Het internet heeft ons steeds meer in de greep, zowel in ons dagelijks handelen als waar het onze persoonlijke data betreft. De roep om een betrouwbare digitale plek neemt toe, een logische taak van de overheid. Tegelijkertijd constateren we dat deze overheid nog sterk achterloopt in de digitale wereld en soms ook moeite heeft de kennis op peil te krijgen en te houden. Wij zien een belangrijke rol weggelegd voor de overheid, maar daarvoor is vernieuwing nodig. Wat dat betekent leggen we uit in deze tweedelige serie.
Voor mensen die van veranderingen houden, vormen de afgelopen twee decennia zeer inspirerende tijden. Niet eerder werd ons dagelijks leven in zo’n korte tijd zo fundamenteel anders ingericht als met de komst van de digitalisering. Positief gesteld: de digitalisering heeft enorm bijgedragen aan de verbetering van de informatiepositie van iedereen. En het internet heeft voorheen onmogelijke verbindingen tussen mensen tot stand gebracht: van groepjes van oud-leerlingen van een school tot Skypen met iemand in Nieuw-Zeeland. Nederlanders zijn altijd koploper geweest in deze digitalisering en hebben het internet ferm omarmd. Uit een recente publicatie van het CBS blijkt dat in 2015 Nederland tot de top drie behoorde van Europese landen waar het digitale vaardigheden betreft. Deze toegang en vaardigheden geven Nederlanders de mogelijkheid zich over alle thema’s uitvoerig te informeren. En nu de overheid nog! Die loopt bepaald niet voorop en moet de budgetten vooral gaan besteden aan echte innovatie en meer lef tonen.
De fundamentele invloed van digitalisering zien we overal om ons heen; Bijna 90 procent[1] van alle Nederlanders heeft een smartphone op zak, er is een sterke toename van het aantal postpakketten door online winkelen en het aantal toeristen dat via Airbnb onze steden bezoekt, groeit steeds harder. Het is wachten op de intrede van zelfrijdende auto’s in het straatbeeld. Inmiddels zijn we gewend aan de mogelijkheden die deze fase van digitalisering ons biedt, maar we zien dat alweer een volgende grote stap is gezet met het ontstaan van The Internet of Things IoT).
The Internet of Things refereert aan de situatie dat door mensen bediende computers (desktops, tablets, smartphones) in de minderheid zijn op het internet. De meerderheid van de internetgebruikers bestaat in deze visie uit semi-intelligente apparaten, zogenaamde embedded systems. Alledaagse voorwerpen worden hierdoor een entiteit op het internet. Zij kunnen communiceren met personen en met andere objecten en op grond hiervan autonome beslissingen nemen[2]. De WRR spreekt in de publicatie De robot de baas in dit geval van het Internet of Robotic Things[3]. En stelt: ‘Het internet wordt als het ware uitgebreid met zintuigen (sensoren) en handen en voeten (actuatoren), en dankzij machineleren en kunstmatige intelligentie wordt het internet ook slim’[4]. Deze ontwikkeling vindt overal plaats, ook in uw huis, bijvoorbeeld met de slimme thermostaat en koelkasten die u vanaf een smartphone kunt bedienen of instellen.
Een nog grotere impact op ons dagelijks bestaan heeft het Internet of Things wellicht op het gebied van mobiliteit, met onder meer zelfrijdende auto’s. Daarnaast biedt het ook grote kansen voor de arbeidsmarkt. Eric Mamer, Directeur Compėtitivité & Semestre Européen, DG GROW bij de Europese Unie, benoemt dit in zijn Keynote introduction als volgt: ‘With the advent of the Internet of Things this shift will accelerate. Entirely new kinds of jobs, and challenges, are being developed that didn’t exist fifteen, ten or even five years ago’[5]. Deze ontwikkeling vraagt dus net als de komst van internet(winkels) om een adaptief karakter bij bestaande bedrijven, de overheid en organisaties. Dat geldt zeker zo zeer voor het onderwijs en competentieontwikkeling.
Veel is al geschreven over de impact van alle digitale mogelijkheden op ons dagelijks leven. Trendwatchers voorspelden de enorme gevolgen voor mobiliteit en kantoren. Doordat het mogelijk werd om 24/7 je werk plaatsonafhankelijk te doen, was de voorspelling dat kantoren tot het verleden zouden gaan behoren en zich een enorme reductie van forensenverkeer zou voordoen. Uit metingen van de filedruk blijkt echter dat deze voornamelijk verband houdt met de conjunctuur. In tegenstelling tot de voorspellingen is de filedruk de afgelopen drie jaar sterk toegenomen, in het eerste kwartaal van 2018 bijvoorbeeld met 25 procent ten opzichte van 2017[6].
Hetzelfde beeld geldt voor kantoorruimte. Op de piekdagen maandag, dinsdag en donderdag is het onverminderd druk op de Nederlandse kantoren, het totaal volume aan kantoorruimte in Nederland is sinds 2007 zelfs min of meer stabiel te noemen en schommelt rond 50.000.000 m2[7].
Ondanks de geboden mogelijkheden zien we in de praktijk dat we bepaalde sociale en professionele conventies prefereren boven digitale mogelijkheden. Het aanwezig zijn bij een overleg via skype of andere digitale mogelijkheden wordt nog altijd minder geaccepteerd en geprefereerd dan het fysiek aanwezig zijn. Ondanks technische mogelijkheden wegen we dus als burgers en professionals nog aan de hand van pre-digitale en digitale conventies af hoe we handelen, al naar gelang wat we op dat moment en in dat geval het meest passend vinden. Deze kritische houding wordt in de toekomst van groter belang.
Het internet heeft grote impact gehad op de wereldeconomie, voornamelijk waar handel plaatsvindt. Die is namelijk verplaatst van de winkel naar het internet. Overigens zijn de economische pijlers, zoals wel verondersteld werd, niet wezenlijk veranderd door de komst van het internet. Het idee was dat zelforganisatie en een sociale economie zouden ontstaan en bedrijven zijn ook wel via die stroming gestart. Maar in de praktijk zien we dat ook deze initiatieven in de kern gedreven worden door omzet en winst, waarbij het maatschappelijk element verdwijnt. Een treffend voorbeeld hiervan is Airbnb. Dit platform leek bij de lancering voornamelijk maatschappelijk gedreven te zijn. Burgers werden in staat gesteld hun kamer of huis ter beschikking te stellen aan anderen en ook elders gebruik te maken van een breed scala aan woonruimte voor zeer beperkte prijzen; een sociaal initiatief.
In de praktijk blijkt dat het bedrijf gewoon uit is op winst en zich niet lijkt te bekommeren om de maatschappelijke effecten van het systeem, zoals overlast, impact op woonwijken die veranderen in hotelwijken en het ontlopen van toeristenbelasting. Gemeenten over de hele wereld bundelen hun krachten nu om gezamenlijk te kunnen optreden tegen AirBnB. Saillant detail is dat een deel van de samenleving net zo makkelijk meewerkt aan dit initiatief als een ander deel het afwijst.
Het zijn dus met name de technologische mogelijkheden die ons handelen structureel veranderd hebben, zonder dat direct de wereldorde erdoor veranderd is. Wat echter wel fundamenteel is veranderd, is de mate waarin we controle hebben over onze eigen privacy. Door het direct dan wel indirect plaatsen van persoonlijke informatie online, geven we als het ware de controle over die informatie uit handen. De voorbeelden op dit vlak zijn legio, van de grote hack bij Sony, de mogelijke beïnvloeding van verkiezingen door posts op Facebook en het recente nieuws over het verkrijgen en misbruiken van miljoenen persoonsgegevens van Facebook door Cambridge Analytica. De complexiteit die zich hier voordoet is dat de democratische instituties op grote achterstand staan in technologische kennis en ontwikkelingen ten opzichte van de tech-professionals. Iets wat pijnlijk duidelijk werd tijdens het verhoor van de CEO van Facebook door de senatoren van het Amerikaanse Congres. De senatoren bleken wel zéér weinig kennis te hebben van diverse sociale mediavormen en de technologie daarachter. Dit speelt ook bij ons op nationaal niveau, zoals in het blog ‘Verhullende taal’ op iBestuur aan de orde wordt gesteld, naar aanleiding van een Rekenkamerrapport over ict[8]. En juist de democratische instituties zijn primair de hoeders van de bescherming van mensen en hun persoonlijke gegevens. In de traditionele, analoge wereld is dat adequaat geregeld, maar in de digitale wereld is de overheid zoekende naar haar rol. Hier loopt ze achter de feiten aan, ondanks de vele incidenten die zich op het vlak van privacy en persoonsgegevens hebben voorgedaan, lijkt het dat zij nog niet de krachtige rol pakt waar urgentie voor en behoefte aan is.
De kloof tussen de kennis van de tech-professionals en democratische instituties is zorgwekkend, aangezien fundamentele rechten van ons als burgers ter discussie komen te staan en niet gewaarborgd blijken. In veel gevallen heb je namelijk geen keuze om wel of niet jouw data en persoonlijke gegevens beschikbaar te stellen, zoals ook in een recent artikel in NRC Handelsblad wordt aangetoond. Het artikel gaat over de vraag hoe algoritmes ons beïnvloeden en welke impact ze ongemerkt op ons hebben. “Bijvoorbeeld, hoe booking.com je sneller een hotelkamer laat boeken. Hoe je in de Limburgse rimboe belandt als je braaf naar je Tomtom blijft luisteren. Hoe Google weet hoe lang je op een tafeltje moet wachten in een restaurant. Hoe Blendle je met algoritmes uit je bubbel probeert te halen…. Google gebruikt geanonimiseerde locatiegegevens van honderden miljoenen smartphones om drukte in winkels en restaurants te publiceren op Google Maps en in de zoekmachine. Het is een handige functie met één nadeel: ondernemers die huiverig zijn om bezoekdata of wachttijden met de buitenwereld te delen, kunnen niet onder publicatie uit. Ze maken opeens onderdeel uit van een systeem waarvoor ze zelf niet zouden kiezen[9].
De gevolgen die dergelijke algoritmes op ons hebben, zijn nog niet volledig bekend. Maar dat er vanuit de overheid scherp op geacteerd moet worden, is evident. In het bijzonder omdat het gaat om ethische vraagstukken als: mogen wij als burgers ongemerkt als digitaal proefkonijn worden gebruikt? En welke rechten hebben we als digitale personen? Het Rathenau Instituut stelt in een recente publicatie: ‘Is het moreel aanvaardbaar om het gedrag van mensen onbewust of onwetend te verbeteren?’ Het artikel bepleit dat we als burgers het recht moeten hebben om anoniem te blijven, om ons niet te laten meten, te analyseren en te laten coachen[10]. Het instituut waarschuwt ook dat door ict-gebruik sociale vaardigheden, zoals empathie, afbrokkelen. Het roept op om verder te kijken dan alleen het individuele instrumentele niveau en het als collectieve kwesties te benaderen. Hiervoor is krachtig handelen van de overheid cruciaal, want, zo stelt het instituut: ‘Individuen kunnen pas echt technologische burgers worden als ze zich beschermd weten door een optimaal ingericht governance-systeem. De volgende vier onderdelen zijn hierin cruciaal: 1) rechten en toezicht op naleving, 2) maatschappelijk debat, 3) politieke visie en 4) maatschappelijk verantwoord ondernemen’[11].
Een indrukwekkend pleidooi, wat ons bij de vraag brengt wat de rol en positie van de overheid is. Daarover meer in deel 2.
[1] CBS Internet; toegang, gebruik en faciliteiten, 2017
[2] https://nl.wikipedia.org/wiki/Internet_der_dingen
[3] WRR (2015), De robot de Baas, pag. 25.
[4] Idem
[5] http://eiil.net/three-industry-changes-caused-by-digitalisation/
[6] https://www.anwb.nl/verkeer/nederland/verkeersinformatie/filezwaarte
[7] Kantoren in Cijfers, NVM Business, pag 11.
[8] Zie: https://ibestuur.nl/weblog/verhullende-taal
[9] https://www.nrc.nl/nieuws/2018/04/05/de-formule-hoe-algoritmes-ons-dagelijks-leven-sturen-a1598375
[10] https://www.rathenau.nl/nl/wat-de-mens-over-biomedische-technologie-en-mensverbetering
[11] Idem
Dit artikel is ook te vinden in de dossiers Digitale transformatie en Internet of Things
bron: Platform O