Menu

Filter op
content
PONT Data&Privacy

0

Privacyhandhaving via het consumentenrecht: the future is now?

De recente zaak tussen de Data Privacy Stichting en Facebook laat zien dat regels over oneerlijke handelspraktijken (succesvol) kunnen worden ingezet voor privacyhandhaving. In Nederland bleef de inzet van dit ‘alternatieve’ kader vooralsnog wat achter, ook al is deze vorm van handhaving al sinds de komst van de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken in 2005 mogelijk. Misschien is de Facebook-zaak een voorbode voor de toekomst: zit privacyhandhaving met een beroep op de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken in de lift?

24 mei 2023

Blog

Blog
 

Beroep op Richtlijn OHP in de Facebook-zaak

In de zaak tussen de Data Privacy Stichting (DPS), een collectieve actie-organisatie, en Facebook vroeg DPS een verklaring voor recht over de door DPS gestelde grootschalige schending van privacy- en consumentenrechten van Facebookgebruikers in Nederland in de periode 2010-2020. De zaak gaat feitelijk over de verwerking van persoonsgegevens voor advertentiedoeleinden door Facebook, terwijl dat in dit geval volgens de DPS – en nu bevestigd door de rechtbank Amsterdam – niet mocht. Heel kort gezegd oordeelde de rechtbank dat Facebook niet alleen in strijd handelde met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), maar dat ook sprake was van een oneerlijke handelspraktijk, zoals neergelegd in de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken (Richtlijn OHP) en in Nederland geïmplementeerd in het Burgerlijk Wetboek. En met name dat laatste is in mijn ogen interessant. De rechtbank oordeelt – wederom kort samengevat – dat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk nu Facebook haar gebruikers niet helder genoeg heeft geïnformeerd dat de persoonsgegevens die gebruikers aan Facebook verstrekken om toegang tot Facebook te krijgen mede worden gebruikt voor advertentiedoeleinden. Volgens de rechtbank is Facebook onvoldoende duidelijk geweest over haar bedrijfsmodel. Daarbij speelde naar het oordeel van de rechtbank mee dat Facebook haar dienst prominent als ‘gratis’ presenteerde. Ook het ‘wegstoppen’ van informatie over het gebruik van persoonsgegevens voor advertentiedoeleinden in het gegevensbeleid van Facebook droeg volgens de rechtbank bij aan die onduidelijkheid.

Voorbode voor de toekomst?

Wat betekent dit succesvolle beroep op de Richtlijn OHP door de DPS nu voor de toekomst? De uitspraak in de Facebook-zaak laat zien dat een beroep op de Richtlijn OHP in het kader van de (niet-transparante) verwerking van persoonsgegevens voor advertentiedoeleinden succesvol kan zijn. Daarmee kunnen betrokkenen, maar ook claimstichtingen in civiele procedures tegen partijen die persoonsgegevens verwerken voor advertentiedoeleinden mogelijk hun voordeel doen. Verder bestaat in Nederland een laagdrempelige vorm van zelfregulering van reclame in de vorm van de Nederlandse Reclame Code (NRC). De Reclame Code Commissie oordeelt na een klacht van een consument of concurrent of een bepaalde reclame-uiting in strijd is met de NRC. De NRC is grotendeels gebaseerd op de Richtlijn OHP en bevat een brede definitie van reclame. Zo zou de aanbieding van een ‘gratis’ socialmediadienst, waar feitelijk persoonsgegevens worden verruild voor toegang tot die dienst, ook na een klacht van een bezorgde consument of concurrent door de RCC in behandeling kunnen worden genomen.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.