Menu

Filter op
content
PONT Data&Privacy

0

Digitalisering van het onderwijs: een hulpmiddel of straf?

13 oktober 2022

Een digitale brug in tijden van crisis

Tijdens de lockdown bleek het overgaan op een online leeromgeving allesbehalve een kwestie van tijd te zijn. Scholen gingen massaal over naar een online leeromgeving, sneller dan we hadden zien aankomen. De fysieke les kwam zo plots in een heel ander daglicht te staan. Deze digitale transformatie heeft de volgende vraag opgeroepen: In hoeverre is de fysieke les eigenlijk nodig en waarom?

In een tijd van crisis, waarbij het onderwijs twee opties had - digitaal worden of stoppen - was het grijpen naar het digitale alternatief een logische stap. Zoals bij elke crisis, heeft de pandemie en de maatregelen waarmee deze gepaard ging, de onderliggende structuren van onze samenleving zichtbaarder gemaakt.

Met de snelle overgang op digitaal onderwijs werd de kansenongelijkheid in het onderwijs blootgelegd. Een mate van ongelijkheid, die verder gaat dan de toegang tot materiële middelen. Iemand die daar meer over kan vertellen is José van Dijck, hoogleraar Media en Digitale samenleving aan de Universiteit Utrecht. Van Dijck richt zich in haar onderzoek op ‘’de publieke waarden in de onlinewereld zoals toegankelijkheid, privacy en veiligheid, maar ook democratische controle, bijvoorbeeld door het effect van algoritmische sturing op de informatievoorziening, de pluriformiteit in de journalistiek of de inrichting van het onderwijs’’ (2).

‘’We zagen al kansenongelijkheid in het onderwijs’’, stelt Van Dijck. ‘’Tijdens de pandemie heeft deze zich versterkt, omdat een aantal kinderen thuis moest werken en zij ondervonden dat hun thuissituatie heel bepalend was voor de manier waarop zij digitaal ondersteund werden. Verschillen die toch al behoorlijk waren, werden door die digitale kloof, zowel door de materialiteit, dus de technologie die je thuis hebt, maar juist ook door die ondersteuning door ouders, zichtbaarder. Dan wordt het heel duidelijk dat we de kloof daarmee eerder vergroot dan verkleind hebben’’.

Hoewel er veel wordt gesproken over de rol van devices in het vergroten van de kloof tussen rijke en arme leerlingen (3), zijn deze digitale middelen vooral een weerspiegeling van de ongelijkheid in geletterdheid. De digitale ondersteuning die de transitie naar een online leeromgeving vereist is niet voor iedere leerling in Nederland vanzelfsprekend. ’’Als je niet geletterd bent, dus niet goed onderlegd bent in lezen en schrijven, kun je ook niet goed je digitale geletterdheid ontwikkelen, want dat is echt de basis voor wat daar verder nakomt’’, aldus van Dijck. Technologische middelen zonder gelijkheid in geletterdheid, maken de kloof onder ‘voldoende geletterde’ en ‘minder geletterde’ leerlingen dus extra voelbaar. Zo heeft de pandemie laten zien dat digitale onderwijsparticipatie direct ondergeschikt is aan de mate van geletterdheid onder leerlingen in Nederland en dat het rechttrekken van kansengelijkheid in het onderwijs daarom bij geletterdheid moet beginnen.

Digitalisering vormt dus geen kant-en-klaar bestrijdingsmiddel tegen de kansenongelijkheid op scholen. ‘’Er wordt vaak gedacht dat we technologie mooi kunnen inzetten om leerlingen die achterblijven een duwtje in de goede richting te kunnen geven. Maar dan vergeten we vaak dat juist die kinderen niet zozeer behoefte hebben aan digitale ondersteuning, maar juist aan persoonlijke ondersteuning van een docent of ouder. Het werkt dus soms dubbel bestraffend of achterstellend als je dat kind een adaptief leerprogramma toestuurt, van ‘doe dat maar zelf’; dat is dus precies wat dat kind niet kan’’, zegt Van Dijck.

Een dergelijke versterking van de al bestaande structurele onderwijsachterstand van bepaalde leerlingen, komt terug in de ‘sociale pijn’ waar onderwijssocioloog Iliass el Hadioui naar verwijst (4). Deze sociale pijn komt voor wanneer leerlingen geen aansluiting kunnen vinden tussen hun school-en thuisleven en hierdoor geen sense of belonging ervaren. Volgens El Hadioui, tevens de grondlegger van de Transformatieve School, een vernieuwend onderwijsprogramma in een multiculturele stedelijke omgeving, is het belang van fysieke begeleiding in het stimuleren van kansengelijkheid onder leerlingen, extra merkbaar geworden tijdens de lockdown.

Wat bleek is dat tijdens de fysieke les leerlingen op een positieve manier in de gaten worden gehouden. ‘’Als alle leerlingen in de klaslokalen zitten, dan wordt daar heel veel ‘gefixt’. Leerlingen die het even moeilijk hebben worden dan toch meegenomen, met de houding ‘als het vandaag niet lukt, lukt het morgen wel. Dus er is een soort intermenselijke dynamiek waarbij je elkaar in de gaten houdt, of iedereen wel meekomt. En dat is natuurlijk weggevallen tijdens de lockdown’’, aldus El Hadioui.

Naast de intentie voor begeleiding op maat middels de inzet van digitale middelen, blijkt ook de ‘illusie van een digitaal vervangingseffect’, waar José van Dijck naar verwijst, een stimulerende factor te zijn in de snelle digitale onderwijstransformatie. ‘’Digitalisering gaat ogenschijnlijk mensen vervangen, maar dat is een illusie, dat is helemaal niet mogelijk. Je kunt helemaal geen mensen vervangen, je hebt ook weer mensen nodig om die systemen te maken, ze te onderhouden. Het accent in professionalisering verschuift alleen van onderwijs naar technologie’’, aldus Van Dijck.

Ook als eventuele aanpak van het lerarentekort valt digitalisering van het onderwijs dus weg.

Een fysieke basis

Beide sprekers vinden dat de basis van het onderwijs fysiek moet zijn. ‘’Omdat mensen van vlees en bloed zijn en een bepaalde energie met zich meenemen, die in een fysieke ruimte een heel belangrijke rol speelt’’, deelt El Hadioui. Wél krijgen digitale middelen erkenning in hun potentie om bij te dragen aan de vermindering van mobiliteit en tijdsbesparing; zolang deze maar effectief zijn. ‘’Je moet zelf nadenken over wat past in je pedagogiek, wat past in je didactiek, wat past bij het schoolsysteem dat je wil overbrengen. Het is een deel van de professionalisering van de docent om hierin keuzes te kunnen maken ook in overleg met de school en collega’s. Daarbij moeten we niet alleen letten op wat wij doen met technologie, maar ook naar wat technologie doet met ons en welke (neven)effecten het heeft op de leerling’’, stelt Van Dijck.

De school van de toekomst

De pandemie heeft ruimte geboden voor reflectie en een re-evaluatie van het fysieke onderwijs, maar ook de effectiviteit van digitaal leren. Met de ‘Covid-kennis-en ervaring’ van vandaag hebben scholen zowel de mogelijkheid als de autonomie om te kiezen op welke manier zij digitalisering eventueel willen inzetten in hun onderwijscurriculum. Apparaten kunnen het gat tussen arm en rijk blijkbaar niet vullen, maar wel voor extra tijd en mogelijkheden zorgen. Wellicht vormt een kritische en reflectieve inzet van digitale middelen in het fysieke leercurriculum wel de sleutel tot een nieuw klaslokaal, waarbij meer tijd kan bijdragen aan meer gelijkheid in geletterdheid onder leerlingen in Nederland. Het doel: het helen van de wond van ongelijke geletterdheid onder leerlingen, in plaats van het streven naar een high-tech pleister.

Bronnen

  1. https://www.accouitgeverij.nl/content/de-digitale-versnelling-het-onderwijs-door-de-corona-crisis

  2. https://www.uu.nl/medewerkers/jftmvandijck

  3. https://www.imcweekendschool.nl/kansenongelijkheid-bestrijden-met-laptops

  4. https://www.verus.nl/actueel/nieuws/socioloog-iliass-el-hadioui-kansengelijkheid-gaat-ook-over-de-mindset-van

  5. https://www.kennisnet.nl/artikel/6627/iliass-el-hadioui-grondlegger-van-de-transformatieve-school/

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.