De recente zaak tussen de Data Privacy Stichting en Facebook laat zien dat regels over oneerlijke handelspraktijken (succesvol) kunnen worden ingezet voor privacyhandhaving. In Nederland bleef de inzet van dit ‘alternatieve’ kader vooralsnog wat achter, ook al is deze vorm van handhaving al sinds de komst van de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken in 2005 mogelijk. Misschien is de Facebook-zaak een voorbode voor de toekomst: zit privacyhandhaving met een beroep op de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken in de lift?