiden op digitale ontwrichting'. In Hengelo loop ik tussen oude machinefabrieken door naar het Oyfo techniekmuseum, waar Trendbureau Overijssel haar jaarcongres organiseert.
auteur: Schrijvers, Erik
Volgens het WRR-rapport Voorbereiden op digitale ontwrichting zijn vitale processen in Nederland kwetsbaar voor problemen met de digitale systemen waarop ze inmiddels allemaal draaien. Preventieve maatregelen kunnen die problemen deels voorkomen. Maar daarnaast is aandacht nodig voor hoe voorbereid we zijn als het toch eens flink misgaat. Zo’n situatie noemen we in het rapport kortweg digitale ontwrichting. Het is daarbij niet zozeer de digitale wereld die ontwricht raakt, maar de maatschappelijke processen die daarmee zijn verbonden, zoals het betalingsverkeer, noodnummers als 112, of logistieke ketens, en daarmee belangrijke delen van de Nederlandse samenleving.
Na publicatie van een WRR-rapport volgt altijd een periode met lezingen en bijeenkomsten. Je kunt er je agenda meestal flink mee vullen. De afgelopen paar maanden ben ik dan ook op verschillende plekken geweest, zoals de villa van Anton Phillips in Eindhoven, de Jaarbeurs in Utrecht, De Nederlandse Bank in Amsterdam en de Eerste Kamer aan het binnenhof in Den Haag.
Lezingen en presentaties vervullen verschillende functies. Vaak zijn ze bedoeld om mensen op hoog niveau bij te praten. Meestal gebeurt dat op hun eigen verzoek, na media-aandacht voor het rapport of omdat hun organisaties betrokken zijn bij de kabinetsreactie. Maar soms ook dient mijn komst om een nieuw onderwerp een duwtje te geven, op een moment dat daar intern nog weinig aandacht voor is of andere zaken voorrang krijgen. Lezingen en presentaties zijn kortom een makkelijke, snelle en laagdrempelige manier om de relevante partijen te bereiken en hen te overtuigen dat ze met iets nieuws aan de slag moeten.
Terug naar de bijeenkomst in Hengelo, want elke bijeenkomst is anders, door de deelnemers en de vragen die ik krijg. Na onder meer de top van het leger, de inlichtingendiensten, het bedrijfsleven, de nationale politie en cybersecurityspecialisten, commissarissen van de Koning, directeuren van veiligheidsregio’s en dijkgraven bestaat mijn publiek nu vooral uit ambtenaren en politici uit Overijssel. Het congres, met als thema de omgang met een open en onzekere toekomst, wordt geopend door Adries Heidema, commissaris van de Koning van Overijssel. Cabaretier en oud-politicus Patrick Nederkoorn zorgt voor de afsluiting.
Het Oyfo techniekmuseum is een passende locatie, waar de relicten van de vorige technologische revolutie keurig in het gelid staan opgesteld. Ik loop tussen de stoommachines, grote elektrische apparaten en verouderde telecommunicatieapparatuur door naar de grote zaal waarin ik mijn presentatie zal houden. De opstelling in het museum toont wel hoe onvoorspelbaar en snel technologische ontwikkelingen zijn. Ik open mijn presentatie daarom met de observatie dat het risico van digitale ontwrichting een jaar of tien geleden nog nergens op de agenda stond, omdat de digitalisering eenvoudigweg nog minder vergevorderd was.
In de huidige digitaliserende wereld verschuift de macht op cruciale onderdelen naar een paar grote technologiebedrijven. Behalve burgers zelf zijn ook de organisaties waarmee zij in het dagelijkse leven te maken hebben, zoals waterbedrijven, luchtvaartmaatschappijen en de overheid, steeds meer afhankelijk van die bedrijven. De vraag is hoe wenselijk dat is, want het leidt tot steeds minder de ruimte om zelf te kiezen hoe de samenleving in te richten en prioriteiten te stellen bij de aanpak van problemen.
Presentaties zoals die in Hengelo voor het Trendbureau Overijssel zijn zeker geen eenrichtingsverkeer – ze leveren vaak nieuwe vragen en inzichten op. Een terugkerende vraag is bijvoorbeeld wat burgers kunnen doen om zich beter op digitale ontwrichting te kunnen voorbereiden. Die vraag stelde ook de pers al bij de publicatie van het rapport. Maar een antwoord daarop is niet gemakkelijk te geven, omdat de maatschappelijke verhoudingen door digitalisering zo aan het schuiven zijn geraakt. Bij klassieke rampen als overstromingen of aanslagen weten burgers elkaar meestal snel te vinden en zeker in de eerste uren kunnen zij zich uitstekend redden. Daarna is het de beurt aan organisaties – publiek en privaat – en die hebben vaak meer tijd nodig om adequaat te reageren.
In de huidige digitaliserende wereld verschuift de macht op cruciale onderdelen naar een paar zeer grote technologiebedrijven. Behalve burgers zelf zijn ook de organisaties waarmee zij in het dagelijks leven te maken hebben, zoals waterbedrijven, luchtvaartmaatschappijen en de overheid, steeds meer afhankelijk van die bedrijven. De vraag is hoe wenselijk dat is. Want het verkleint de ruimte om zelf keuzes te maken over hoe de samenleving in te richten of prioriteiten te stellen bij de aanpak van problemen. Deze inperking van de keuzevrijheid speelt ook bij het nieuwe project waaraan ik inmiddels werk, over artificiële Intelligentie en publieke waarden. In dit project denken we na over de macht van technologiebedrijven en het versterken van de positie van burgers om problemen en misstanden aan te kaarten.
Met de kwetsbare positie van burgers in een digitaliserende samenleving in gedachten, reis ik aan het einde van de avond weer naar huis. Het openbaar vervoer, internet en mijn apps werken zonder haperen.
Dit artikel is ook te vinden in het dossier Digitale transformatie
bron: Open Overheid